Rijksoverheid
1
a
Betreft Antwoorden op vragen van het kamerlid De Mos (PVV) over het
bericht "Miljoenenfraude met bureaus voor gastouders"?
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het kamerlid De Mos (PVV)
over het bericht "Miljoenenfraude met bureaus voor gastouders", in het AD van
26 juni 2010.
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
mr. A. Rouvoet
Antwoorden op de schriftelijke vragen van het kamerlid De Mos (PVV) van de
Tweede Kamer der Staten$Generaal aan de bewindspersoon van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap over het bericht Miljoenenfraude met bureaus voor
gastouders". (Ingezonden 1 juli 2010).
Vraag 1:
Bent u bekend met het bericht "Miljoenenfraude met bureaus voor gastouders"?
Antwoord:
Ja. Dit artikel is geschreven vóór de uitspraak van de rechter in deze zaak.
Vraag 2:
Deelt u de mening dat grootschalige zwendel met kinderopvangtoeslag te vuur en
te zwaard moet worden bestreden? Zo ja, hoe kan het dan zijn dat de spin in het
web van dubieuze gastouderbureaus nog steeds actief is in de
kinderopvangmarkt?
Antwoord:
Ik deel uw mening dat fraude met kinderopvangtoeslag moet worden bestreden.
Het toezicht door de Belastingdienst en de gemeenten/GGD$en is mede hierop
gericht. Zo heeft toezicht door de Belastingdienst aan het licht gebracht dat in de
door u bedoelde casus sprake was van mogelijke strafbare feiten. Vervolgens
hebben de Belastingdienst en het OM een opsporingsonderzoek ingesteld op basis
waarvan twee personen zijn veroordeeld tot 4,5, respectievelijk 3 jaar celstraf,
waarvan 1 jaar voorwaardelijk.
De rechtbank vorderde op de datum van de uitspraak de onmiddellijke
gevangenneming van de hoofdverdachte. De hoofdverdachte is voortvluchtig,
maar zal in die positie naar verwachting niet meer in staat zijn om actief te
opereren in de kinderopvangmarkt.
Vraag 3:
Wilt u een landelijke zwarte lijst van dubieuze gastouderbureaus opzetten,
waarmee we fraudeurs kunnen weren uit de kinderopvangmarkt?
Antwoord:
Een zwarte lijst van dubieuze gastouderbureaus leidt niet zonder meer tot het
beoogde doel om fraudeurs te weren uit de kinderopvangmarkt. Een dergelijke
lijst sluit immers niet uit dat (potentiële) fraudeurs een nieuw gastouderbureau
starten, al dan niet op naam van (zaken)partners. Het systeem van toezicht en
handhaving is er daarom op gericht de kwaliteit van gastouderbureaus te
verbeteren en inzichtelijk te maken voor belanghebbenden. Het opsporen van
fraude is daar vanzelfsprekend onderdeel van.
Juist met ingang van dit jaar is een aantal aanvullende maatregelen getroffen die
het toezicht op de kinderopvang naar verwachting aanzienlijk zullen verbeteren:
* Nieuwe gastouderbureaus worden met ingang van 2010 eerst getoetst door de
GGD en pas daarna ingeschreven in het Landelijk Register Kinderopvang
(LRK). Zij worden dus niet meer, zoals tot 1 januari 2010 het geval was, per
direct ingeschreven in het (toen nog gemeentelijk) register, waarna het recht
op toeslag inging.
* Alle bestaande gastouderbureaus worden in 2010 behandeld als nieuw. Als ze
in dit overgangsjaar van invoering van de wetswijziging gastouderopvang niet
aan de nieuwe eisen voldoen, vervalt hun voorlopige inschrijving in het LRK,
zonder (langdurig) handhavingtraject door de gemeente.
* Met het opnemen van alle kinderopvanglocaties in één landelijk register, in
plaats van zoals voorheen in 445 gemeentelijke registers, zijn de GGD$en en
de Belastingdienst beter in staat om hun toezichthoudende taken uit te
voeren.
* Zo kunnen gastouderbureaus niet meer grote aantallen aangesloten gastouders
verzwijgen voor de GGD. Één register stelt de Belastingdienst in staat om
beter te controleren of een vraagouder gebruik heeft gemaakt van
geregistreerde opvang.
* De Belastingdienst heeft bovendien meer mogelijkheden gekregen om te
controleren via de administratie van gastouderbureaus. Zo moeten in beginsel
alle betalingen van vraagouders aan gastouders verlopen via het
gastouderbureau. Ook worden, op grond van een wijziging van de Ministeriële
regeling kinderopvang, zwaardere eisen gesteld aan de administratie van
gastouderbureaus.
