Rijksoverheid
Datum 4 oktober 2010
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de Kamerleden Van Gerven en
Leijten (beide SP) over de effecten van concurrentie tussen ziekenhuizen
(ingezonden 15 september 2010).
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Antwoorden op kamervragen van de Kamerleden Van Gerven en Leijten over de
effecten van concurrentie tussen ziekenhuizen.
(ingezonden 15 september 2010)
1
Kent u het rapport van het Centraal Planbureau (CPB) over de effecten van
concurrentie tussen ziekenhuizen? Zo ja, wat is u het meest opgevallen?
1
Ik heb kennis genomen van het rapport van het CPB. De volgende constateringen
vond ik het meest opvallend: (1) in de onderzoeksperiode (2004 , 2008) is het B,
segment geïntroduceerd waardoor alleen de eerste fase van introductie (2005)
goed te analyseren is, (2) de kwaliteit van zowel de proces, als
uitkomstindicatoren is in de onderzoeksperiode (2004,2008) significant verbeterd
(3) de introductie van competitie heeft hierbij een positief effect gehad op een
aantal procesindicatoren van kwaliteit.
2
Deelt u de constatering dat door de druk op de winstmarges, als gevolg van
concurrentie, ziekenhuizen gedwongen zijn om steeds strakker te plannen? Zo
nee, waarom niet?
2
De constatering deel ik ten dele. Als gevolg van toenemende concurrentie zullen
ziekenhuizen een grotere druk ervaren om efficiënter te werken en strakker te
plannen. Hoewel ik dat een positief effect vind, wil ik daar graag enige nuances
aan toevoegen. Ten eerste richt het onderzoek zich op datagegevens uit de
periode 2004,2008. Gedurende die periode is het B,segment in 2005 en 2008
respectievelijk uitgebreid tot 10% en 20%. De prikkel voor ziekenhuizen om te
concurreren op prijs en kwaliteit is daarmee toegenomen. Echter, mede gezien de
overgangsfase bij de introductie van B,segment DBC's en de rol van overloop
DBC's, kunnen de gegevens van 2008 nog niet een voldoende betrouwbaar beeld
verschaffen van het effect van concurrentie tussen ziekenhuizen. Zodoende is het
onderzoek gebaseerd op gegevens die verwijzen naar een beperkte competitieve
setting. Dus constateer ik dat de invloed van concurrentie op een strakkere
planning alleen naar 10% van de DBC's lijkt te verwijzen waarover ziekenhuizen
onderhandelen.
Ten tweede wil ik u erop wijzen dat in het rapport de noodzaak tot strakker
plannen hoofdzakelijk verwijst naar operatiekamers. Niet alleen de druk op
winstmarges dwingen ziekenhuizen tot strakkere planning op dat gebied. Ook de
arbeidsmarkt speelt een belangrijke rol in de OK,planning. Schaarste aan OK
personeel dwingt ziekenhuizen tevens tot strakkere planning.
3
Bent u van mening dat de negatieve effecten, te weten toename van decubitus,
toename van wachttijden voor acute heupoperaties bij 65+'ers en het vaker op
het laatste moment afgelasten van geplande operaties, hiermee samenhangen?
Wilt u uw antwoord toelichten?
4
Accepteert u de genoemde negatieve effecten? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u
doen om die effecten terug te draaien en te voorkomen dat zich verdere
verslechteringen voordoen?
3/4
Het CPB concludeert inderdaad dat er een significant verband bestaat tussen
concurrentie en de genoemde indicatoren. Ten aanzien van de toename van
decubitus geeft het rapport aan dat ziekenhuizen mogelijk niet dezelfde definitie
van decubitus hebben gehanteerd waardoor een vertekend beeld kan ontstaan.
Wat betreft de procesindicatoren wachttijden en afgelastingen van operaties,
ervaren de ziekenhuizen steeds meer druk om strakker te plannen. Op zichzelf
vind ik dit een goed teken zolang ziekenhuizen streven naar een optimale
bezetting van kostbare OK,capaciteit. Dat dit er incidenteel toe kan leiden dat
operaties in het kader van electieve behandelingen (wegens spoedsituaties)
afgelast moeten worden is te billijken, mits de kwaliteit van zorg hier niet onder
leidt. Of dat het geval is, is ter beoordeling aan de Inspectie voor de
Gezondheidszorg.
