Rijksoverheid
6 oktober 2010
Evaluatie van de Raad van Bestuur van de Nederlandse
Mededingingsautoriteit
Hierbij bied ik u, mede namens de minister van Verkeer en Waterstaat, het
onderzoeksrapport aan met betrekking tot de evaluatie van de doeltreffendheid en
de doelmatigheid van het functioneren van de Raad van Bestuur van de
Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: Raad).1 In deze brief schets ik de
achtergrond en opzet van de evaluatie, vat ik de conclusies en aandachtspunten
van de onderzoekers samen en ga ik in op de bestuurlijke reactie van de Raad, die
bij deze brief is gevoegd. Ook geef ik mijn visie op de evaluatie en de bestuurlijke
reactie. Conform mijn toezegging in het Algemeen Overleg over inkoopmacht van
8 april 20102 licht ik daarbij de toepassing van het misbruikverbod toe in de
context van inkoopmacht.
1. Achtergrond
Per 1 juli 2005 is de Raad ingesteld als zelfstandig bestuursorgaan (hierna: ZBO).
De wetgever heeft de Raad belast met taken op grond van de Mededingingswet,
de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet, de Wet Luchtvaart, de Wet Personenvervoer
2000, de Spoorwegwet, de Loodsenwet, de Tijdelijke wet mediaconcentraties en
de Wet op het financieel toezicht. Daarnaast houdt de Raad toezicht op de
naleving van EUregelgeving, te weten het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie binnen de grenzen zoals vastgelegd in Verordening 1/2003 en
Verordening 139/2004 en de specifieke verordeningen voor elektriciteit en gas
(Verordening 1228/2003 respectievelijk Verordening 1775/2005). De taken van
de Raad zijn tijdens de evaluatieperiode uitgebreid, bijvoorbeeld bij de invoering
van de Wet onafhankelijk netbeheer3 en de wijziging van de Mededingingswet als
gevolg van de evaluatie van die wet4. Artikel 5h van de Mededingingswet bepaalt
dat de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van de Raad elke
vijf jaar wordt geëvalueerd. De onderhavige evaluatie is de eerste sinds de
instelling en heeft betrekking op de periode 1 juli 2005 tot en met 30 juni 2010.
2. Opzet van de evaluatie
De evaluatie is uitgevoerd door adviesbureau Kwink Groep samen met de Faculteit
Techniek, Bestuur en Management van de TU Delft. De centrale onderzoeksvraag
was of de Raad in de evaluatieperiode zijn wettelijke taken doelmatig en
doeltreffend heeft vervuld en op een doelmatige en doeltreffende manier gebruik
heeft gemaakt van zijn bevoegdheden. De evaluatie betrof nadrukkelijk niet het
wettelijk kader op basis waarvan de Raad toezicht houdt. Hoewel het strikt
genomen gaat om de doeltreffendheid en doelmatigheid van de Raad als ZBO, is
waar nodig voor de beoordeling daarvan de ambtelijke organisatie van de NMa in
de evaluatie betrokken. Waar ik niet alleen op de Raad maar op de gehele
organisatie doel, verwijs ik in deze brief naar 'de NMa'.
Bij de doeltreffendheid is bezien in hoeverre het functioneren van de Raad de
gewenste effecten in de betreffende markten heeft gehad. Bij de doelmatigheid is
gekeken naar de wijze waarop de Raad zijn wettelijke taken heeft uitgevoerd, in
relatie tot de middelen die hij daarvoor heeft ingezet. Ook is het functioneren van
de Raad beoordeeld aan de hand van een aantal criteria voor goed toezicht:
transparantie, voorspelbaarheid, zorgvuldigheid, onafhankelijkheid, responsiviteit
en prioritering. Deze zijn ook gehanteerd in de evaluatie van de Onafhankelijke
Post en Telecommunicatie Autoriteit in 20095.
Het evaluatieonderzoek is in vijf fases uitgevoerd:
1. Documentenanalyse van onder meer eerdere evaluaties, NMa Agenda's,
jaarverslagen, jaarrapportages, interne protocollen, notulen van
bestuursvergaderingen, klachten en besluiten.
