De Nederlandse Bank

Pensioenen vanuit macro-economisch perspectief

Nieuwsbericht

Datum 29 september 2010

Door de sterk gedaalde dekkingsgraden staat de Nederlandse pensioensector in het brandpunt van de belangstelling. Vandaag wil ik spreken over een aantal elementen uit de pensioendiscussies vanuit macro-economisch perspectief.

Pensioenfondsen moeten gewekte verwachtingen waar kunnen maken.

De verplichte deelname van werknemers aan pensioenregelingen vormt één van de pijlers van ons pensioenstelsel. Om de verplichte deelname te rechtvaardigen, mogen hoge eisen aan het pensioencontract worden gesteld. Pensioencontracten dienen transparant te zijn, zodat pensioendeelnemers weten waar zij op kunnen rekenen. Van pensioenfondsen mag bovendien verwacht worden dat ze de inhoud van het pensioencontract helder voor het voetlicht brengen. De bij de deelnemer gewekte verwachtingen moeten overeenkomen met wat het pensioenfonds realistisch gezien kan leveren.

De huidige pensioencontracten maken onderscheid tussen onvoorwaardelijke en voorwaardelijke rechten. In de meeste pensioencontracten vormen de nominale pensioenuitkeringen de onvoorwaardelijke rechten en de indexatietoeslagen de voorwaardelijke rechten. In de Pensioenwet is vastgelegd dat onvoorwaardelijke rechten in hoge mate zeker moeten zijn. Dit is iets anders dan volledig zeker. De recente publiciteit rond het voornemen van een aantal fondsen om te korten, illustreert dat de gewekte verwachtingen niet altijd corresponderen met wat pensioenfondsen kunnen verwezenlijken.

Lange tijd kon het premie-instrument ingezet worden om de beloofde zekerheid veilig te stellen. Tegenover elke gepensioneerde stonden immers relatief veel actieve deelnemers, zodat kleine premieverhogingen toereikend waren om financiële tegenvallers op te vangen. Daarnaast waren werkgevers bij dreigende tekorten vaak bereid om extra stortingen in de pensioenkassen te doen.

Deze gunstige omstandigheden zijn verleden tijd. Veel werkgevers hebben zich ontdaan van verplichtingen om bij te storten. Door de vergrijzing en de ontgroening is het verhogen van de premie bovendien veel minder effectief geworden bij gegeven pensioenleeftijd. Los daarvan liggen de pensioenpremies in Nederland vanuit internationaal perspectief al op een hoog niveau. De consensus onder sociale partners is dat een verdere structurele verhoging van de premies niet wenselijk is, onder andere met het oog op de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven. Nu het premie-instrument bot is en veel werkgevers niet meer willen bijstorten, worden het beleggingsbeleid en het risicobeheer van pensioenfondsen automatisch belangrijker om de beloofde zekerheid waar te kunnen maken.

De eerste vraag bij verstandig risicomanagement is of risico's te hedgen zijn. Nominale verplichtingen zijn in beginsel te garanderen door hiertegenover beleggingen met dezelfde looptijd en hetzelfde risico te stellen, het zogenoemde repliceren. De waarde van de beleggingen beweegt dan precies mee met de waarde van de verplichtingen, zodat de nominale pensioentoezegging altijd kan worden waargemaakt. Indien een pensioenfonds ervoor kiest de nominale verplichtingen niet volledig te repliceren, loopt het rente- en beleggingsrisico's. Het pensioenfonds dient in dat geval een buffer aan te houden om onverwachte tegenvallers op te kunnen vangen.

In deze benadering wordt de waarde van de verplichtingen bepaald door toekomstige pensioenuitkeringen contant te maken. De rente waarmee wordt gerekend, moet corresponderen met de beloofde zekerheid in het pensioencontract. Als een grote mate van zekerheid wordt geboden over de hoogte van het nominale pensioen, moet de waarde van dat pensioen worden berekend met de risicovrije nominale rente.

