Mensenrechtenraad / Inzet 15e reguliere zitting
Kamerbrief inzake Mensenrechtenraad / Inzet 15e reguliere zitting
Kamerbrief | 15 september 2010
In vervolg op mijn brief van 13 juli jl. betreffende het verslag van de
veertiende reguliere zitting van de VN-Mensenrechtenraad (Kamerstuk
2009-2010, 26 150, nr. 87, Tweede Kamer), geef ik hierbij een korte
terugblik op de ontwikkeling van de Raad in de afgelopen vier jaar en
de Nederlandse inspanningen in die periode, informeer ik u over de
Nederlandse inzet in de vijftiende reguliere zitting, die van 13
september tot en met 1 oktober 2010 plaatsvindt in Genève, schets ik de
inzet van Nederland inzake de zogenaamde review van de Raad en sluit ik
af met een aantal opmerkingen inzake de Nederlandse inzet in de komende
jaren.
Vier jaar Mensenrechtenraad
In 2006 is de Mensenrechtenraad (MRR) als opvolger van de
Mensenrechtencommissie van start gegaan. In de afgelopen vier jaar zijn
in de MRR tevredenstemmende resultaten behaald. T.a.v. een groot aantal
thema's als geweld tegen vrouwen, rechten van het kind en het recht op
water en sanitatie, zijn sterke resoluties aangenomen en op dezelfde
wijze is regelmatig aandacht gevestigd op landenspecifieke
mensenrechtensituaties. De landenexamens in het kader van de Universal
Periodical Review (UPR) hebben zich ontpopt tot een effectief
instrument om landensituaties bespreekbaar te maken en hebben als
bijeffect een toename aan ratificaties van Mensenrechtenverdragen en
rapportages aan de verdragscomités gehad. Het systeem van speciale
procedures zorgt er voor dat menig gevoelig onderwerp aan de orde wordt
gesteld. De Amerikaanse terugkeer in de MRR, nu een jaar geleden, heeft
de hoop op een sterkere en effectievere Raad doen toenemen.
Er zijn echter ook zorgwekkende trends. De universaliteit van de
mensenrechten en de individuele vrijheden staat steeds meer onder druk.
Met de toenemende aandacht voor religieuze identiteit, de neiging om de
wereld op te delen langs religieuze scheidslijnen en de thematisering
van `godsdienstlastering', verschuift de aandacht van bescherming van
de individu naar die van religies, levensbeschouwingen en ander
collectief gedachtegoed. Mensenrechtenschendende regimes beperken de
daadkracht van de MRR om bij acute mensenrechtencrises overal ter
wereld adequaat te kunnen reageren, tasten doelbewust het
VN-mensenrechteninstrumentarium aan en voeden het verzet tegen
landenspecifieke aandacht met een onterecht beroep op nationale
soevereiniteit en niet-inmenging in binnenlandse aangelegenheden.
Disproportionele aandacht voor Israël leidt daarnaast af van de
situatie in andere landen.
In de Afrikaanse Groep en - deels daarmee overlappend - de OIC, worden
de lijnen bepaald door een aantal hardliners. Deze landen spelen
strategisch in op bestaande antiwesterse sentimenten. Juist deze
spoilers hebben de capaciteit vrijgemaakt om de tijdrovende en
ingewikkelde VN-dynamiek te volgen, terwijl veel Geneefse delegaties
van kleinere ontwikkelingslanden deze capaciteit niet hebben en dus
extra gevoelig zijn voor de door deze landen geboden collectieve
bescherming tegen landenspecifieke aandacht.
Terugblik op Nederlandse inzet
Nederland is vanaf het begin lid geweest, aanvankelijk door het lot
bepaald voor een jaar, vanaf 2007 voor de volle termijn van drie jaar.
Op 18 juni jl. is een einde gekomen aan vier jaar Nederlands
lidmaatschap van de MRR. Nederland heeft zich de afgelopen vier jaar
actief ingezet voor groter respect voor de mensenrechten.