2. Interviews met (oud)leden van de Raad, medewerkers van de NMa,
marktpartijen, collegatoezichthouders in binnen en buitenland,
ministeries, advocaten en wetenschappers.
3. Opstellen van een conceptanalyse op basis van fases 1 en 2.
4. Toetsen van de conceptanalyse bij de Raad in het kader van hoor en
wederhoor en de begeleidingscommissie die de opzet en uitvoering van
het evaluatieonderzoek heeft begeleid.
5. Opstellen van het eindrapport.
3. Conclusies en aandachtspunten
Het evaluatieonderzoek maakt een onderscheid tussen taken op het gebied van
het algemene mededingingstoezicht en sectorspecifieke taken op het gebied van
energie en vervoer. Ook is onderzoek gedaan naar de samenwerkingsrelaties met
binnen en buitenlandse toezichthouders, opsporingsinstanties, departementen en
andere instanties, en enkele aspecten van de interne NMaorganisatie.
3.1 Conclusies algemeen mededingingstoezicht
Volgens de onderzoekers heeft de Raad de positieve ontwikkeling, die de
Algemene Rekenkamer in het rapport 'Toezicht op mededinging door de NMa'6 in
2007 al constateerde, verder doorgezet. Het onderzoeksrapport noemt ten
aanzien van de doeltreffendheid onder andere de volgende positieve punten:
* In 45 mededingingszaken zijn kartels bestraft en beëindigd. Clementie
was daarbij belangrijk; clementie speelde in 40% van de zaken een rol.
* De Raad heeft een aantal ongewenste concentraties voorkomen en
ongewenste effecten van concentraties voorkomen door remedies.
* Het aandeel verloren zaken in (hoger) beroep is afgenomen met 2030%.
* De doorlooptijden in kartel en misbruikzaken zijn aan het einde van de
evaluatieperiode verbeterd.
Op de volgende punten zijn volgens de onderzoekers nog verdere verbeteringen
mogelijk:
* Er is onder marktpartijen, bijvoorbeeld in de zorg, behoefte aan meer
transparantie over mogelijkheden voor samenwerking en
combinatievorming. De onderzoekers merken daarbij wel op dat de Raad
al veel investeert in voorlichting en dat deze behoefte oneindig groot kan
zijn en daarom niet volledig te bevredigen is.
* In misbruikzaken blijft de doeltreffendheid achter. In de evaluatieperiode
zijn geen sancties opgelegd; wel vond in één zaak alternatieve
handhaving plaats.
* Doorlooptijden in kartel en misbruikzaken kunnen verder worden verkort.
De onderzoekers zien aanwijzingen dat de doelmatigheid zich positief heeft
ontwikkeld: de Raad heeft verschillende maatregelen genomen met het oog op
doelmatigheid, zoals de zogenoemde "Tollgateprocedure" om minder kansrijke
zaken tijdig te stoppen, en de samenvoeging van de Directies
Concentratiecontrole en Concurrentietoezicht. Kwantitatieve uitspraken over de
doelmatigheid zijn niet mogelijk omdat de uitgevoerde onderzoeken zich - gezien
de uiteenlopende complexiteit - van jaar tot jaar moeilijk laten vergelijken.
3.2 Conclusies energie
Ook op het gebied van energie is volgens de onderzoekers een positieve
ontwikkeling doorgemaakt. Het toezicht heeft onder meer geresulteerd in een
verbeterde administratieve dienstverlening van energiebedrijven. De
reguleringssystematiek heeft bijgedragen aan het streven naar een betaalbare
energievoorziening. De sector twijfelt niet aan het bestaansrecht van de NMa. Ook
toont de Raad zich volgens de onderzoekers een adaptieve toezichthouder, die
zich bewust is van vraagstukken die met het oog op toekomstige uitdagingen op
het gebied van betrouwbaarheid en duurzaamheid moeten worden geadresseerd.
De doeltreffendheid van de Raad heeft zich op energiegebied positief ontwikkeld.
