Rijksoverheid
Antwoorden op Kamervragen over thuiszittende jongeren
Hierbij zend ik u als minister van Jeugd en Gezin en als minister van Onderwijs,
mede namens de staatssecretaris van Onderwijs en de minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid de antwoorden op de vragen van het lid Thissen
(GroenLinks) over thuiszittende jongeren. De vragen werden mij toegestuurd op
13 juli 2010 met de brief met kenmerk 146.543.01.u/GJH/eos.
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
mr. A. Rouvoet
1. Bent u op de hoogte van het onderzoek Back to school dat de Cliëntenraad
van de instelling GGZ Kinderen en Jeugd, onderdeel van Rivierduinen,
werkzaam in de regio's Duin# en Bollenstreek, Leiden, Alphen en Gouda,
heeft laten doen naar de groep thuiszittende jongeren (jongeren in de
leerplichtige leeftijd die niet naar school gaan)?
Ja.
2. Zo ja, deelt u de opvatting dat voor deze jongeren geen sprake is van de
noodzakelijke sluitende aanpak, noch van preventie instroom in een
uitkering?
Er zijn nog steeds jongeren die thuiszitten. Voor die jongeren is er geen sprake
van een sluitende aanpak. Het zoeken naar oplossingen voor dit hardnekkige
probleem blijft dan ook nodig. De opvatting doet echter tekort aan de
inspanningen van veel betrokkenen in het veld om te voorkomen dat jongeren
thuis komen te zitten en hun inzet om jongeren die thuis zitten weer naar school
te begeleiden.
In januari 2010 heeft de voormalige staatssecretaris van OCW, mevrouw Dijksma,
een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over thuiszitters1. Aanleiding hiervoor
was het onderzoek naar het aantal thuiszitters dat voor de tweede keer was
uitgevoerd door Ingrado, de brancheorganisatie voor de gemeentelijke leerplicht
en RMC#functie. In de brief worden de resultaten van het onderzoek beschreven
en wordt gewezen op het belang van een brede aanpak van de problematiek. Dat
begint bij het voorkomen dat jongeren thuis komen te zitten. Daarvoor is het van
belang dat scholen en leraren goed zijn toegerust in het omgaan met leerlingen
met gedrags# en psychiatrische problemen. Dit is één van de speerpunten van de
voorstellen die zijn gedaan in het kader van 'passend onderwijs'. Daarbij is ook
voorgesteld de schoolbesturen een zorgplicht te geven op grond waarvan zij
verantwoordelijk zijn om alle kinderen/ jongeren die worden aangemeld of die
staan ingeschreven een passend onderwijsaanbod te bieden. Ook dat is een
belangrijke maatregel om thuiszitten te voorkomen. De uitwerking van passend
onderwijs zal door het nieuwe Kabinet aan de Tweede Kamer ter besluitvorming
worden voorgelegd.
Naast dit voorgenomen beleid, loopt er al een aantal acties om te voorkomen dat
jongeren thuis komen te zitten. Zo zijn er op steeds meer scholen Zorg#
adviesteams (zat's). In deze multidisciplinaire teams werken scholen en
professionals uit de (jeugd)zorg, waaronder ook de jeugd#ggz samen om
leerlingen met problemen snel en adequaat te helpen. Onlangs is een
wetsvoorstel in procedure gebracht om deze multidisciplinaire teams wettelijk te
verankeren. Daarnaast zijn er voor leerlingen die tijdelijk niet in de (reguliere)
klas kunnen blijven de Rebound# en Op de rails#voorzieningen. Voor jongeren die
1 Tweede Kamer, 2009#2010, 26695, nr. 66.
thuis zitten, is er het project Herstart. Doel van dit project is jongeren terug naar
school te begeleiden.
Tot slot zijn de resultaten van het onderzoek naar thuiszitters aanleiding geweest
om tot een regionale aanpak te komen. In het kader van het project
'Gedragswerk' wordt met de betrokken partners in een regio (waaronder
vertegenwoordigers van het onderwijs, leerplicht, RMC, gemeenten en
(jeugd)zorg), aan de hand van een concrete lijst met jongeren die thuis zitten
gezocht naar oplossingen. Daarnaast komt in deze gesprekken aan de orde hoe
structureel tot een sluitende aanpak in de regio kan worden gekomen.
Voorkomen moet worden dat jongeren onnodig instromen in een uitkering. Dit
begint bij het voorkomen van voortijdig schoolverlaten en het verbeteren van de
overgang van het onderwijs naar de arbeidsmarkt. Hiertoe zijn diverse trajecten
ingezet. Zo wordt sinds 2009 de inrichting van 'plusvoorzieningen' gestimuleerd in
het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. In plusvoorzieningen
wordt een gecombineerd aanbod van regulier onderwijs, zorg en waar nodig
arbeidstoeleiding aangeboden aan jongeren die door een opeenstapeling van
problemen een groot risico lopen op maatschappelijke uitval. Voor het starten van
plusvoorzieningen wordt in de schooljaren 2009/ 2010 en 2010/ 2011 in totaal 60
miljoen euro extra beschikbaar gesteld aan scholen. Om gemeenten ook de
(financiële) ruimte te geven om de hulp dichtbij de jongeren te organiseren,
bijvoorbeeld in de vorm van een plusvoorziening, komt er vanaf 2010 een
structurele 'decentralisatie#uitkering Jeugd' beschikbaar voor de grotere
gemeenten.
