Zaterdag 9 oktober 2010, 20:45u - Femke Halsema
Halsema: 'Godsdienstvrijheid is een individueel recht'
"Progressieve politici nemen veel te weinig ruimte in het debat over
godsdienstvrijheid. Ze laten zich in het defensief drukken door de
harde, dikwijls discriminerende taal van Wilders. Ons komt een taak toe
om in het gepolariseerde debat dat wij nu kennen de godsdienstvrijheid
te verdedigen. Dat betekent de vrijheid om te geloven zoals jij dat
wil, zonder beperkingen opgelegd door de staat", dat zei
GroenLinks-fractievoorzitter Femke Halsema vandaag tijdens haar lezing
in de Jacobikerk in Utrecht .
Volgens Halsema lijkt het alsof er maar twee smaken zijn in het debat.
Je bent anti- of pro-religie. Maar volgens haar is er een derde weg.
"Ik ben pro-religie noch anti-religie. Ik accepteer en respecteer
godsdienst in haar maatschappelijke verschijningsvorm. Ik respecteer de
behoefte van mensen om te geloven, om de Koran op hun nachtkastje te
hebben - zoals Tofik Dibi ooit tegen Wilders zei -, en ik voel me
geroepen om mensen in die behoefte te beschermen. Maar juist omdat ik
de godsdienstvrijheid serieus neem, kan en wil ik niet wegdeinzen voor
de intolerantie die, met name de meer orthodoxe Islam herbergt.", aldus
Halsema.
Halsema vindt dat progressieve politici meer moeten doen aan de
vrijheid van godsdienst dan de afgelopen jaren is gebeurd. "De
hartstocht die wij terecht aan de dag leggen om praktizerende
homoseksuelen toegang te geven tot het reformatorische onderwijs en
SGP-vrouwen tot de Kamer, moeten wij ook ten toon spreiden om
Islamitische homo's en vrouwen hun vrije keuzes te kunnen laten maken."
De lezing werd gehouden tijdens de conferentie 'Godsdienstvrijheid of
vrij van godsdienst?' georganiseerd door het Wetenschappelijk Bureau
GroenLinks, platform De Linker Wang, Eerste Kamerfractie GroenLinks en
de Amsterdamse studentenwerkgroep 'Religie en politiek'. Andere
sprekers waren onder meer Dick Pels (directeur van het wetenschappelijk
bureau van GroenLinks, Paul Scheffer (publicist), Sophie in 't Veld
(D66) en André Rouvoet (CU).
Over gewetensvrijheid
Lezing Femke Halsema, Jacobikerk Utrecht, 9 oktober 2010
Goedemiddag, dames en heren
Laat ik er maar geen geheim van maken dat ik dit een moeilijke
toespraak vind.
Spreken over godsdienstvrijheid en -kritiek is als het betreden van
een smal en met prikkeldraad omzoomd pad.
De gevoeligheden zijn groot - dikwijls spreek je over de diepste
overtuigingen en meest persoonlijke emoties van mensen, boosheid ligt
op de loer en ergernissen hopen zich snel op. Zeker voor een
niet-gelovige politicus zoals ik, stuit je al snel op het verwijt
'onvoldoende kennis' te hebben en 'niet te begrijpen' wat gelovigen
beweegt.
Toch is het spreken over godsdienst, ook voor politici, onvermijdelijk.
En in deze tijd zelfs noodzakelijk. En ik wil daaraan toevoegen dat ik
vind dat deze tijd met name progressieve politici - waartoe ik mijzelf
reken - dwingt tot het doen van uitspraken over de vrijheid van
godsdienst en de grenzen daarvan.
Dat is de stelling ook die ik hier wil verdedigen. Daartoe wil ik eerst
iets zeggen over de achtergrond van mijn partij en de traditie van
godsdienstkritiek waarin ik denk te staan. Daarna wil ik mijn plaats
bepalen in de lopende debatten over godsdienst, en in het bijzonder de
Islam.
Toen ik deze toespraak voorbereidde werd ik gewezen op een interview
met Bas de Gaay Fortman van enkele jaren geleden. In dat interview
blikt hij terug op zijn besluit om, als gereformeerde jongeman, in 1970
over te stappen van de ARP naar de PPR, een van de voorlopers van
GroenLinks.