Nederland heeft een relatief grote bijdrage geleverd aan het werk van
de EU door systematisch mee te werken aan de totstandkoming van
gemeenschappelijke standpunten en onder meer op te treden als
vertegenwoordiger van de EU in de onderhandelingen over de resolutie
over geweld tegen vrouwen, in het panelinzake vrouwenhandel en in de
onderhandelingen over de resolutie over de gevolgen van de economische
crisis. Ook heeft Nederland in 2009 samen met Frankrijk de resolutie
over godsdienstige onverdraagzaamheid getrokken. Ook ten aanzien van
ESC-rechten liet Nederland zich niet onbetuigd; met name op gebied van
het recht op water en sanitatie heeft ons land een voortrekkersrol
vervuld. Binnen de EU is Nederland er herhaalde malen in geslaagd om
het gemeenschappelijke standpunt inzake tal van aangelegenheden in de
gewenste richting te doen opschuiven.
Ook heeft Nederland regelmatig op nationale titel geïntervenieerd als
het gaat om landensituaties en discriminatie op grond van werk en
afkomst, de rechten van kinderen en vrouwen of seksuele oriëntatie.
Nederland is één van de weinige landen geweest dat bij nagenoeg alle
UPR-examens geïntervenieerd heeft. Met Ierland heeft Nederland een
eerste aanzet gegeven aan de discussie over de relatie tussen de UPR en
de verdragscomités. Deze inzet ten aanzien van de UPR is niet
onopgemerkt gebleven. De principiële opstelling in de verschillende
discussies over het Midden-Oosten, ten slotte, heeft in grote mate
bijgedragen aan het profiel van Nederland in de Raad.
Vijftiende reguliere zitting
De vijftiende reguliere zitting van de Mensenrechtenraad is de eerste
waaraan Nederland niet als lid zal deelnemen. Dit betekent
bijvoorbeeld, dat Nederland niet meer deelneemt aan stemmingen of
proceduredebatten. De mogelijkheid om deel te nemen aan de
beraadslagingen is beperkter. Achter de schermen zal Nederland echter
integraal betrokken blijven bij de afstemming tussen de
EU-lidstaten.Het ambitieniveau voor de Nederlandse inzet in MRR-kader
in de komende tijd zal door het volgende Kabinet moeten worden
vastgesteld.
Vijftiende reguliere zitting: l andenspecifieke situaties
De Raad zal zich beraden over het door de Secretaris-Generaal van de
Verenigde Naties doorgeleide rapport over de implementatie van de
aanbevelingen van het Goldstone-rapport. Daarnaast zal de commissie van
onafhankelijke experts van de Raad, onder leiding van professor
Christian Tomuschat, haar appreciatie geven van de juridische en andere
stappen zoals gezet door zowel de Israëlische regering als de
Palestijnse Autoriteit, naar aanleiding van operatie Cast Lead.
Daarnaast zal de zogenaamde Flotilla Fact Finding Mission onder leiding
van Karl Hudson-Phillips, die in augustus een onderzoek is begonnen
naar de gebeurtenissen rond de zogenoemde Gaza-flottielje, tijdens deze
zitting haar rapport presenteren.
Nederland vindt dat bij de behandeling van beide onderwerpen (nasleep
Cast Lead en Gaza-flottielje) zoveel mogelijk voorkomen dient te worden
dat de onderhandelingsatmosfeer in de lopende MOVP-besprekingen hier
onder leidt. De EU-inzet zal wat Nederland betreft gericht zijn op het
doen uitvoeren van - en opvolging geven aan uitkomsten van -
onafhankelijke nationale onderzoeksprocessen en beëindiging van
gepolitiseerde discussies in de Mensenrechtenraad. Indien resoluties
worden ingediend, zal Nederland inzetten op een evenwichtige tekst die
bijdraagt aan de voortgang van het vredesproces in het Midden-Oosten.
Naar verwachting zal de Afrikaanse Groep een resolutie indienen, met
als oogmerk de verlenging van het mandaat van de Onafhankelijk
Deskundige inzake Somalië. Deze mandaatverlenging kan rekenen op steun
van Nederland en de EU.
De mensenrechten in Soedan, met name die van minderheden, staan in
toenemende mate onder druk. Het beleid van de overheid ten aanzien van
Darfur is de laatste maanden verhard. Nederland zal zich mede daarom in
EU-verband hard maken voor verlenging van het mandaat van de
Onafhankelijk Deskundige voor Soedan, Mohamed Chande Othman. De
intenties van de Afrikaanse Groep terzake zijn nog onduidelijk. Soedan
brengt vooralsnog naar voren dat er voldoende monitoring van de
mensenrechtensituatie plaatsvindt door de vredesmissies UNMIS en
UNAMID.
De Raad zal een interactieve dialoog aangaan met Fatsah Ouguerouz, de
nieuw benoemde Onafhankelijk Deskundige inzake Burundi, op basis van de
bevindingen van zijn voorganger. Nederland zal er zich voor inzetten
dat de EU aandacht vraagt voor de mensenrechtensituatie in Burundi en
daarnaast aandringt op het alsnog rapporteren door de vorige
Onafhankelijk Deskundige.
De EU zal ten slotte, op verzoek van Nederland, haar zorg en afschuw
uitspreken ten aanzien van de recente massaverkrachtingen in de
Democratische Republiek Congo.
Vijftiende reguliere zitting: t hematische kwesties
De voorloper van de Mensenrechtenraad, de Mensenrechtencommissie, nam
in 2005 een resolutie over de vrijheid van vereniging en vergadering
aan. De Verenigde Staten zullen tijdens deze zitting, voor het eerst
sinds de oprichting van de Mensenrechtenraad, een resolutie over dit
thema indienen. Naar verwachting zal de tekst zijn gebaseerd op de
resolutie uit 2005, en in aanvulling daar op, zal worden beoogd om met
deze resolutie een Speciaal Rapporteur voor de vrijheid van vereniging
en vergadering in te stellen. Dit grondrecht is het enige dat nog niet
wordt behandeld door een eigen Speciaal Rapporteur. Nederland zal,
samen met Tsjechië en Litouwen - die lid zijn van de door de VS in het
leven geroepen core group - namens de EU de input van de EU inzake deze
resolutie coördineren. Inzet is een tekst waarin vrijheid van
vereniging zo breed mogelijk wordt geïnterpreteerd, zodat ook de
vrijheid van vereniging door politieke groeperingen en minderheden
worden verankerd.
De jaarlijkse paneldiscussie over vrouwenrechten zal ditmaal in het
teken staan van de gelijkheid van vrouwen voor de wet. Mexico en
Colombia zullen terzake een resolutie indienen. De EU zal actief
deelnemen aan de paneldiscussie, waarbij herinnerd zal worden aan de
prioriteit die de EU hecht aan gender-gelijkheid en het in
overeenstemming brengen van nationale wetgeving met internationale
standaarden. De EU zal zich actief opstellen in de onderhandelingen
voor het aannemen van de Mexicaans-Colombiaanse resolutie en steunt het
instellen van een mechanisme inzake de gelijkheid van vrouwen voor de
wet. Daarbij is het uitgangspunt dat overlap met de mandaten van CEDAW
en `UN Women' moet worden voorkomen.
Nederland zal ook in deze zitting aandacht vragen voor discriminatie op
basis van seksuele oriëntatie. Nederland zal met een aantal
gelijkgezinde landen op 17 september aanstaande een side event
organiseren, waarbij aandacht gevraagd zal worden voor het beëindigen
van strafrechtelijke sancties op grond van seksuele oriëntatie of
gender identity. Het side event zal worden geopend door Hoge
Commissaris Pillay, de Amerikaanse Deputy Under Secretary voor
Democratisering en Mensenrechten Dan Baer en - per videoboodschap -
Aartsbisschop Desmond Tutu. Het event krijgt de vorm van een
paneldiscussie. Nederland beziet momenteel met partners op welke wijze
vervolg gegeven kan worden aan de VN-verklaring van 2008 inzake LGBT,
die geïnitieerd was door Nederland en Frankrijk.