In pensioendiscussies wordt regelmatig gepleit voor het hanteren van een hogere rente of een disconteringsvoet die anticipeert op verwachte beleggingsrendementen. Maar het is een gevaarlijke denkfout te veronderstellen dat een gegeven pensioenregeling goedkoper wordt door riskanter te beleggen. Er zijn in de economie geen free lunches.

Als pensioenfondsen met een hogere rente willen rekenen, moeten sociale partners eerst naar de inhoud van de pensioencontracten kijken. Als dat gebeurt, kan vervolgens naar de rekenrente worden gekeken. Een hogere rekenrente past alleen bij pensioencontracten die meer risico's bij de deelnemers leggen en daarover transparant zijn.

Staartrisico's thans meer pregnant uit oogpunt van risicobeheer.

Hoe de economie zich zal ontwikkelen is per definitie onzeker. Macro-economische analyses richten zich te vaak op het midden van de verdeling in plaats van op de staarten. In het kader van risicomanagement is het echter niet zo relevant wat de meest waarschijnlijke renteontwikkeling of macro-economische ontwikkeling is, maar wat mogelijkerwijs kan gebeuren. Het is belangrijk voor een pensioenfonds in zijn beleid rekening te houden met verschillende scenario's en een stappenplan op te stellen met maatregelen voor het geval dat het desondanks in zwaar weer terechtkomt

Wij ondergaan momenteel de ernstigste financiële crisis sinds de jaren '30 van de vorige eeuw. Monetaire en budgettaire beleidsmakers hebben wereldwijd ingegrepen door middel van liquiditeitssteun, kapitaalinjecties, garantieregelingen en vraagstimulering. Dit zijn onconventionele maatregelen, die geleidelijk moeten worden afgebouwd. Dit maakt de huidige economische situatie `unusually uncertain' om met Ben Bernanke, de voorzitter van het Amerikaanse stelsel van centrale banken, te spreken. Om recht te doen aan de macro-economische onzekerheden moeten risicoanalyses zich richten op kansverdelingen met dikkere staarten dan gebruikelijk. [Grafiek 1: Gestileerde kansdichtheid met dikke staarten]

In de huidige macro-economische context is een langere periode met een lage rente niet uit te sluiten [Grafiek 2 Kapitaalmarktrente Nederland]. Eerdere financiële crises die een langjarig proces van deleveraging nodig maakten, denk bijvoorbeeld aan Japan, hebben laten zien dat de inflatie en de economische groei na een crisis langdurig lager kunnen zijn dan gebruikelijk was voor de crisis. Bij dit scenario past een lage rente. De Japanse renteontwikkelingen zijn daarvoor illustratief . Dit betekent dat het niet verantwoord is voor pensioenfondsen met grote dekkingstekorten om maatregelen onbeperkt uit te stellen.

Nederlandse overheid zou geïndexeerde obligaties moeten uitgeven, zodat pensioenfondsen inflatierisico's beter kunnen beheersen en indexeringsambities waar kunnen maken.

Een ander belangrijk element in het risicobeheer van pensioenfondsen is het inflatierisico. De inflatie is van belang omdat fondsen de ambitie hebben om pensioenen te indexeren. De koopkracht van de pensioenuitkering is tenslotte het enige wat telt voor een pensioengerechtigde.

Het risico van een langdurig lage rente dat ik zojuist heb besproken past in een scenario waarin de inflatie laag blijft. Indien de economische groei echter snel aantrekt, is ook een scenario met snel stijgende inflatie voorstelbaar, gelet op de ruime beschikbaarheid van liquiditeiten. Uiteraard zal de ECB gezien haar doelstelling - het realiseren van prijsstabiliteit op middellange termijn - in dat geval de inflatie met het monetaire beleid willen beteugelen. Dit laat onverlet dat een hogere inflatie een tweede staartrisico vormt waar pensioenfondsen mee kunnen worden geconfronteerd.

Pensioenfondsen zijn daarom gebaat bij mogelijkheden om zich in te dekken tegen inflatierisico's. Beleggingen in aandelen, grondstoffen en vastgoed bieden weliswaar enige bescherming tegen inflatieschokken, maar geen volledige bescherming. Inflatiegerelateerde obligaties doen dat wel. De markt voor dergelijke obligaties heeft echter een beperkte omvang, doordat slechts een klein aantal landen waaronder de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk ze uitgeeft. Daar komt bij dat de prijscompensatie die bijvoorbeeld Amerikaanse geïndexeerde obligaties bieden, afgeleid is van de Amerikaanse inflatie. Deze loopt niet synchroon met de Nederlandse inflatie. Nederlandse pensioenfondsen kunnen zich met Amerikaanse geïndexeerde obligaties dan ook slechts gedeeltelijk tegen binnenlandse inflatieschokken indekken. Franse geïndexeerde obligaties geven vanwege het ontbreken van wisselkoersrisico al een betere bescherming, maar zijn slechts beperkt beschikbaar.

Om de indexatieambities waar te kunnen maken, zijn de pensioenfondsen er dus bij gebaat dat de Nederlandse overheid inflatiegeïndexeerde obligaties gaat uitgeven. Nederland kan wat dat betreft een voorbeeld nemen aan het Verenigd Koninkrijk. De wens om de koopkracht van pensioenuitkeringen veilig te stellen, vormde voor de Britse overheid een belangrijke reden om inflatiegeïndexeerde obligaties uit te geven.

Pensioenbuffers bevorderen een stabiele macro-economische ontwikkeling, maar stabilisatiepolitiek is een taak van de overheid en niet van de pensioenfondsen.

De beleidskeuzes van pensioenfondsen kunnen grote effecten op de macro-economische ontwikkeling hebben. Zo is het uit oogpunt van macro-economische stabiliteit onwenselijk als pensioenfondsen de premies verlagen bij economische voorspoed en verhogen bij economische tegenspoed. Het omgekeerde geldt voor de pensioenuitkeringen. Dit versterkt immers de conjuncturele uitslagen van de economie. Uit macroperspectief verdient een conjunctureel neutraal premie- en uitkeringenbeleid dan ook de voorkeur.

Het is belangrijk het pensioentoezicht zo in te richten dat pensioenfondsen zo min mogelijk de conjunctuurcyclus versterken. Buffers zorgen ervoor dat pensioenfondsen in normale tijden financiële tegenvallers opvangen zonder de pensioenpremie en de uitkeringen aan te passen. Pensioenfondsen leveren met een dergelijk stabiel beleid een belangrijke bijdrage aan een evenwichtige economische ontwikkeling.

In bijzondere situaties waarin de buffers zijn verbruikt, zijn echter herstelmaatregelen nodig om de continuïteit van het pensioenfonds veilig te stellen. Door de sterke daling van de dekkingsgraden van pensioenfondsen is deze situatie nu aan de orde [Grafiek 4: ontwikkeling dekkingsgraden].

Als de sociale partners de premies niet verder willen of kunnen verhogen, bijstortingen uitgesloten zijn en de rente persistent laag blijft, valt op enig moment niet meer te ontkomen aan het korten van nominale uitkeringen. Vanuit het gezichtspunt van actieve deelnemers en slapers staat niet-korten immers gelijk aan het doorschuiven van onbetaalde rekeningen naar de toekomst [Grafiek 5: gestileerd voorbeeld belangentegenstelling]. Hiermee zou de houdbaarheid van ons pensioenstelsel op de tocht komen te staan.

Nu de buffers opgebruikt zijn is het onvermijdelijk dat herstelmaatregelen van pensioenfondsen macro-economische gevolgen hebben. Pensioenfondsen zijn als private instellingen niet verantwoordelijk voor het stabiliseren van de economie. Indien procyclische effecten te groot worden is de overheid de geëigende instantie om macrostabilisatiebeleid te voeren.

Slot

Het zijn onzekere tijden en de lage dekkingsgraden in de pensioensector leiden tot veel discussie. In dit betoog heb ik vanuit een macro-economische invalshoek gesproken over risico's en de rol van pensioenfondsen en de overheid in risicomanagement. Ik dank u voor uw aandacht.

---