Volgens de onderzoekers is de juridische kwaliteit van zijn besluiten, en daarmee
het track record, verbeterd en is een balans gevonden tussen dialoog met de
sector en de vereiste onafhankelijkheid. Verdere verbetering is mogelijk door nog
transparanter te zijn richting de sector en door in sommige gevallen eerder met
onder toezicht gestelden in overleg te treden.
Ook wat doelmatigheid betreft heeft de Raad vooruitgang geboekt volgens de
onderzoekers. Waar mogelijk en wenselijk houdt hij toezicht volgens de high trust
benadering. Dat wil zeggen dat de Raad de middelen van de NMa daar inzet waar
de kans op overtreding het grootst is (risicogeoriënteerd toezicht). Verdere
stappen kunnen worden gezet door ondersteunende systemen slimmer in te
richten of door het verder ontwikkelen van relaties met onder toezicht gestelden.
3.3 Conclusies vervoer
Op vervoergebied zien de onderzoekers per subsector een ander beeld. In de
spoorsector wordt de NMa als een meedenkende partij gezien. Zij is in deze sector
doeltreffend geweest door haar grote rol in het vormgeven van non
discriminatoire toegang tot het spoor en in de transparantie over de
onderhandelbaarheid van de vergoeding voor het gebruik van het spoor. In het
loodswezen en de luchtvaart staat het toezicht van de NMa meer op afstand, wat
de samenwerking tussen de NMa en de onder toezicht gestelden op bepaalde
momenten onder druk kan zetten. Desondanks concluderen de onderzoekers dat
de Raad ook doeltreffend heeft gefunctioneerd, onder andere resulterend in lagere
tarieven en tariefvoorstellen. De onderzoekers vinden dat de Raad moet blijven
investeren in marktkennis om de voorspelbaarheid en consistentie van zijn
optreden te vergroten. Volgens de onderzoekers neemt de Raad hiertoe
maatregelen, zoals het opstellen van handboeken voor het toezicht.
Ten aanzien van de doelmatigheid concludeert het onderzoeksrapport dat de NMa
tijdens de evaluatieperiode een groeiend aantal taken met min of meer gelijke
personele bezetting heeft uitgevoerd. De Raad heeft een aantal maatregelen
genomen ter verbetering van de doelmatigheid, zoals het opstellen van
handboeken en het samenvoegen van de Vervoerkamer met de Energiekamer.
3.4 Conclusies samenwerkingsrelaties
Volgens de onderzoekers is de samenwerking van de NMa met nationale en
internationale toezichthouders, opsporingsinstanties, departementen en andere
instanties gedurende de evaluatieperiode gegroeid en meer structureel van aard
geworden. Zij stemt met andere organisaties af in gezamenlijke dossiers en deelt
mensen, middelen en best practices. Hierdoor doet zij ook kennis op van nieuwe
methoden en middelen. Voorts is zij actief in internationale samenwerking. Ook is
volgens de onderzoekers bij de NMa en mijn ministerie het begrip voor elkaars rol
gegroeid, mede als gevolg van een beter inzicht in de scheiding tussen het beleid,
dat tot mijn verantwoordelijkheid behoort, en de uitvoering daarvan door de NMa.
Hierop is door de NMa en mijn ministerie veel inzet gepleegd.
Dit alles heeft bijgedragen aan zowel de doeltreffendheid als de doelmatigheid van
het optreden van de Raad. Toch is op onderdelen volgens de onderzoekers nog
verbetering mogelijk. De samenwerkingsmogelijkheden met opsporingsdiensten
kunnen nog verder worden benut, omdat deze diensten voor de NMa een
belangrijke signaleringsfunctie kunnen vervullen. Ook zou het wederzijds begrip
tussen de NMa en andere organisaties verder kunnen worden vergroot door
informele contactmomenten, zoals presentaties en lezingen. Verder is er ruimte
voor een verdere verdieping van de samenwerking met andere toezichthouders
en departementen op strategisch niveau, en een beter benutting van de wettelijke
mogelijkheden om informatie uit te wisselen met bijvoorbeeld opsporingsdiensten.
