Medisch Spectrum Twente
Onderzoekscommissie Medisch Spectrum Twente presenteert rapport
Door neuroloog gedupeerde patiënten naderhand geregeld aan lot
overgelaten
ENSCHEDE, 2 september 2010
Patiënten die waren gedupeerd door de diagnoses en behandelingen van de
disfunctionerend neuroloog dr. E. Jansen zijn in het daarop volgende
proces van verwerking en schadebehandeling geregeld aan hun lot
overgelaten. Deze conclusie wordt getrokken in het onderzoek dat een
onafhankelijke commissie van deskundigen onder voorzitterschap van
prof. dr. W. Lemstra, oud-voorzitter van de Nederlandse Vereniging van
Ziekenhuizen, oud-Eerste-Kamerlid en oud-burgemeester van Hengelo,
heeft uitgevoerd in het Medisch Spectrum Twente. De commissie
publiceert haar bevindingen vandaag in een rapport, getiteld "Heel de
patiënt".
Het rapport is gemaakt in opdracht van de Raad van Bestuur van het
Medisch Spectrum Twente. Het onderzoek van de commissie was gericht op
het handelen van alle direct betrokkenen in dit ziekenhuis, na het
vertrek van de disfunctionerende neuroloog dr. E. Jansen, van december
2003 tot heden.
Het rapport "Heel de patiënt" is het tweede dat tot stand komt onder
voorzitterschap van prof. Lemstra. Het eerste rapport, getiteld "En
waar was de patiënt...?" werd precies een jaar geleden gepresenteerd.
Dat rapport concentreerde zich op het handelen van de neuroloog en op
de wijze waarop betrokkenen in het ziekenhuis en daarbuiten daarmee
zijn omgegaan in de periode tot aan het vertrek van de neuroloog in
december 2003.
Deze eerste onderzoekscommissie (Commissie I) stelde vast dat de
neuroloog in kwestie vele misdiagnoses had gesteld, niet geïndiceerde
behandelingen had gegeven en nauwelijks dossiers had bijgehouden. En
voorts dat naaste betrokkenen niet tijdig hebben ingegrepen om aan dit
disfunctioneren een einde te maken. De aanbevelingen van Commissie I
waren daarom vooral gericht op het tijdig signaleren en aanpakken van
mogelijk disfunctioneren van een medisch specialist.
De aanbevelingen van Commissie II hebben vooral betrekking op de
situatie waarin het onverhoopt toch fout gaat bij de behandeling van
een patiënt. De commissie heeft daarbij geoordeeld dat op een dergelijk
moment de mens achter de patiënt centraal dient te staan. Zij heeft
diepgaand en gedetailleerd het handelen van alle betrokkenen onderzocht
en geanalyseerd: wie wist op welk moment van het disfunctioneren van de
neuroloog en de gevolgen daarvan voor zijn patiënten, welke handelingen
en besluiten mochten gezien hun positie van hen worden verwacht en wat
hebben zij werkelijk met die kennis gedaan?
De onderzochte instituties zijn de Raad van Bestuur, zowel de vorige
als de huidige, de Vakgroep Neurologie, het Medisch Stafbestuur, de
Raad van Commissarissen (thans Raad van Toezicht) en de
Klachtencommissie van het ziekenhuis.
Geconcludeerd wordt dat zes jaar lang in feite geen aandacht is besteed
aan de gevolgen voor de patiënten van door de neuroloog gemaakte
fouten. Weliswaar zijn de misdiagnoses en foutieve behandelingen
gecorrigeerd bij patiënten van wie de behandeling werd overgenomen door
andere specialisten, maar er is geen zoektocht ondernomen naar mogelijk
gedupeerde patiënten die in december 2003 al niet meer bij Jansen onder
behandeling waren. Bovendien zijn gedupeerde patiënten door het
ziekenhuis niet begeleid bij de verwerking van toegebracht leed of het
verkrijgen van compensatie voor geleden schade. Pas begin 2009 raakt de
Raad van Bestuur doordrongen van de noodzaak om veel meer begeleiding
te geven bij de claims van patiënten en onderneemt hij in nauw overleg
met de andere betrokkenen datgene wat de Raad van Bestuur al direct in
2004 had moeten doen. Uit het dossieronderzoek dat begin dit jaar onder
leiding van neuroloog prof. Dr. Philip Scheltens is gedaan, zijn nog 13
patiënten naar voren gekomen bij wie mogelijk sprake is van een
verkeerde diagnose.
Ter beantwoording van de vraag wat er beter kan of moet als het toch
fout gaat, beveelt Commissie II de Raad van Bestuur van het MST aan in
het ziekenhuiscalamiteitenplan een protocol op te nemen voor situaties
zoals de onderhavige, dat als leidraad voor het handelen dient.
Uitgangspunt daarin moet zijn dat zodra er aanwijzingen zijn voor het
disfunctioneren van een medisch specialist een onderzoek plaatsvindt
naar mogelijke gevolgen voor diens patiënten, bij voorkeur uit te
voeren door externe deskundigen. En voorts dat (mogelijk) gedupeerde
patiënten actief geïnformeerd en begeleid worden.
In haar aanbevelingen pleit deze Commissie II verder in het bijzonder
voor een betere behandeling van claims door patiënten die de dupe zijn
van fouten in medische diagnoses en behandelingen in ziekenhuizen. "Het
ziekenhuis dient de patiënt te begeleiden in dit proces", staat in het
rapport. De commissie beveelt aan "dat het ziekenhuis een substantieel
hoger eigen risico neemt voor de aansprakelijkheidsverzekering, zodat
het de afhandeling van de kleinere claims geheel zelf ter hand kan
nemen".
Ook de behandeling van de grotere claims door de
aansprakelijkheidsverzekeraar moet beter, vindt de commissie. Een
wezenlijk probleem van het huidige systeem, zo schrijft de commissie,
is dat de beoordeling van een claim plaatsvindt door de
aansprakelijkheidsverzekeraar zelf, die belang heeft bij een lage
schadelast. Daarmee is onvoldoende verzekerd dat de claimbeoordeling
objectief plaatsvindt. Procedures nemen soms jaren in beslag. De
commissie beveelt daarom aan de gedupeerde patiënt of diens
belangenbehartiger de mogelijkheid te geven voor het inroepen van een
onafhankelijk oordeel over de aansprakelijkheid van een
Geschillencommissie, die bindende uitspraken doet.
Inmiddels hebben 78 patiënten een schadeclaim ingediend bij het
ziekenhuis naar aanleiding van de behandeling door de neuroloog dr.
Jansen. Daarvan zijn per medio augustus van dit jaar 32 claims
afgehandeld en 46 nog in behandeling.
Hoewel de aanbevelingen van Commissie II primair gericht zijn aan de
Raad van Bestuur van het MST, is de commissie van opvatting dat het
merendeel van deze aanbevelingen ook relevant is voor andere
ziekenhuizen.
Naast prof. Lemstra (voorzitter) zaten de volgende mensen in Commissie
II: mr. dr. M. Oosting (lid Raad van State en oud Nationale Ombudsman,
tevens vice-voorzitter), mevrouw mr. I.P. Michiels van
Kessenich-Hoogendam (oud-coördinerend vicepresident Gerechtshof Den
Haag, oud-plaatsvervangend voorzitter Centraal Tuchtcollege voor de
Gezondheidszorg), drs. P.C.H.M. Holland, (oud-voorzitter KNMG en
voormalig ziekenhuisbestuurder), prof. dr. Ph. Scheltens, (hoogleraar
cognitieve neurologie VUMC, hoofd Alzheimercentrum VUMC), mevrouw mr.
M.W. de Lint (senior adviseur Raad voor de Volksgezondheid & Zorg,
tevens secretaris van de commissie).