Gemeente Utrecht


2010 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
104 Vragen van de heer mr. L.A. Roodenburg en de heer J.A. Kleuver
(ingekomen 25 augustus 2010)


Schriftelijke vragen inzake Utrechtseweg.

Op 11 februari 2010 heeft de gemeente ontheffing en een bouwvergunning verleend voor het bouwen van vijftien woningen met garages op diverse percelen gelegen in Leidsche Rijn, aan de Utrechtseweg naast nrs. 38, 44, 47, 49 en 51. Enkele bewoners hebben tegen de ontheffing en bouwvergunning een zienswijze ingediend welke is verworpen. De belangrijkste bezwaren die de bewoners hadden waren: het aantal geplande woningen (15 nu in plaats van 8 in een eerder stadium), de hoogte van de nieuw te bouwen woningen (deze zijn tussen de 2 tot 4 meter hoger dan de omliggende woningen) en de beperkte afmetingen van de kavels ten opzichte van de grootte van de woningen die zullen worden gebouwd. Deze drie aspecten wijken af van de bestaande omliggende bebouwing aan de Utrechtseweg. De Utrechtseweg is één van de karakteristieke groene, historische linten in Leidsche Rijn die behouden moeten worden. Indien uitvoering wordt gegeven aan de bouwvergunning wordt het authentieke en groene karakter van dit deel van het Lint aangetast. In het Stedenbouwkundig Plan het Zand - Leidsche Rijn is voor dit gebied aangegeven dat hiermee juist zoveel mogelijk rekening gehouden moet worden. In de reactie van de gemeente op de zienswijzen geeft zij aan dit ook het plan was maar dat na toetsing van het aanbod aan de huidige markt, de kavels te groot waren om (redelijk snel) verkocht te worden. Daarom is gekozen om ze te verkleinen, en meer woningen op hetzelfde oppervlak te plaatsen. Het college heeft er voor gekozen om deze forse wijziging van dit deel van het SP Het Zand - Leidsche Rijn niet opnieuw ter inspraak te leggen. Het college heeft er tevens voor gekozen om de gemeenteraad niet te informeren over deze forse afwijking van het SP Het Zand - Leidsche Rijn.

Naar aanleiding van het voorgaande heeft D66 de volgende vragen:

1. Welke belangen heeft het college afgewogen bij haar beslissing om de aanvrager van de bouwvergunning ontheffing te verlenen van twee keer zoveel woningen als in eerste instantie gepland?
2. Op welke wijze past deze beslissing in een goede ruimtelijke ordening?
3. Is het college het met D66 eens dat de bouw van de vijftien woningen het authentieke en groene karakter van dat gedeelte van de Utrechtse weg aantast? En zo nee, waarom niet?
4. Hoe heeft het college het belang van het authentieke en groene karakter van het Lint aan de Utrechtseweg afgewogen ten opzichte van het sneller dan redelijk snel kunnen verkopen van woningen door de projectontwikkelaar?
5. Bent u het met D66 eens dat juist de gemeente verder moet kijken dan de huidige marktomstandigheden maar dat een goede ruimtelijke ordening vereist dat ook wordt gekeken naar wat in de toekomst van belang is voor de stad? En zo nee, waarom niet?
6. Is het college het met D66 eens dat deze ontheffing niet verleend had moeten worden? En zo nee, waarom niet?
7. Hoe heeft het college de omwonenden bij haar besluitvorming betrokken? Heeft het college hierbij ook nog andere dan de wettelijk vereiste middelen ingezet?
8. Was het college op de hoogte van de weerstand van omwonenden?
9. Had de juridisering van deze verschillen van inzichten voorkomen kunnen worden? Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet?
10. Bent u het eens met D66 dat als we het cultuurhistorische lint aan de Utrechtseweg daadwerkelijk voor de toekomst willen bewaren, de ontheffing eigenlijk niet verleend had moeten worden? Zo nee, waarom niet?
11. Bent u bereid uw beslissing te heroverwegen? Zo nee, waarom niet?
12. D66 is van mening dat de wijze waarop de belangenafweging in dit specifieke geval heeft plaatsgevonden geen voorbeeld kan zijn van de wijze waarop het nieuwe college de belangen van de verkoopbaarheid enerzijds en het belang van nog steeds verantwoordelijke en duurzame ruimtelijke ordening anderzijds tegen elkaar afweegt. Bent u dit met D66 eens?


---- --