3.5 Conclusies interne organisatie
De Raad heeft enkele organisatorische maatregelen genomen met het oog op de
verbetering van de synergie in de uitvoering van taken, borging van marktkennis
en het flexibel inspelen op veranderende capaciteitsvraag. In 2008 zijn de
Directies Concentratiecontrole en Concurrentietoezicht samengegaan in de nieuwe
Directie Mededinging (DM) en in 2009 zijn de Energiekamer en Vervoerkamer
samengevoegd in de nieuwe Directie Regulering Energie en Vervoer (DREV). Er is
veel aandacht voor de opleiding van medewerkers om hun marktkennis te
vergroten en te voorkomen dat medewerkers zich te veel vereenzelvigen met de
bedrijven en sectoren waarop zij toezicht houden ('regulatory capture').
Desondanks is volgens de onderzoekers op beide vlakken nog een slag te maken.
3.6 Algehele conclusies en aandachtspunten
De onderzoekers destilleren uit de deelconclusies drie algehele conclusies:
1. de Raad heeft een substantiële inspanning gepleegd ten behoeve van het
beter laten werken van markten. Het beeld is dat markten daardoor beter
zijn gaan werken;
2. de Raad heeft een aantal belangrijke maatregelen genomen die hebben
bijgedragen aan de verbetering van de doelmatigheid; en
3. de Raad is in staat gebleken de voordelen van samenwerking steeds meer
te benutten.
De onderzoekers benoemen ook acht aandachtspunten met aanbevelingen voor
verdere verbetering, namelijk om:
1. de mogelijkheden te bezien om op verzoek van ondernemingen en
brancheorganisaties vaker informatie te verstrekken over de toepassing
van de wet in specifieke gevallen;
2. de anticipatieeffecten en spontane naleving te vergroten;
3. de aandacht voor dialoog tussen de NMa en de markt bij de exante
regulering van de energie en vervoerssector te vergroten;
4. de NMa nadrukkelijker te profileren als een organisatie die ook andere
belangen dan alleen het mededingingsbelang kan wegen;
5. marktkennis te blijven ontwikkelen en onderhouden;
6. aandacht te besteden aan het verkorten van doorlooptijden;
7. outcomeberekeningen extern te laten uitvoeren, zodat het gezag ervan
kan toenemen en het Economisch Bureau meer ruimte krijgt voor de
economische onderbouwing van zaken; en
8. samenwerkingsmogelijkheden, met bijvoorbeeld opsporingsinstanties en
collegatoezichthouders, verder te benutten.
4. Bestuurlijke reactie NMa
Ik heb de Raad verzocht om een reactie op het onderzoeksrapport. Deze heb ik
per brief van 15 september 2010 ontvangen. De reactie is als bijlage bij deze brief
gevoegd. De Raad geeft aan dat hij het geschetste beeld herkent en dat hij zich
kan vinden in de hoofdconclusies die worden getrokken. De Raad ziet hierin een
bevestiging dat zijn optreden in de afgelopen jaren effectief is geweest.
Voorts reageert de Raad op de aandachtspunten van de onderzoekers. De Raad is
zich bewust van het belang van transparantie (aandachtspunt 1) en dialoog met
de sector (aandachtspunt 3). De Raad doet al veel inspanningen om in de
behoefte aan inzicht in de interpretatie van de wettelijke normen te voorzien.
Vanwege de capaciteit die daarmee gepaard gaat, is de Raad kritisch over het
opvoeren van het aantal informele zienswijzen. Dit kan ten koste gaan van de
doeltreffendheid en doelmatigheid van zijn optreden. Daarom overweegt de Raad
om bij het geven van duidelijkheid meer accent te leggen waar dit de meeste
toegevoegde waarde kan genereren, namelijk sectoren in transitie, zoals de zorg.
Daarnaast zal de Raad, ter versterking van de dialoog met de markt, de
mogelijkheid bezien van rondetafelbijeenkomsten met het bedrijfsleven om
sectorspecifieke marktproblemen te bespreken in het licht van wettelijke normen
en reguleringskaders. Dit kan tevens de spontane naleving door het bedrijfsleven
van de mededingingswetgeving verder vergroten (aandachtspunt 2).