In het interview noemt hij twee doorslaggevende redenen om zich los te
maken van de gereformeerde en verzuilde machtspolitiek van de ARP.
'Als eerste' zegt hij: 'Ik vond en vind dat je politiek niet moet
verbinden met geloofsbelijdenissen. Dat is slecht voor de politiek want
je haalt mensen uit elkaar die het met elkaar eens kunnen zijn. Ook zet
je mensen bij elkaar die het maatschappelijk gezien met elkaar oneens
zijn.' (Voor wie twijfelt aan het waarheidsgehalte van de verkramptheid
van confessionele politiek, moet misschien even terugdenken aan het
CDA-congres van afgelopen weekend)
Als tweede, zegt hij, verzette hij zich tegen het aanhoudende
kerkelijke gezag over het persoonlijke en maatschappelijke leven. In de
jaren zeventig maakten mensen zich los van de kerkelijke voorschriften
en leefregels, zonder hun geloof te willen verliezen. De PPR was 1 van
de belangrijke dragers van die nieuwe individuele geloofsvrijheid. In
de woorden van Bas de Gaay Fortman: 'de PPR brak door de verzuiling
heen, het was de eerste ontzuilde partij. D66 was weliswaar ook
ontzuild maar was, zeg maar, anti-religie. Dat gold niet voor de PPR.'
Zijn anekdote illustreert de sterke verbondenheid van de voorlopers van
GroenLinks met religie. Ook in de PSP, de CPN en de EVP waren veel
mensen actief die zich verzetten tegen de onvrijheid van de verzuiling,
die hun geloof vasthielden maar zich ook welbewust verbonden aan
seculiere politiek.
Ik weet dat ik als vers kamerlid op bezoek ging bij 'De linkerwang'
(het platform voor religie en politiek dat aan GroenLinks is verbonden)
om te praten over de euthanasiewet die ik als woordvoerder in de
Tweede Kamer behandelde. Het centrale en telkens terugkerende, voor mij
nieuwe woord in ons gesprek was 'gewetensdwang'. Er mocht en mag in ons
vrije land geen enkele vorm van gewetensdwang zijn. Dit betekent dat
geen mens mag worden afgehouden van zijn religieuze overtuigingen. Als
je door je religieuze overtuigingen bijvoorbeeld vervuld bent van een
diepe weerzin over euthanasie dan moet je daar ten alle tijde uiting
aan kunnen geven, en mag je je ook beschermd weten tegen de praktijk
van euthanasie. Tegelijkertijd kunnen religieuze overtuigingen anderen
- ongelovig en gelovig - niet afhouden van hun wens euthanasie te
erkennen en in hun eigen leven toe te laten.
Ik denk dat de leden van 'Linker wang' met hun opvatting van
godsdienstvrijheid en de vrijheid van gewetensdwang de belangrijkste
dragers zijn van een religie-opvatting die - ik denk - tot op de dag
van vandaag in GroenLinks opgeld doet. Dat is ook de opvatting waarbij
ik me het meeste thuisvoel.
Vrij naar Bas de Gaay, geldt voor mij dat godsdienstvrijheid in de
eerste plaats een individueel recht is. Elk mens in Nederland mag
geloven wat hij wil, hij mag het uitdragen, het kan een richtsnoer zijn
in zijn persoonlijke en maatschappelijke handelen, hij kan zijn of haar
leven er aan wijden.
De staat komt een belangrijke taak toe om deze individuele vrijheid te
beschermen.
Dat betekent dat de staat gelovigen moet vrijwaren van vernedering.
Let wel (zeg ik daar nadrukkelijk bij), vernedering is niet hetzelfde
als belediging, als het lasteren van God of het hard bekritiseren van
heilige boeken. Bij belediging komt de staat wat mij betreft geen taak
toe.
Vernedering betekent dat mensen vervolgd worden om hun geloof of
gediscrimineerd worden, bijv. op de arbeidsmarkt of in het onderwijs.
Simpel weg, wat mij betreft mogen mensen niet geweigerd worden in een
baan omdat ze streng gereformeerd zijn of bijvoorbeeld een kruisje of
een hoofddoek dragen. Zij moeten vrije toegang hebben tot het
bedrijfsleven, ze moeten vrije toegang hebben tot overheidsfuncties.