* Er worden eisen gesteld aan het aantal bemiddelingsmedewerkers dat een
gastouderbureau moet hebben, gegeven het aantal aangesloten gastouders.
Na dit overgangsjaar zal het niet meer mogelijk zijn dat een gastouderbureau
met slechts één medewerker vanaf de keukentafel grote aantallen gastouders
beheert.
* Tenslotte zijn gastouderbureaus verplicht om vraagouders te laten weten welk
bedrag zij inhouden voor de eigen dienstverlening. Tot 2010 wisten
vraagouders vaak niet welke tarieven hun gastouderbureau hanteerde.
Voor zover ik heb kunnen nagaan is er geen enkele maatschappelijke sector met
een door de overheid samengestelde zwarte lijst van personen die in de
betreffende sector worden geweerd. Wel komt het voor dat een lijst wordt
bijgehouden door partijen in het veld zelf. Het College Bescherming
Persoonsgegevens (CBP) publiceert een register waarin protocollen zijn
opgenomen voor zwarte lijsten waarvoor het CBP een verklaring omtrent
rechtmatigheid heeft afgegeven. Deelnemers die een protocol hebben
onderschreven zijn in dit register eveneens terug te vinden Dit register geeft een
goed beeld van organisaties die dergelijke lijsten bijhouden en van de
achterliggende overwegingen om dit te doen (zie
http://www.cbpweb.nl/Pages/ind_reg_zwl.aspx).
Mijn beleid is om de kwaliteit van kinderopvangorganisaties te laten vastleggen in
GGD$rapporten. Deze GGD$rapporten komen met ingang van volgend jaar
beschikbaar voor alle belanghebbenden via het LRK. Marktpartijen kunnen deze
rapporten desgewenst gebruiken om ranglijsten samen te stellen van
kwaliteitscores van kinderopvangorganisaties (bijv. conform de jaarlijkse bijlage
in dagblad Trouw over de kwaliteit van het voortgezet onderwijs). Zij kunnen
desgewenst ook een zwarte lijst samenstellen van personen die in de sector
zouden moeten worden geweerd. Gegeven de bestaande rolopvattingen in
sectoren die ten principale als markt opereren, acht ik het niet mijn taak om dat
zelf te doen.
Voor het overige is het volgende nog van belang:
* Het toezicht van gemeenten en de Belastingdienst is risicogestuurd. Dit
betekent dat gastouderbureaus die een risico vormen, extra aandacht zullen
krijgen.
* De houder en medewerkers van gastouderbureaus moeten in het bezit zijn van
een verklaring omtrent het gedrag (VOG) afgegeven volgens de Wet justitiële
en strafvorderlijke gegevens. Indien de GGD aanwijzingen heeft dat een
houder of medewerker niet langer voldoet aan de eisen voor het afgeven van
een VOG, kan een nieuwe VOG worden verlangd. De persoon die in het artikel
wordt genoemd zal na het uitzitten van zijn straf naar verwachting geen VOG
meer krijgen die is vereist om als houder van een gastouderbureau actief te
kunnen zijn.
Vraag 4:
Welke actie gaat u ondernemen tegen gastouderbureaus die op hun website
zeggen een erkend bureau te zijn, maar waarvan bij controle blijkt dat ze niet zijn
opgenomen in het register kinderopvang van de gemeente?
Antwoord:
Vanaf 1 januari 2011 hebben ouders alleen recht op toeslag als hun gastouder is
geregistreerd in het LRK. Aanvragers van kinderopvangtoeslag moeten zelf
nagaan of hun gastouder is geregistreerd. Ze worden hierop gewezen door de
Belastingdienst bij het doen van een aanvraag voor kinderopvangtoeslag. De
aanvrager kan dit nagaan door het LRK te raadplegen. Het LRK zal naar
verwachting een bekend fenomeen worden.
Er wordt momenteel hard gewerkt door alle gemeenten om het LRK te vullen. In
het LRK worden kinderdagverblijven, organisaties voor buitenschoolse opvang,
gastouderbureaus en voorzieningen voor gastouderopvang geregistreerd die
voldoen aan de kwaliteitseisen van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen
peuterspeelzalen. Zodra het LRK is gevuld kunnen ouders zelf nagaan of ze via
een geregistreerd gastouderbureau opvang afnemen. Vanaf dat moment zal het
voor een gastouderbureau bijzonder moeilijk zijn om onopgemerkt te beweren dat
het is geregistreerd.