De Raad voelt zich gesteund door het aandachtspunt dat hij in zijn besluiten en
communicatie aandacht moet blijven besteden aan andere (publieke) belangen
dan mededinging (aandachtspunt 4), hoewel hij een rol voor de politiek ziet in de
borging van die belangen. Ontwikkeling van marktkennis (aandachtspunt 5) en de
verkorting van doorlooptijden (aandachtspunt 6) blijven aandachtspunten voor de
Raad. Hij geeft daarbij aan dat op beide punten al veel is gedaan, maar neemt de
verbetersuggesties van de onderzoekers ter harte. Wat betreft doorlooptijden
presteert de NMa in internationaal perspectief bovengemiddeld goed. De Raad
plaatst kanttekeningen bij de constatering dat de marktkennis tekort zou
schieten; haar track record voor de rechter ondersteunt die constatering niet.
Tot slot zal de Raad bezien of hij outcomeberekeningen extern kan laten
valideren (aandachtspunt 7) en of de mogelijkheden tot samenwerking met
andere organisaties, zoals opsporingsinstanties en collegatoezichthouders, beter
kunnen worden benut (aandachtspunt 8). Volgens de Raad belemmeren de
artikelen 90 en 91 van de Mededingingswet een efficiënt toezicht, omdat relevante
informatie die uit eigen onderzoek is verkregen vaak niet aan andere
opsporingsinstanties mag worden verstrekt.
5. Bevindingen kabinet
5.1 Bevindingen op het evaluatierapport
Ik ben verheugd over de positieve indruk van de onderzoekers van het optreden
van de Raad. Ik herken hun beeld dat de inspanning, die de Raad heeft gepleegd
om markten beter te laten werken, doeltreffend is geweest en dat hij zich heeft
ingespannen om de doelmatigheid van zijn optreden te verbeteren. Bovendien
blijkt dat de Raad de mogelijkheden tot samenwerking met andere instanties
steeds beter is gaan benutten. Ik zie hierin een compliment aan de Raad voor zijn
functioneren in zijn eerste jaren als ZBO.
Tegelijkertijd onderschrijf ik de aandachtspunten die de onderzoekers benoemen.
Enkele daarvan hebben al eerder mijn nadrukkelijke aandacht gehad. Zo ben ik
naar aanleiding van overleg met de Tweede Kamer in mijn bevindingen op het
NMajaarverslag 2009 uitgebreid ingegaan op de verkorting van doorlooptijden7.
Ook het wegen van andere belangen dan mededinging komt daar aan de orde, net
als in mijn brief aan de Tweede Kamer van 22 juli 2010 over de herziene
richtsnoeren van de NMa voor de zorgsector8. Op een aantal aandachtspunten van
de onderzoekers ga ik hieronder nader in. Waar ik als beleidsverantwoordelijk
minister kan bijdragen aan de opvolging van de aandachtspunten, geef ik aan hoe
ik dat zal doen.
De Raad besteedt vooral in sectoren in transitie veel aandacht aan het vergroten
van de transparantie richting het bedrijfsleven (aandachtspunt 1). Hij
onderstreept dit met zijn voornemen om te onderzoeken of de inspanningen met
betrekking tot het geven van transparantie aangevuld kunnen worden met
rondetafelbijeenkomsten. Ik ondersteun dit initiatief. Net als de Raad wijs ik er
evenwel op dat extra aandacht voor transparantie en dialoog met het
bedrijfsleven (aandachtspunt 3) een beslag legt op de gelimiteerde middelen die
de NMa ter beschikking staan. Die middelen kunnen dan niet worden ingezet voor
de andere taken van de Raad. Er zal derhalve een goede balans moeten blijven
bestaan tussen verdere vergroting van de transparantie en dialoog enerzijds en de
onderzoeks en handhavingstaken van de Raad anderzijds.
