Rijksoverheid
Datum: 13 september 2010
Handhaven subsidieplafond pgb's
Geachte voorzitter,
In de brief van 7 september 2010 (kenmerk: DLZ/SFI)U)3021915) ga ik in op
signalen die mij over mogelijk schrijnende situaties, als gevolg van het handhaven
van het pgb)plafond, hebben bereikt. In deze brief heb ik aangekondigd hierover
in overleg te gaan met een vertegenwoordiger van de zorgkantoren, Per Saldo en
het College voor Zorgverzekeringen. Dit overleg heeft plaatsgevonden en hierbij
informeer ik u over de uitkomsten.
Het handhaven van het pgb)subsidieplafond betekent dat cliënten, die nog geen
pgb hadden, zijn of blijven aangewezen op zorg in natura. Het zorgkantoor heeft
op grond van de zorgplicht de verantwoordelijkheid om passende zorg in natura
aan te bieden. Onder meer in overleg met de Kamer zijn er drie groepen
geformuleerd die van de afgekondigde pgb)stop zijn uitgezonderd. Deze groepen
heeft het College voor Zorgverzekeringen in overleg met zorgkantoren nader
uitgewerkt. Het betreft:
1) personen die gebruik willen maken van een wooninitiatief dat zonder het
verlenen van het persoonsgebonden budget in zijn bestaan of voortbestaan wordt
bedreigd en de zorg voor overige in het initiatief verblijvende cliënten in gevaar
komt;
2) personen met verblijfsindicatie waarvoor geen geschikt extramurale
zorg)in)natura aanbod beschikbaar is;
3) kinderen die na behandeling in het ziekenhuis medisch)specialistische zorg
thuis nodig hebben.
Het doel hiervan was het voorkomen van schrijnende situaties. De in dit overleg
aanwezige partijen zijn van mening dat de huidige regeling met deze
geformuleerde uitzonderingen duidelijk en goed uitvoerbaar is. Desondanks
ontvang ik signalen dat in individuele gevallen schrijnende situaties lijken voor te
komen. Deze signalen zijn in het overleg besproken. Een belangrijk deel van deze
casuïstiek is te verklaren door de meer beperkte keuzevrijheid bij zorg in natura
dan bij een pgb. Bij het instellen van het subsidieplafond is dit voorzien. Dit weeg
ik echter anders bij palliatieve zorg. Hoewel voldoende palliatieve zorg in natura
beschikbaar is, ben ik van mening dat keuzevrijheid van cliënten in de laatste
levensfase zeer belangrijk is. Daarom zal ik voor deze groep een uitzondering
maken.
De meldingen zijn voor mij al aanleiding geweest om bij de volgende twee
situaties alsnog een pgb af te geven; bij het overschrijden van wettelijke
termijnen van indicatiestelling en het afgeven van een toekenningsbeschikking en
bij een tijdelijke opname in bijvoorbeeld het ziekenhuis, langer dan twee
maanden. Dit heb ik gemeld in mijn brief van 7 september 2010.
Ik blijf alert op signalen om mogelijke schrijnende gevallen te voorkomen. Ik heb
met de zorgkantoren, Per Saldo en het College voor Zorgverzekeringen
afgesproken om gezamenlijk de huidige (en eventueel nieuwe) signalen te
beoordelen. De partijen heb ik voor dit overleg uitgenodigd. Bekeken wordt of de
casuïstiek eventueel aanleiding geeft om de criteria in de uitzonderingsregeling
aan te passen. De zorgkantoren hebben op grond van de zorgplicht mij toegezegd
ook voor deze personen passende zorg aan te bieden.
Met vriendelijke groet,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink