Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad wijst vordering tot schorsing rechter af

Den Haag, 8 spetember 2010 - De Hoge Raad heeft een vordering van de procureur-generaal tot schorsing van een rechter voor een periode van drie maanden afgewezen.

De Hoge Raad heeft geen ernstig vermoeden van feiten of omstandigheden die zouden kunnen leiden tot het ontslag van de betrokken rechter. Daarom ziet de Hoge Raad ook geen aanleiding tot schorsing.Naar het oordeel van de Hoge Raad is niet aannemelijk geworden dat de betreffende rechter de waarheid heeft proberen te verhullen omtrent een door hem mondeling verleende machtiging tot huiszoeking.

Achtergrond
De procureur-generaal vorderde de schorsing omdat hij vermoedde dat betrokkene tijdens een verhoor door de rechter-commissaris niet terstond en volledig openheid van zaken heeft gegeven over een machtiging tot huiszoeking in een strafzaak.
De vordering was gebaseerd op artikel 46o en 46f, tweede lid sub b, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

De Hoge Raad heeft een onderzoek in raadkamer ingesteld. Daarbij waren de procureur-generaal, de betrokkene en diens raadsman, mr. A.C. Kool, advocaat in Amsterdam, aanwezig.

De vraag of de huiszoeking rechtmatig is geweest, is in deze zaak niet aan de orde.

Dit is een samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 13 augustus 2010. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige uitspraak is laatstgenoemde beslissend.

Den Haag, 8 september 2010
mw. mr. E. Hartogs, griffier
tel 070-3611236

LJ Nummer

BN5907

Zie het origineel

Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 8 september 2010 Naar boven