betrekking tot Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap
Kamerbrief met betrekking tot Verdrag inzake de rechten van personen met een
handicap
Kamerbrief | 11 oktober 2010
Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister van VWS, de reactie
aan op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van
13 september 2010, met kenmerk 2010Z12602/2010D34336, met betrekking
tot het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (New
York, 13 december 2006; Trb.2007, 69).
Bij brief van 15 februari 2010 (Kamerstukken II 2009/2010, 29 355, nr.
45) heeft de staatssecretaris van VWS de Tweede Kamer bericht over de
stand van zaken rond het verdrag. Hierin heeft zij aangegeven dat in de
voorbereiding van de parlementaire goedkeuring van het verdrag
nauwkeurig gekeken moet worden naar de verhouding van onze nationale
wetgeving tot het verdrag. Als voorbeeld werd het wetsvoorstel zorg en
dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten
genoemd.
Tevens moet afstemming plaatsvinden met Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
Ook voor deze landen geldt dat het in kaart brengen van de exacte
implicaties van het verdrag voor (de bestaande) wetgeving en
beleidsregels veel tijd vergt.
Er blijft uiteraard een breed gedragen wens het verdrag zo snel als
mogelijk te bekrachtigen. Betrokken ministeries zullen zich hiervoor
blijven inspannen. De voorbereiding is inmiddels zover gevorderd dat
snel na het aantreden van het nieuwe kabinet de formele
besluitvormingsprocedure met betrekking tot de wetgeving, nodig voor de
goedkeuring van het verdrag, gestart kan worden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Ministerie van Buitenlandse Zaken