Bij de vergroting van anticipatieeffecten en spontane naleving (aandachtspunt 2)
heb ik als minister zelf ook een verantwoordelijkheid. Behalve via maatwerk in de
communicatie van de NMa naar de markt, zoals de onderzoekers terecht stellen,
kan spontane naleving worden bereikt door de preventieve werking van het
mededingingsbeleid te vergroten. In dat licht kan gedacht worden aan het in
voorbereiding zijnde wetsvoorstel waarmee de Mededingingswet ook
strafrechtelijk zal kunnen worden gehandhaafd. Ook de in 2007 geïntroduceerde
mogelijkheid voor de Raad om personen die feitelijk leiding hebben gegeven aan
overtredingen van de Mededingingswet te beboeten, vergroot de
afschrikwekkende werking. De Raad maakt van deze mogelijkheid gebruik, gelet
op de boetes die hij de afgelopen tijd heeft opgelegd aan individuele personen.
Voorts heb ik in 2009 de mogelijkheden om hoge boetes op te leggen verruimd9.
Ik verwacht dat dit de komende jaren vruchten zal afwerpen.
De onderzoekers plaatsen kanttekeningen bij de doeltreffendheid van de
handhaving van het misbruikverbod. Het vermoeden bestaat dat dit te maken
heeft met de economische complexiteit van een gemiddelde misbruikzaak. Om
inzicht te krijgen in de oorzaken hiervan wil ik vervolgonderzoek laten doen. Op
basis van de uitkomsten daarvan kan worden bezien of maatregelen noodzakelijk
zijn om de doeltreffendheid van het misbruikverbod te vergroten.
Het lid Vos van de PvdA vroeg mij in het Algemeen Overleg van 8 april 2010 over
inkoopmacht10 om in mijn reactie op de evaluatie van de NMa de toepassing van
het misbruikverbod toe te lichten in de context van onrechtvaardige
handelspraktijken die aan inkoopmacht worden toegeschreven. De drempel voor
het aannemen van economische machtsposities zou te hoog zijn, waardoor
ondernemingen met een aanzienlijk marktaandeel onacceptabel marktgedrag
zouden kunnen vertonen zonder binnen de sfeer van het misbruikverbod te
komen. Daar kan ik het volgende over melden. Een economische machtspositie
bestaat als een onderneming zich onafhankelijk van andere actoren op de markt
kan gedragen: leveranciers, consumenten en concurrenten. Pas dan kan bepaald
gedrag van die onderneming de betreffende sector en de economie als geheel
schade toebrengen die het niveau van een individuele leverancier of concurrent
ontstijgt. Voor zulke situaties is het misbruikverbod bedoeld, niet voor andere
situaties waarin sprake is van inkoopmacht. Ik ga ervan uit dat ik de vraag van
het lid Vos hiermee afdoende heb beantwoord. Over de andere toezeggingen ten
aanzien van inkoopmacht die ik in het Algemeen Overleg van 8 april heb gedaan,
wordt de Tweede Kamer op korte termijn separaat geïnformeerd.
De onderzoekers bevelen aan om de NMa nadrukkelijker te profileren als een
organisatie die ook andere belangen dan mededinging kan wegen (aandachtspunt
4). Hoewel de NMa eerst en vooral toezicht houdt op mededinging, laten
wetgeving en rechtspraak haar de ruimte om daarbij rekening te houden met
andere belangen als kwaliteit, bereikbaarheid en doelmatigheid. Volgens de SER in
zijn advies "Overheid én Markt: het resultaat telt"11 heeft de politiek een rol om
dergelijke belangen te identificeren en te waarborgen. Dit gebeurt in wet en
regelgeving, zoals de Wet marktordening gezondheidszorg in de zorgsector, en
andere beleidsinitiatieven. Zo wordt gedacht aan het opzetten van een nationaal
kwaliteitsinstituut, dat de zorgsector zal aansporen om heldere kwaliteitsnormen
op te stellen en zo nodig onder eigen gezag normen zal opstellen indien
veldpartijen onvoldoende of niet tijdig hun verantwoordelijkheid nemen. Het is
mijns inziens echter niet mogelijk en wenselijk om de precieze rangorde en
weging van belangen volledig in wet en regelgeving vast te leggen. Waar de
politiek ruimte laat, kan de NMa in mededingingszaken, aan de hand van de
omstandigheden van de betreffende zaak, de afweging maken welk belang in casu
zwaarder weegt. Die afweging staat uiteraard open voor rechterlijke toetsing.