Onder het agendapunt `racismebestrijding' poogt een aantal landen al
geruime tijd de dynamiek rond het begrip `godsdienstlastering' op gang
te houden. De speciale rapporteur inzake racisme, Githy Muigai, zal
tijdens deze zitting zijn rapport presenteren. In het rapport wijst
Muigai de notie van `godsdienstlastering' af en vestigt hij de
internationale aandacht terecht op de notie van raciale en religieuze
haat die leidt tot discriminatie (zoals verwoord in bestaande
internationale verdragen). Nederland zal er op aandringen dat de EU de
stellingname van de Speciale Rapporteur duidelijk onderschrijft.
Hoewel de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties al in 1986 een
resolutie over het recht op ontwikkeling aannam, is het tot nu toe niet
gelukt om tot een voor alle landen aanvaardbare uitwerking daarvan te
komen. Tijdens deze zitting van de Mensenrechtenraad zal het rapport
van de Werkgroep Recht op Ontwikkeling inzake de implementatie van dit
recht worden besproken. Sommige ontwikkelingslanden willen een
juridisch bindend instrument om het recht afdwingbaar te maken. Zij
beschouwen het recht op ontwikkeling als een recht van een groep of
staat ten opzichte van een andere staat. De NAM heeft dan ook grote
moeite met de door de Werkgroep geformuleerde subcriteria en
indicatoren, omdat deze zich teveel op nationale en te weinig op
internationale verplichtingen richten. De Non Aligned Movement (NAM)
zet er in deze discussie op in dat de follow-up van het werk van de
Werkgroep een intergouvernementeel proces wordt met de uitsluiting van
advies van deskundigen en maatschappelijk middenveld. Nederland is van
mening dat mensenrechten gelden in de relatie tussen overheid en
burgers en dat op de Staat een verplichting rust om de individuele
rechten van zijn bevolking te beschermen en te bevorderen. Nederland
zal er binnen de EU voor pleiten dat de discussie constructief wordt
gevolgd en dat wordt vastgehouden aan de eigen verantwoordelijkheid van
landen ten opzichten van hun burgers en de onwenselijkheid van nieuwe
juridisch bindende mechanismes.
Nederland heeft tijdens de zevende reguliere zitting van de
Mensenrechtenraad, in maart 2008, het recht op water en sanitatie als
mensenrecht erkend. Erkenning van dat recht verschaft Nederland in de
beleidsdialoog met partnerlanden de legitimiteit om te wijzen op de
plichten van de overheid en de rechten van de bevolking en die van de
meest kwetsbare groepen in het bijzonder. In het verlengde daarvan
heeft Nederland in 2008 ingezet op benoeming van een Onafhankelijk
Deskundige inzake de mensenrechtenverplichtingen gerelateerd aan de
toegang tot water en sanitatie. Gedurende deze zitting zal de
Deskundige rapporteren inzake haar studie naar best practices op gebied
van implementatie. Nederland zal inzetten op actieve EU-deelname aan de
geplande Interactieve Dialoog met de Onafhankelijk Deskundige.
Uiteraard steunt Nederland het door Spanje en Duitsland indienen van
een resolutie over het recht op water.
Verwacht wordt dat de NAM een resolutie over het gebruik van huurlingen
en private security companies zal indienen. De resolutie roept op tot
het maken van een nieuwe Internationale Conventie inzake het gebruik
van private militaire en veiligheidsbedrijven. Nederland en de EU zijn
van mening dat dit onderwerp thuishoort in de Algemene Vergadering van
de Verenigde Naties omdat dit niet primair een mensenrechtenkwestie
betreft. De EU is bovendien van mening dat voldoende regelgeving
voorhanden is. Nederland stelt als belangrijkste doel voor de EU, dat
wordt voorkomen dat deze resolutie oproept tot een nieuw juridisch
instrument.
Nederlandse inzet inzake de review
Bij de oprichting van de MRR in 2006, werd bepaald dat de AVVN na vijf
jaar de status van de Raad, en de MRR zelf het eigen functioneren
zullen evalueren. Bedoelde evaluaties staan samen bekend als review.
Overigens dient de MRR in 2012 het functioneren van de landenexamens
(UPR) tegen het licht te houden. In 2007 bereikte de MRR na een
moeizaam proces een akkoord over het Institution Building Package
(IBP), waarin de modaliteiten voor de landenexamens, de speciale
procedures, het adviescomité, de klachtenprocedure, de agenda en het
werkprogramma, de werkmethoden, alsmede de procedurele regels van de
MRR zijn vastgelegd.
Op Russisch initiatief heeft de MRR in oktober 2009 besloten om de
doorlichting van het functioneren van de MRR te laten voorbereiden door
een open-ended intergovernmental working group die van 25 tot 29
oktober a.s. zijn werkzaamheden zal aanvangen. Het is de bedoeling dat
de werkgroep in het voorjaar 2011 zijn advies uitbrengt.
Nederland zal zich - voornamelijk in EU-verband - in het debat over de
review mengen. Voorafgaand aan de bijeenkomst in oktober legt de EU -
onder meer op aandringen van Nederland - nadruk op transparantie van
het proces, op het belang dat de review niet afleidt van het echte werk
en op het belang van een evaluatie van de capaciteit van de MRR om zijn
mandaat uit te voeren.
Nederland zal zich - ook in EU-verband - constructief opstellen en waar
mogelijk aansturen op een grotere efficiëntie en effectiviteit van het
werk van de MRR door bijvoorbeeld een rationalisering van het
werkproces, het vergroten van de capaciteit en onafhankelijkheid van de
speciale procedures en het kantoor van de Hoge Commissaris voor de
Rechten van de Mens, verbetering van de kwaliteit en een betere
follow-up van de landenexamens, verminderen van de vergaderdruk en een
flexibelere inzet van bestaande instrumenten als panels en briefings op
verzoek van de voorzitter.
Parallel aan de doorlichting moet worden gekeken naar mogelijkheden om
ons eigen optreden te verbeteren. De EU-coördinatie kan doelgerichter.
Ook zou kritisch moeten worden gekeken naar de manier waarop de
EU-lidstaten met verkiezingen omgaan. Clean slates zijn in alle groepen
te voorkomen en om daar geloofwaardiger voor te kunnen pleiten, zouden
ze in groepen waarin Europese landen zitten in ieder geval moeten
worden voorkomen. De EU-lidstaten zouden hun lidmaatschap-pledges aan
een follow-up kunnen onderwerpen in de UPR.
Daarnaast zal de EU moeten proberen de blokvorming te doorbreken door
een antwoord te vinden op het in het zuiden bestaande beeld van de
`dubbele standaard', het lanceren van transregionale initiatieven met
niet-gelijkgezinden, zoals Brazilië, Zuid-Afrika en Indonesië en het
vergroten van de capaciteit en zelfstandigheid van vertegenwoordigingen
van kleine landen.
Vooruitblik op de Nederlandse inzet in de komende jaren
Het verdere ambitieniveau voor de Nederlandse inzet in het kader van de
Mensenrechtenraad en de door Nederland te stellen prioriteiten in de
periode dat Nederland geen lid is, zullen door het volgende Kabinet
moeten worden vastgesteld. In het komende jaar zal in ieder geval - ter
ondersteuning van de beleidsvorming - een bredere (interne) evaluatie
plaatsvinden ten aanzien van de effectiviteit van de Nederlandse inzet
en de bredere gevolgen van onze opstelling in bilaterale en
multilaterale relaties. Uiteraard zal uw Kamer op de hoogte worden
gesteld van de uitkomsten van die evaluatie.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Ministerie van Buitenlandse Zaken