Uitspraak vastgesteld d.d. 11 augustus 2010
door mr. C.A. Streefkerk, voorzitter, mw. A.C. Diamand, mw. F. Santing,
mw. drs. P.C.J. van Schaveren en mr. drs. G.J. Wolffensperger, leden,
in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. F.G.
Jansma, plaatsvervangend secretaris.
X / M. van den Broeke, F. Müller, M. van Geest en de hoofdredacteur van
Quote
Uitspraak: gegrond
In het tijdschrift Quote is in het novembernummer van 2009 een artikel
van de hand van Van den Broeke en Müller verschenen onder de kop
"Sjoege van zaken". Het artikel is op de cover aangekondigd met de
tekst "Koosjere zaken - `ik heb nog nooit een cent aan een jood
verdiend'."
Klager en Van den Broeke hebben voorafgaand aan de publicatie contact
gehad via sms-berichten en een telefoongesprek. Uit de teksten van de
sms-berichten blijkt voldoende duidelijk dat klager niet wenste mee te
werken aan een interview en dat Van den Broeke dat ook had moeten
begrijpen. Ook indien klager in het telefoongesprek niet uitdrukkelijk
heeft gezegd geen interview te willen geven, had Van den Broeke - mede
gelet op de eerdere sms-berichten en de amicale verstandhouding tussen
hen beiden - de mogelijkheid moeten onderkennen dat klager het
telefoongesprek niet als een interview beschouwde maar als een gesprek
naar aanleiding van de persoonlijke opmerking in Van den Broeke's
laatste sms-bericht. Naar het oordeel van de Raad had Van den Broeke
daarom als professioneel journalist ter vermijding van ieder
misverstand expliciet aan klager kenbaar moeten maken dat het
telefoongesprek niet `off the record' plaatsvond en dat zij de
verkregen informatie zou gebruiken voor het artikel. Dat zulks min of
meer bewust is nagelaten, kan worden afgeleid uit de omstandigheid dat
Van den Broeke ter zitting heeft meegedeeld dat doorgaans de
uitdrukkelijke mededeling dat een gesprek `een interview' betreft, een
soort waarschuwing inhoudt en een gesprekpartner dan vanzelf
voorzichtiger gaat praten.
Daarnaast zijn in het artikel gedeelten weergegeven van een door klager
met zijn vrouw en Nicolette van Dam gevoerd privégesprek in Brasserie
Van Dam. Niet ter discussie staat dat de in die brasserie tevens
aanwezige journalist van Quote, Van Geest, zich niet bij klager bekend
heeft gemaakt als zijnde aanwezig in de uitoefening van zijn beroep en
bezig met het vergaren van informatie. Aldus heeft Van Geest niet met
open vizier gewerkt. Door op deze wijze informatie te vergaren en die
informatie vervolgens te publiceren, hebben verweerders evenzeer
journalistiek onzorgvuldig gehandeld.
De uitlatingen van klager in zijn sms-bericht aan Van den Broeke, in
zijn telefoongesprek met Van den Broeke en in zijn gesprek in Brasserie
Van Dam, zijn ten onrechte als citaten weergegeven. Bovendien zijn de
uitlatingen van klager uit hun context gehaald. Het artikel heeft voor
klager een uitermate tendentieuze, negatieve lading gekregen, waarvan
verweerders zich ook kennelijk - getuige het feit dat zij ter zake
hebben gesproken over `de peper in het artikel' - bewust zijn geweest.
Verweerders hadden het artikel derhalve voorafgaand aan de publicatie
ter inzage aan klager behoren voor te leggen. Dat klager niet is
ingegaan op een aanbod van verweerders om een nadere reactie van hem te
plaatsen, kan aan het voorgaande niet afdoen.
Niet is gebleken dat verweerders bij de publicatie van citaten en
informatie uit het privégesprek van klager in Brasserie Van Dam over de
bar mitswa van klagers zoon, op verantwoorde wijze het belang van
klager bij de bescherming van zijn privacy hebben afgewogen tegen het
maatschappelijke belang dat met de berichtgeving zou zijn gediend. Dat
de bar mitswa van klagers zoon binnen bepaalde kringen al bekend was,
betekent nog niet dat aan het belang van bescherming van klagers
privacy geen gewicht meer toekomt.
Trefwoorden:
· Privacy: bekende persoonlijkheden
· Journalistieke werkwijze: open vizier
· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor
Publicatie op www.rvdj.nl/2010/36
---
Raad voor de Journalistiek