Ik onderschrijf ook dat aandacht moet worden besteed aan het verder verkorten
van doorlooptijden (aandachtspunt 6), een wens die vanuit de Tweede Kamer
eerder terecht is geuit12. Ik acht het van belang dat de NMa op dit punt in
internationaal perspectief bovengemiddeld goed blijft scoren. Echter, het verder
verkorten van doorlooptijden mag niet ten koste gaan van de zorgvuldigheid die
door de NMa wordt betracht, en van het track record. Bij de opvolging van dit
aandachtspunt moet derhalve goed over zulke consequenties voor de
doeltreffendheid en doelmatigheid van de Raad worden nagedacht.
Ik hecht aan de aanbeveling van de onderzoekers om outcomeberekeningen
extern te laten valideren door onafhankelijke deskundigen (aandachtspunt 7). Dit
heeft de Algemene Rekenkamer in het rapport 'Toezicht op mededinging door de
NMa'13 in 2007 ook aanbevolen. Externe validatie leidt in mijn ogen tot een
noodzakelijke vergroting van het gezag van deze berekeningen. Bovendien ben ik
het met de onderzoekers eens dat de toegevoegde waarde van het Economisch
Bureau ook zit in de economische onderbouwing en marktafbakening in zaken.
De onderzoekers bevelen ten aanzien van de samenwerkingsrelaties van de NMa
(aandachtspunt 8) een betere benutting van de wettelijke mogelijkheden van
informatieuitwisseling met andere instanties aan. Ik ben voornemens op dit punt
een stap verder te gaan. Samen met de Raad wil ik bezien of de wettelijke
mogelijkheden voor informatieuitwisseling kunnen worden verruimd, omdat ik
denk dat dit de doeltreffendheid en doelmatigheid van de Raad ten goede komt.
Ik constateer dat het wederzijdse begrip voor elkaars rollen tussen de NMa en
mijn ministerie volgens de onderzoekers is gegroeid, nadat ik de afgelopen jaren
de scheiding tussen beleid en uitvoering heb aangescherpt. Ik zie hierin
bevestiging dat de invoering van mijn goedkeuringsrecht ten aanzien van
uitvoeringsregels van de NMa in 200814, en de vervanging van de
uitvoeringsregels van de NMa ten aanzien van boeteoplegging en
clementieverlening door mijn eigen beleidsregels in 200915, de grenzen hebben
verduidelijkt waarbinnen de Raad in individuele gevallen slagvaardig en
onafhankelijk kan functioneren.
5.2 Bevindingen op de bestuurlijke reactie van de Raad
Met waardering heb ik kennisgenomen van de voornemens van de Raad om de
aandachtspunten van de onderzoekers op te volgen. Ik vertrouw erop dat de Raad
daarmee een verdere bijdrage zal leveren aan de doeltreffendheid en
doelmatigheid van zijn optreden. Ik zie zijn voorstellen voor concrete maatregelen
en activiteiten, naar aanleiding van de aandachtspunten, dan ook met interesse
tegemoet. Ik verwacht van de Raad dat hij zich daarbij rekenschap geeft van mijn
bevindingen op het evaluatieonderzoek en dat hij over de maatregelen en
activiteiten en de stand van zaken daarvan rapporteert in het NMa Jaarverslag.
Zelf zal ik hier ook aandacht aan besteden in mijn brief met bevindingen,
waarmee ik het NMa Jaarverslag elk jaar aanbied aan uw Kamer. Daarin zal ik ook
13 Kamerstukken II 20062007, 31 055, nrs. 12.
14 Artikel 13 van het Relatiestatuut EZNMa 2010 (Stcrt. 2010, nr. 12076). Na inwerkingtreding van de Wet van
29 april 2010 tot aanpassing van EZinstellingswetten aan de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (Stb. 2010,
nr. 208) per 1 januari 2011 zal het goedkeuringsrecht wettelijk zijn geregeld in artikel 5l van de Mededingingswet.
15 Staatsblad 2009, nr. 14079 en Staatsblad 2009, nr. 14078.
ingaan op mijn eigen maatregelen naar aanleiding van de aandachtspunten van
de onderzoekers.
(w.g.) Maria J.A. van der Hoeven
Minister van Economische Zaken