Beschermen betekent ook dat de overheid mensen actief in staat stelt om
te geloven. Dat betekent bijvoorbeeld dat de staat ouders de
mogelijkheid geeft (en blijft geven) om een school van hun eigen
denominatie te stichten, om hun kinderen naar bijzonder onderwijs te
sturen. Dat betekent ook dat er plek is voor geestelijke verzorgers
(predikanten en imams) in het Nederlandse leger, die soldaten -
bijvoorbeeld op missie in Afghanistan - kunnen bijstaan in nood.
De nadruk op godsdienstvrijheid als individueel recht, betekent niet
dat ik de behoefte van mensen aan kerkgemeenschappen onderschat. Ik
erken en respecteer ook de betekenis van kerken en moskeeen, voor
mensen persoonlijk en voor onze samenleving als samenbindend en
richtinggevend.
Ik respecteer ook dat mensen samen, in de uitleg van hun geloof tot
gedragsvoorschriften en leefregels komen, waaraan zij zich - in
vrijheid, zeg ik met nadruk - willen houden. Het verdient respect en
ruimte dat mensen samen eisen stellen aan het voedsel dat zij eten, dat
zij samen de Ramadan willen vieren, dat zij de zondag als rustdag eren
en dat zij behoefte kunnen hebben om zich af te zonderen, bijvoorbeeld
in Christelijke, Joodse en islamitische bejaardentehuizen (zonder,
echter, dat dit met uitsluiting gepaard gaat).
En ik vind dat ik - als seculier en progressief politicus - deze
fundamentele vrijheid van mensen (even fundamenteel als de bijvoorbeeld
de vrijheid van meningsuiting) heb te verdedigen.
Maar, hier hoort wel een maar bij. Ik zei nadrukkelijk dat ik de
godsdienstvrijheid beschouw als een individueel recht. En ik verwees
naar 'gewetensdwang', het woord dat ik bij 'De Linker Wang' leerde.
Of zoals Bas de Gaay het zo mooi verwoordde: 'Het kerkelijke gezag moet
zich niet beslissend ontfermen over het persoonlijke en
maatschappelijke leven'. De voorlopers van GroenLinks verzetten zich -
terecht - tegen de vele gedragsvoorschriften en leefregels die door het
kerkelijke gezag aan mensen werden opgelegd. Bijvoorbeeld: 'een
christen kan niet homoseksueel zijn', 'een christen pleegt geen abortus
of euthanasie, en keurt dit ook af als anderen het doen', 'een
christen behoort niet op zondag te werken'.
Godsdienstvrijheid betekent - wat mij betreft ook - dat geloof, het je
beroepen op god, niet mag leiden tot het veroordelen of uitsluiten van
andersdenkenden. Het mag er ook niet toe leiden dat gelovigen worden
bekneld in hun levensstijl of in hun hoogstpersoonlijke wijze van
geloven.
Simpelweg. Godsdienstvrijheid betekent juist dat je gelovige kan zijn
èn praktizerend homoseksueel op een reformatorische school. Het
betekent ook dat een jonge Islamitische vrouw, zonder hoofddoek, niet
vernederd mag worden of thuisgehouden omdat ze volgens islamitisch
gezag onrein zou zijn.
Je aard, je geslacht, je seksualiteit of je politieke voorkeuren mogen
je niet afhouden van je vrije geloofsbeleving. Zoals geloof geen grond
voor uitsluiting mag zijn, mogen je sekse of je seksualiteit dat ook
niet zijn.
Kortom. Vrije godsdienstbeleving verdient actieve bescherming. Waarbij
voor mij geldt: godsdienstvrijheid is een individueel recht. Het
collectief staat niet boven het individu. Kerk noch staat mogen mensen
dwingen te geloven, of hun geloof af te leggen.
Tot zover de theorie, nu de weerbarstige werkelijkheid.
Er groeit een meisje op in Nederland. Misschien woont ze bij mij om de
hoek, misschien bij u. Ze is een jaar of 13 en opgevoed in het
Islamitsche geloof. Van kleinsaf aan is ze gewend dat haar moeder haar
gesluierd, in djellaba en met hoofddoek naar school bracht. Ze heeft
geleerd dat als je varkensvlees eet, je naar de hel gaat, ze is gewend
bij haar moeder in de keuken te blijven als de mannen eten. Ze houdt
van de warmte en de feesten aan het einde van de Ramadan, ze houdt van
haar ouders en voelt zich veilig in haar omgeving. Nu ze begint te
puberen, slaat de twijfel toe.
