Gemeente Utrecht

2010 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
91 Vragen van mevrouw C. Hakbijl
(ingekomen 5 augustus 2010
en antwoorden door het college verzonden op 2 september 2010)

In antwoord op de schriftelijk gestelde vragen nr. 65 (2) van het CDA van 12 mei 2010 over de besluitvorming op de bezuinigingen van het budget van Stadspromotie, antwoordde het college op 3 augustus 2010 dat de raad op 1 juli 2010 de Voorjaarsnota heeft vastgesteld, waarin het collegeprogramma 2010-2014 is verwerkt.

De beantwoording vond niet plaats binnen 28 dagen conform artikel 42, lid 4 jo 5 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad der gemeente Utrecht. Pas na rappellering werd aangegeven wanneer het antwoord te verwachten was.

Naar aanleiding van bovenstaande heeft de CDA-fractie nog de volgende aanvullende vragen:


1. De (latere) besluitvorming van de raad op 1 juli 2010 over de Voorjaarsnota (waarin het collegeprogramma is verwerkt) verhoudt zich niet tot de (eerdere) mededeling van 4 mei 2010 aan de culturele instellingen door of namens de wethouder dat er geen aanspraak meer kan worden gedaan op het budget van Stadspromotie voor marketingcommunicatie door de instellingen.

Is het college van mening dat nog voordat de raad zich over deze bezuinigingen heeft kunnen uitspreken de mededeling door of namens de wethouder aan de culturele instellingen over de bezuinigingen voortijdig is geweest? Zo nee, waarom niet? En zijn of worden de culturele instellingen na vaststelling van de Voorjaarsnota op 1 juli 2010 over de bezuinigingen op het budget van Stadspromotie voor marketingcommunicatie nog bericht (door of namens de wethouder)?

Het is beleid om een op handen zijnde subsidiebeĂŻndiging zo snel mogelijk kenbaar te maken aan de betrokken organisaties zodat zij deze informatie kunnen betrekken bij hun bedrijfsvoering. Dat is onderhavige kwestie dan ook vroegtijdig gebeurd. Uiteraard hebben wij regelmatig contact met de culturele instellingen, onder andere over de wijze waarop de promotie de komende jaren vorm en inhoud kan krijgen. Daarom achten wij het niet noodzakelijk de organisaties nogmaals formeel te informeren.


2. Hoe ziet het college in het licht van het 'fundament onder het collegeprogramma', waarin is vastgelegd dat het college in zijn doen en laten erkent dat de raad als hoogste orgaan de kaders stelt, de rol en functie van de raad en in het bijzonder met het oog op de communicatie aan de culturele instellingen over de bezuinigingen op het budget Stadspromotie?

Ons college erkent als geen ander de kaderstellende functie van uw raad..


3. Kunt u deze vragen wel binnen de termijn van 28 dagen beantwoorden? Zo nee, kunt u dan gemotiveerd aangegeven wanneer het antwoord te verwachten is?

Ja.

---- --