Verder wordt in de kabinetsvisie 'Perspectief voor jeugd en gezin' benadrukt dat
zorg en onderwijs als einddoel participatie hebben, dus dat daar ook de inzet op
gericht moet zijn. In dat kader lopen er pilots vanuit MKB Nederland en de
MOgroep om jongeren vanuit jeugdzorginstellingen direct naar de arbeidsmarkt te
begeleiden.
Door onderwijs dat sterk is gericht op arbeid, door stages en door een beter
netwerk tussen school, UWV en het lokale bedrijfsleven worden jongeren die niet
in staat zijn een diploma te halen, direct naar de arbeidsmarkt begeleid. Hiertoe
wordt de wetgeving voor het voortgezet speciaal onderwijs aangepast. Verder
bestaat er de mogelijkheid om via een Erkenning van verworven compententies#
traject alsnog een diploma te behalen. Ook onderzoekt een onafhankelijke
commissie de mogelijkheden van een werkschool. Leerlingen op een werkschool
lopen via stages en leerwerkcontracten langdurig mee in een bedrijf en krijgen
hierbij intensieve begeleiding van de school. De scholen en werkgevers maken
daarbij afspraken om leerlingen na de leer/werkperiode waar mogelijk in dienst te
nemen. Het advies over mogelijkheden van werkscholen wordt na de zomer
verwacht. Tot slot, is door de minster van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
onlangs nog een brief naar uw Kamer gestuurd over de overgang speciaal
onderwijs arbeidsmarkt en de rol van de werkgevers daarbij2.
2 Eerste Kamer, 2009#2010, 31780, L.
Alle genoemde maatregelen moeten regionaal tot een sluitende aanpak leiden.
Het stimuleren en ondersteunen van die regionale samenwerking is dan ook een
belangrijk speerpunt in het huidige beleid.
3. Is er wat betreft 'thuiszitters' een landelijk beeld voorhanden? Zo nee,
bent u voornemens dit te laten onderzoeken?
In antwoord op vraag 2 wordt verwezen naar het onderzoek van Ingrado naar het
aantal thuiszitters. De resultaten van dat onderzoek zijn bij deze vragen gevoegd.
Hieruit blijkt dat in het schooljaar 2008#2009 naar schatting 2500 leerplichtige
jongeren langer dan vier weken thuis zaten. Dit was de tweede keer dat het
onderzoek is uitgevoerd. Belangrijk winstpunt ten opzichte van het eerste
onderzoek naar het aantal thuiszitters onder leerplichtambtenaren is dat deze
keer 243 gemeenten hebben deelgenomen aan het onderzoek ten opzichte van 90
in het eerste jaar. De resultaten zijn dan ook representatiever. In de eerder
genoemde brief die in januari 2010 naar de Tweede Kamer is gestuurd, staat dat
de registratie en rapportage van het aantal thuiszitters beter en structureel moet
plaatsvinden. Aangekondigd is dan ook het voornemen om cijfers over thuiszitters
in het vervolg mee te nemen in de rapportages die gemeenten jaarlijks opstellen
op het gebied van leerplicht. Op die manier wordt per gemeente zichtbaar hoeveel
leerlingen thuis zitten, wat van belang is voor de beoordeling of sprake is van een
sluitende aanpak. Ook over het schooljaar 2009#2010 wordt nog een rapportage
door Ingrado opgesteld over thuiszitters. Naar verwachting kunnen de uitkomsten
begin 2011 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.
4. Bent u bereid om met GGZ#Nederland, het landelijk Platform GGZ, de
VNG, Divosa, de vereniging van leerplichtambtenaren, de LCR en de VO#
en MBO#raad afspraken te maken over preventie schooluitval en ontwerp
van sluitende aanpak voor deze groep jongeren met psychische
problemen?
In het antwoord op vraag 2 is aangegeven dat naar aanleiding van het onderzoek
naar thuiszitters is gekozen om, in aanvulling op lopende acties, te kiezen voor
een regionale aanpak. Met de betrokken partners (waaronder vertegenwoordigers
van onderwijs, gemeenten, leerplicht, ggz, etc.) in een regio wordt aan de hand
van de concrete lijst van thuiszittende leerlingen gezocht naar passende
oplossingen. Daarnaast wordt besproken hoe in de regio structureel tot een
sluitende aanpak kan worden gekomen, zodat kan worden voorkomen dat
jongeren thuis komen te zitten. Daarnaast vinden op landelijk niveau, onder meer
in het kader van de kabinetsvisie Perspectief voor jeugd en gezin en in het kader
van de uitwerking van passend onderwijs gesprekken plaats met betrokken
partijen om tot betere afstemming tussen onderwijs en zorg te komen.