Sinds kort moet ze een hoofddoek dragen als ze buiten komt; haar ouders
hebben haar verteld dat ze anders slecht en onrein is. Op school en op
straat voelt ze zich verscheurd. Ze voelt de agressie die haar
verschijning oproept, ze heeft verdriet omdat voor het geloof van haar
ouders weinig ruimte is. Maar ze aarzelt. Ze houdt van films, van
computerspelletjes en van R&B en begrijpt eigenlijk niet waarom die
voorliefdes haar tot een slechte moslim zouden maken. Ze vraagt zich af
of ze eigenlijk wel een moslim is en ze voelt zich te jong voor een
sluier. Ze wil net als de anderen zijn, maar ze verdedigt zich ook elke
dag tegen de oordelen van hen over haar ouders, over haar en over haar
geloof.
Ik denk dat er duizenden meisjes zijn in Nederland zoals zij. Ik heb
het voorbeeld niet willekeurig gekozen.
Terwijl ik deze theoretische verhandeling hield woedt er om ons heen
een hard debat over het wezen en de positie van de islam. Dat debat
trekt zich weinig aan van abstracte principes over godsdienstvrijheid
en gewetensdwang maar slingert heen en weer tussen de dagelijkse
ergernis van een zichtbare Islam in Nederland en de angst voor politiek
jihadisme in het westen.
Dit debat, aangezwengeld door Ayaan Hirsi Ali en Geert Wilders, geeft
veel progressieve en linkse politici een diep gevoel van ongemak. Het
leidt ook dikwijls tot verlamming.
Er lijken ook maar 2 smaken. Je bent anti-religie en dan wil je
godsdienst, ik bedoel natuurlijk de Islam, weren uit de publieke sfeer
en het liefst uit heel Nederland. Je bent pro-religie en dat betekent
in het gepolariseerde debat ook dat je een moslimknuffelaar bent en een
relativist die de sharia wil invoeren (dit is een vrije vertaling van
het werk van Wilders).
In dit debat is er voor een progressieve polticus die juist de
fundamentele vrijheden niet wil relativeren ( en dan bedoel ik de
godsdienstvrijheid en de vrijheid van expressie) weinig ruimte.
Nee, ik moet het anders zeggen.
Progressieve politici nemen veel te weinig ruimte. Ze laten zich in het
defensief drukken door de harde, dikwijls discriminerende taal van
Wilders. Ze laten zich verscheuren tussen de wens solidair te zijn met
een Islamitische minderheid die zich verdrukt voelt en het besef dat
binnen veel islamitisch geloofsgemeenschappen de positie van
minderheden (bijv. vrouwen en homoseksuelen) treurig is. Ze laten zich,
met andere woorden, in 1 van de twee posities drukken: pro-religie of
anti-religie.
Er is een derde weg.
Ik ben pro-religie, noch anti-religie. Ik accepteer en respecteer
godsdienst in haar maatschappelijke verschijningsvorm. Ik respecteer de
behoefte van mensen om te geloven, om de Koran op hun nachtkastje te
hebben - zoals Tofik ooit tegen Wilders zei -, en ik voel me geroepen
om mensen in die behoefte te beschermen.
Maar juist omdat ik de godsdienstvrijheid serieus neem, kan en wil ik
niet wegdeinzen voor de intolerantie die, met name de meer orthodoxe
Islam herbergt.
Laat ik het maar eens heel precies zeggen. Enige tijd geleden verscheen
er een onderzoek naar salafisme in Nederland. Daaruit bleek dat de
aanhang kleiner was dan vermoed en er geen rechtstreekse dreiging voor
de democratische rechtsstaat vanuit gaat. Er werd opgelucht ademgehaald
en iedereen ging over tot de orde van de dag. Dat is onterecht.
Hoewel de harde kern klein is, hebben veel salafistische, orthodoxe
opvattingen veel bredere steun in de Nederlandse Islamitische
gemeenschap. Dat zijn opvattingen over een theocratie, over de
gelijkwaardigheid van man en vrouw en van hetero's en homo's. Deze
opvattingen worden van bovenaf dwingend opgelegd en hebben grote
gevolgen voor de vrijheid van met name vrouwen en homoseksuelen.
