Rijksoverheid
Datum 10 september 2010
Betreft Beantwoording vragen inzake het energiebeleid
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen die zijn gesteld door het lid Van
Tongeren (GroenLinks) over het bericht 'EZ stelt energiebeleid bij wegens
economie'. De vragen werden ingezonden op 30 augustus 2010 onder nummer
2010Z11983.
1
Bent u bekend met het bericht 'EZ stelt energiebeleid bij wegens economie'?1
Antwoord
Ja.
2
Is het waar dat het demissionair kabinet de doelstelling van 30 procent CO2!
reductie in 2020 inmiddels heeft laten vallen en dat de doelstelling nu nog maar
20 procent is?
Antwoord
Nee. Ik heb in mijn speech geen uitspraak gedaan over aanpassing van de CO2!
reductiedoelstelling van het huidige demissionaire kabinet. Wel heb ik in mijn
speech aangegeven dat we vanuit economisch en internationaal perspectief
moeten inzetten op het realiseren van de EU!doelstelling voor Nederland van 14%
hernieuwbare energie in 2020.
3
Kunt u aangeven welke verplichtingen voor energiebedrijven ten aanzien van het
te leveren percentage duurzame energie u voor ogen heeft?
Antwoord
Ik heb in mijn speech aangestipt dat Nederland tot 2020 het beste kan inzetten op
de goedkoopste technieken waarmee aan het Europese doel voor hernieuwbare
energie kan worden voldaan. Ik noem in dit verband windenergie op land en de
grootschalige bij! en meestook van vaste biomassa in kolencentrales. Deze
goedkoopste opties kunnen - bijvoorbeeld via de SDE ! door de overheid worden
gesubsidieerd. Ik heb in mijn speech aangegeven dat deze stimulering ook via een
vorm van verplichting kan worden gerealiseerd. Voorwaarden daarvoor zijn een
goede systematiek en geschikte marktcondities.
4
Is het waar dat u het - zoals in het artikel gesteld - onmogelijk acht om de
afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen zonder daarbij
kernenergie te gebruiken? Zo ja, deed u deze uitspraak namens het demissionaire
kabinet?
Antwoord
In mijn speech heb ik aangegeven dat het - gegeven onze economische sterktes
en geografische positie - voor de hand ligt te investeren in wind op zee en bio!
energie en dat ruimte moet worden gegeven aan kernenergie. Daarbij heb ik
aangegeven dat het hypocriet en kortzichtig is om kernenergie in Nederland te
beperken, maar het tegelijkertijd wel te importeren. Ook heb ik gezegd dat ik niet
zie hoe de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en emissies van CO2 kan
worden verminderd zonder kernenergie.
Deze benadering doet niets af aan het beleid van het huidige demissionaire
kabinet. In het laatste Energierapport (Kamerstukken 31 510, nr. 1) is
aangegeven dat geen enkele energieoptie op voorhand moet worden uitgesloten,
inclusief kernenergie.
5
Heeft u al een oplossing voor handen voor het gevaarlijke kernafval van de door u
gewenste nieuwe kerncentrales?
Antwoord
Het kabinetstandpunt inzake radioactief afval is recentelijk bij brief aan de Tweede
Kamer herhaald (Kamervragen met antwoord 2008!2009, nr. 3122). Het
Nederlandse beleid gaat uit van ten minste 100 jaar bovengrondse opslag van al
het radioactieve afval bij COVRA in Vlissingen. Voor de eindberging daarna stuurt
Nederland aan op opslag in de diepe ondergrond met de mogelijkheid tot
terugneembaarheid. Op dit ogenblik is de aanleg van een geologische berging in
Nederland niet aan de orde om technische en economische redenen. Over 100
jaar is het benodigde bedrag voor realisatie van een eindbergingsfaciliteit behaald.
De voeding hiervoor bestaat uit verschillende componenten: een storting van de
nucleaire industrie in het verleden, bijdragen van aanbieders van radioactief afval
via het COVRA!tarief en rente!inkomsten over beide bedragen. Onderzoek naar de
eindberging van radioactief afval wordt voortgezet. Dit wordt gefinancierd door
het Rijk en de elektriciteitssector.
6
Klopt het dat, zoals in het artikel wordt gesteld, volgens u 'duurzame energie te
vaak vooral gezien is als instrument van klimaatbeleid? Ziet u duurzame energie
daarmee niet als een kans voor economische ontwikkeling en als bron van
werkgelegenheid?
Antwoord
In mijn speech heb ik benadrukt dat in het energiebeleid het economische en het
internationale aspect belangrijke pijlers zijn, waarbij voorop staat dat de
energievoorziening betrouwbaar, betaalbaar en schoon moet zijn en blijven. Een
betrouwbare en betaalbare energievoorziening is van cruciaal belang voor het
internationale concurrentievermogen van onze bedrijven.
We moeten naar mijn mening dus een duurzaam energiebeleid voeren dat zich
primair richt op het bevorderen van de voorzieningzekerheid ! vanwege de
toenemende schaarste van olie! en gasvoorraden en de exploderende vraag naar
energie door snel groeiende economieën in Azië ! en dat daarnaast de
economische groeikansen voor het nationale bedrijfsleven op het oog heeft.
7
Hoe verhoudt uw inzet op kernenenergie zich tot een streven naar meer
energieonafhankelijkheid van Nederland?
Antwoord
Een veelzijdige brandstofmix, inclusief kernenergie, draagt bij aan het
verminderen van de energieafhankelijkheid van Nederland. Het realiseren van een
volledig duurzame energiehuishouding, met oog voor de betaalbaarheid en
betrouwbaarheid, vergt tijd. Kernenergie kan een bijdrage leveren om de periode
naar dat toekomstperspectief te overbruggen. Op die manier worden de
afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en de uitstoot van CO2 op een
kostenefficiënte manier verminderd, omdat het bij kernenergie gaat om andere
technologie, brandstof en aanvoerroutes.
8
Heeft u de studie van de Stichting Economisch Onderzoek gelezen en bent u het
met de onderzoekers eens dat investeren in een duurzame energiehuishouding in
Nederland loont en dat de maatschappelijke baten groter zijn dan de kosten?2
Antwoord
Ik verwijs naar het verzoek van de vaste Kamercommissie voor Economische
Zaken om een reactie op het bedoelde rapport. Deze reactie heb ik conform dat
verzoek op 3 september jl. gegeven.
9
Kunt u garanderen dat wanneer er onverhoopt toch kerncentrales gebouwd
worden, er geen cent overheidsgeld naar toe gaat, teneinde het
investeringsklimaat voor duurzame energie niet negatief te beïnvloeden?
Antwoord
Het is aan het volgende kabinet om wel of geen nieuwe kerncentrales toe te
staan, inclusief de condities waaronder dit beleid zou moeten worden
geëffectueerd.
(w.g.) Maria J.A. van der Hoeven
Minister van Economische Zaken