Rijksoverheid
1 oktober 2010
Motie van de leden Van Raak en Hennis-Plasschaert (929628, nr. 224)
Ik heb kennisgenomen van de motie van de leden Van Raak en Hennis-Plasschaert die op 28 september 2010 is aangenomen. Hierin vraagt de Kamer mij de korpschefs te informeren over de aangenomen motie waarin de regering wordt verzocht de invulling van de bezuinigingen op de politie te stoppen en hen te verzoeken de uitvoering van de bezuinigingen aan te houden tot de plannen van de nieuwe regering bekend zijn. Ik heb tevens kennisgenomen van het gevoel van urgentie betreffende deze kwestie dat in de Tweede Kamer leeft. Ik deel uiteraard het uitgangspunt dat de politie de gelegenheid moet worden gegeven haar taken goed te vervullen en onderken het belang van toereikende financiële en organisatorische kaders.
Zoals toegezegd tijdens het spoeddebat van 15 september 2010 is de korpsbeheerders namens mij in het korpsbeheerdersberaad van 17 september 2010 verzocht om binnen de begroting te blijven, maar geen maatregelen te nemen die de kwaliteit van de politiezorg treffen zoals het ontslaan van personeel of het verlagen van de sterkte onder de afgesproken sterkte.
Nu de motie van de leden Van Raak en Hennis-Plasschaert op 28 september 2010 is aangenomen zal ik de korpsbeheerders en korpschefs per omgaande informeren over de motie van het lid Van Raak (29628, nr. 212) zoals die in juni 2010 is aangenomen. Ik zal voor die periode de korpsbeheerders en korpschefs verzoeken geen maatregelen te nemen die afdoen aan de kwaliteit van de politiezorg zoals het ontslaan van personeel en het sluiten van bureaus. Dit geldt tot de plannen van een nieuw kabinet bekend zijn.
Bij de aanvang van een nieuwe kabinetsperiode zal meer duidelijk worden over de financiële kaders en wat die betekenen voor de financiële situatie van politiekorpsen. Het is aan de dan fungerende minister om over het nieuwe financiële kader overleg te voeren met de korpsbeheerders en de resultaten daarvan kenbaar te maken aan de politiekorpsen.
Ik hoop u hiermee voldoende ingelicht te hebben.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,