Ik ben ervan overtuigd dat er in Nederland duizenden moslimvrouwen zijn
die - door Islamitisch gezag dwingend voorgeschreven en door vaders,
ooms en zonen trouwhartig nageleefd - te weinig bewegingsvrijheid
kennen. Daarbij helpt het niet dat ze meestal financieel afhankelijk
zijn (maar 7% van de allochtone vrouwen in Nederland is financieel
zelfstandig) en dikwijls laagopgeleid.
Voor deze vrouwen geldt dat een eerbaar leven zich voornamelijk binnen
de vier muren van hun huis afspeelt, dat zij ondergeschikt zijn aan de
man des huizes, dat hun zeggenschap in de opvoeding van de kinderen
beperkt is en dat er strenge voorschriften zijn ten aanzien van hun
kleding en gedrag.
Voor hun dochters geldt te vaak hetzelfde.
Natuurlijk erken ik dat er ook veel islamitische vrouwen zijn die in
volle overtuiging en vrijheid tot deze keuze komen, maar ik wil mijn
ogen er niet voor sluiten dat veel vrouwen zo leven omdat er voor hen
geen eerbaar alternatief is.
Voor mij als politicus, die zich verwant voelt aan Bas de Gaay Fortman
en de traditie van 'De Linker Wang' is dit niet aanvaardbaar.
Godsdienst is niet vrij als deze gepaard gaat met gewetensdwang en met
een groot aantal leefregels en voorschriften die moeten worden
nageleefd om respect van de geloofsgenoten te kunnen krijgen.
De Islam hoort bij Nederland, zij mag ook haar plek hebben in de
publieke sfeer. Moslims moeten er zeker van kunnen zijn dat zij niet
vernederd worden. Voorstellen voor een hoofddoekjesverbod in publieke
functies, of nog erger een verbod op de Koran, zijn onacceptabele
vormen van geloofsvernedering.
Maar even zo onacceptabel is het dat vrouwen (en mannen) vanuit hun
geloof gedwongen worden een leven te leiden dat strijdig is met alle
andere vrijheden en grondrechten die wij hoogachten: gelijkberechtiging
van man en vrouw, de vrijheid van expressie, de vrijheid van
geloofsafval.
Progressieve partijen komt een taak toe om in het gepolariseerde debat
dat wij nu kennen de godsdienstvrijheid te verdedigen. Dat betekent de
vrijheid om te geloven zoals jij dat wil, zonder beperkingen opgelegd
door de staat.
Ons komt ook de taak toe om de confrontatie te zoeken met die
gelovigen, die islamitische voorgangers, die gewetensdwang uitoefenen
op de minderheden in eigen kring.
Ik vind dat we dat meer moeten doen dan de afgelopen jaren is gebeurd.
De hartstocht die wij - terecht - aan de dag leggen om praktizerende
homoseksuelen toegang te geven tot het reformatorische onderwijs en
SGP-vrouwen tot de Kamer, moeten wij ook ten toon spreiden om
Islamitische homo's en vrouwen hun vrije keuzes te kunnen laten maken.
Dat betekent de inzet van politieke middelen en het aangaan van
maatschappelijke allianties. Dat betekent steun aan de Belgische
schooldirecteur die een hoofddoekjesverbod afkondigt voor minderjarige
scholieren omdat zij merkt dat de dominantie ervan leidt tot onvrijheid
en tot vertrek van andersdenkenden. Het betekent ook steun aan de
politie-agente in opleiding die trots is, zelfstandig èn gesluierd.
Uiteindelijk ligt mijn solidariteit als progressieve politicus niet bij
geloof of ongeloof. Het ligt bij het 13 jarige meisje bij mij om de
hoek. Welke keuzes zij ook gaat maken in haar leven - of zij een
overtuigde en misschien gesluierde moslima wordt, of zij besluit van
haar geloof af te vallen of een andere, middenweg zoekt -, het maakt
niet uit. Zolang zij die keuzes maar in vrijheid maakt. Zolang zij
maatschappelijke kansen en alternatieven krijgt aangereikt.
Als haar ouders haar dwingen om thuis te blijven en af te zien van een
carriëre, dan kunnen zij op mijn harde kritiek rekenen. Als Geert
Wilders en de zijnen haar willen verbieden te geloven, haar willen
verbieden een hoofddoekje te dragen, dan is mijn kritiek even hard.
Dank u wel
GroenLinks