Rijksoverheid
12 oktober 2010
Nadere reactie DSIA met betrekking tot de situatie van onteigende
Nederlandse ondernemers in Zimbabwe
Op 29 maart jl. ontving de voorzitter van uw vaste commissie voor Economische
Zaken een brief van de Dutch Small Investors Association (DSIA), waarin werd
ingegaan op de situatie van de onteigende Nederlandse ondernemers in
Zimbabwe. Deze kwestie heb ik met u besproken tijdens het AO Protectionisme
van 24 maart jl. Graag wil ik, zoals door uw Kamer verzocht, u op de hoogte
stellen van de laatste ontwikkelingen. De reden dat uw Kamer op dit moment een
antwoord ontvangt, heeft te maken met de zoektocht van de Nederlandse
regering naar een geschikte bemiddelaar.
In de brief wordt gevraagd om een 'inhoudelijke onderbouwing, analyse en
rationale' waarom er geen financiële oplossing door de Nederlandse staat kan
worden geboden. Om hier een antwoord op te geven, dient eerst stilgestaan te
worden bij de rol van de investeringsbeschermingsovereenkomst (IBO). Zoals ook
aangegeven in het AO van 24 maart jl. biedt de IBO een juridisch kader met
regels over de behandeling van investeringen, waarop investeerders rechtstreeks
een beroep kunnen doen. De IBO is echter geen verzekering. Onderdeel van het
ondernemersrisico van investeringen in opkomende markten en
ontwikkelingslanden is het politieke risico. Om dit risico te ondervangen, biedt
verzekeraar Atradius sinds 1969 namens de Nederlandse Staat ook een
investeringsverzekering aan voor de politieke risico's die gepaard gaan met
investeringen in het buitenland, waaronder oorlog, onteigening en
transferbelemmeringen. Onder deze verzekering kunnen ook opbouwende
boerenbedrijven worden verzekerd. De investeerders informeerden echter pas
naar de verzekering toen de landonteigeningen begonnen. Zoals ook bij andere
verzekeringen geldt, kan er geen verzekering meer worden afgesloten als er
sprake is van een aanzienlijk risico op schade.
In de brief van DSIA wordt ingegaan op enkele financiële mogelijkheden die er
zijn om een kostenneutrale en risicoloze oplossing te vinden voor het geschil. De
voorstellen van de DSIA gaan uit van financiering of overname van de claim door
de Nederlandse Staat. Ook de Zimbabwaanse overheid anticipeert hierop. Dit is
om twee redenen niet wenselijk. Ten eerste wordt Nederland directe schuldeiser
van Zimbabwe, waardoor Nederland bilateraal (en niet in Club van Parijs1!
verband) deze schuld zal moeten recupereren. Daarmee is dit geen risicoloze en BEB/IO / 10149584
kostenneutrale oplossing meer. Ten tweede speelt het 'free rider' probleem. Zo
zouden landen dan de claims in het kader van de Nederlandse IBO niet meer gaan
betalen om overname van de Nederlandse Staat te bewerkstelligen. Investeerders
zouden zich niet meer gaan verzekeren tegen politieke risico's als onderdeel van
het ondernemingsrisico bij investeringen in opkomende markten en
ontwikkelingslanden.
De IBO is altijd een zeer gewild instrument in opkomende markten en
ontwikkelingslanden, omdat het vertrouwen van de investeerders wint. Om te
zorgen dat dit vertrouwen in het instrument blijft bestaan, is het zaak dat de
Zimbabwaanse overheid betaalt. Dat is het gedeelde belang. De taak die voor de
Nederlandse overheid uit de IBO voortvloeit, is druk uitoefenen op de
Zimbabwaanse overheid om aan hun internationale verplichtingen te voldoen. De
Nederlandse overheid ondersteunt DSIA waar mogelijk in de dialoog met de
Zimbabwaanse overheid over mogelijke oplossingen. Graag wil ik u de laatste
stand van zaken daaromtrent schetsen.
Op 2 juli jl. heeft een hoogambtelijke delegatie van Economische Zaken een
gesprek gevoerd met de Zimbabwaanse ministeriële delegatie in Brussel en marge
van hun bezoek aan de Europese Unie in het kader van de politieke dialoog. De
Zimbabwaanse delegatie bestond uit minister Elton Mangoma van Energie
(voormalig minister van Economische Planning en Investeringspromotie), minister
Patrick Chinamasa van Justitie en minister Priscilla Misihairabwi!Mushonga van
Regionale Integratie en Internationale Samenwerking. Tijdens dit gesprek werd
door alle ministers nogmaals het recht op schadeloosstelling zoals door het ICSID
erkend. De behoefte bestaat bij de ministers om toenadering en een rechtstreekse
dialoog met de gedupeerde investeerders en de Nederlandse overheid.
Hoogambtelijk is aangegeven dat de Nederlandse overheid louter als facilitator
optreedt en niet de schulden op zich neemt. Volgens de ministers zou Zimbabwe
echter voorlopig niet in staat zijn om de schadeloosstelling te betalen, zolang er
onvoldoende economische groei is. Beide partijen gingen uit elkaar met de
conclusie dat een proces van toenadering en dialoog van groot belang is op dit
moment. Hierbij is een eerste stap van Zimbabwaanse zijde van belang.
In het AO van 24 maart jl. heb ik aangegeven DSIA en het proces te willen
ondersteunen door de aanstelling van een gezant. Er is een gezant bereid
gevonden en aangesteld. De gedupeerde Nederlandse ondernemers zijn als
belanghebbende volledig op de hoogte en betrokken. Uiteraard zal ik uw Kamer
informeren bij verdere ontwikkelingen.
(w.g.) Maria J.A. van der Hoeven
Minister van Economische Zaken