Overigens is een belangrijke constatering in het rapport dat de kwaliteit van de
meeste proces, en uitkomstindicatoren in de onderzoeksperiode (2004 , 2008) is
verbeterd. Deze positieve trend is ook aanwezig bij indicatoren voor decubitus en
wachttijden voor acute heupoperaties, en compenseert genoemde negatieve
effecten. De verbetering van de scores lijkt het effect te zijn van meer aandacht
voor kwaliteit van ziekenhuiszorg op de beleidsagenda, zoals de
kwaliteitsindicatoren van de Inspectie voor de Gezondheidszorg.
5
Bent u van mening dat de genoemde positieve effecten kunnen worden verklaard
door de wens van ziekenhuizen om 'klanten' aan zich te binden? Wilt u uw
antwoord toelichten?
5
Ziekenhuizen dienen uitsluitend te streven naar 'klantbinding' in de zin dat zij
kwalitatief goede zorg leveren en deze op een doelmatige en patiëntgerichte wijze
aanbieden. Juist intern beleid en investeringen van ziekenhuizen op deze gebieden
kunnen de tevredenheid van een patiënt over een ziekenhuisopname beïnvloeden.
6
Deelt u de constatering dat ziekenhuizen op kwaliteit gaan concurreren wanneer
de prijzen gereguleerd zijn, maar dat concurrentie bij vrije prijzen kan leiden tot
teruggang van kwaliteit? Zo nee, waarom niet? Zo ja, zou het dan niet verstandig
zijn de prijzen in het B,segment te reguleren in plaats van vrij te laten?
6
Deze constatering deel ik niet. Het beleid van afgelopen jaren is er op gericht om
ziekenhuizen te laten concurreren op prijs en kwaliteit, en een overgang mogelijk
te maken van aanbod, naar vraagsturing. De monitors van de NZa bevestigen dat
diverse maatregelen een positief effect hebben: in toenemende mate is er
aandacht voor kwaliteit gedurende de onderhandelingen voor het B,segment.
Bovendien tonen de uitkomsten van het CPB rapport aan dat in veel gevallen de
concurrentie tussen ziekenhuizen significant positief samenhangt met de kwaliteit
van zorg.
7
Bent u teleurgesteld door de constatering dat concurrentie tussen ziekenhuizen
vooral heeft geleid tot het schrappen van kosten door middel van snelle
bedrijfseconomische maatregelen, maar geen verbetering van de kwaliteit tot
gevolg heeft gehad? Wilt u uw antwoord toelichten?
7
De aanpak van de ziekenhuizen beschouw ik vooral als een positieve ontwikkeling.
Met deze maatregelen zetten zij namelijk een eerste stap richting het verbeteren
van kwaliteit. Het herstructureren en stroomlijnen van interne processen
bevordert immers de doelmatigheid. Dergelijke maatregelen hebben een positieve
invloed op de doorstroom van patiënten. Een belangrijk element daarin is
bijvoorbeeld dat de patiënt kortere wachttijden ervaren. Bovendien wordt
daarmee een relevante basis gelegd voor het ontwikkelen van ketenzorg.
8
Binnen welke termijn verwacht u de tot nu toe uitblijvende substantiële effecten
van de concurrentie? Wat is voor u de uiterste datum waarop concurrentie tussen
ziekenhuizen uw verwachtingen moet waarmaken?
8
Graag wil ik benadrukken dat de afgelopen jaren een start is gemaakt met de
invoering van vraagsturing, onder meer door middel van de introductie van
prestatiebekostiging. Zoals uit de NZa monitors blijkt, zijn de effecten van deze
maatregelen positief. Het is de bevestiging dat de juiste weg is ingeslagen om een
toekomstbestendige zorgsector te bereiken. Deze signalen bieden vertrouwen voor
de toekomst.