Gerechtshof Arnhem


Hof Arnhem wijst vorderingen tegen de Protestantse Kerk in Nederland af

In het hoger beroep van zes hervormde gemeenten tegen de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) heeft het hof in Arnhem, net zoals eerder de rechtbank Utrecht, alle vorderingen van de gemeenten tegen de PKN afgewezen.

De zes hervormde gemeenten hebben namelijk hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de Rechtbank Utrecht omdat zij tegen de vereniging zijn van hun Nederlandse Hervormde Kerk (NHK) met de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk. In 2004 zijn deze kerken verenigd tot de Protestantse Kerk in Nederland (PKN).

Het hof heeft als volgt geoordeeld

De NHK is haar ruime bevoegdheden niet te buiten gegaan door het rapport âOm de eenheid en de heelheid van de kerkâ (2001), de vaststelling van een nieuwe kerkorde (PKO) (2002) en het verenigingsbesluit (2003) te aanvaarden.

De NHK heeft in redelijkheid kunnen beslissen dat haar presbyteriaal-synodale kerkstructuur het niet toeliet dat haar gemeenten zouden kunnen uittreden. Dat geldt ook als gemeenten zouden willen vasthouden aan de belijdenisgeschriften van artikel X lid 2 HKO 1951 (de Heidelbergse Catechismus, de Nederlandse geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels) en een uitbreiding daarvan onder de kerkvereniging in gemoede niet (kunnen) aanvaarden.

Individuele leden kunnen wel uittreden uit de NHK. Binnen de kerkstructuur van de NHK kan een gemeente niet met alle (vermogens-)rechten van de kerk scheiden, ook al beschouwen zulke gemeenten zich sinds de kerkvereniging als de enige belijdende en rechtmatige voortzetters van de NHK.

De gemeenten hebben aangevoerd dat hen na 1 mei 2004 namen, ambten en alle eigendommen zijn afgenomen, terwijl het kerkelijk vermogen een gezamenlijk bezit vormt, waarvan aan hen op zijn minst alsnog een rechtmatig (pro rata) deel moet worden toegekend. Deze kwestie zal moeten worden onderzocht door de Commissie van Bijzondere Zorg (CBZ) volgens de Overgangsbepalingen (van de PKO). In die gemeenten waar een aanzienlijk deel van de gemeenteleden en/of ambtsdragers het kerkelijk leven buiten PKN-verband willen voorzetten, dient de CBZ voor het voortbestaan van de betreffende hervormde gemeente en tot een nieuw kerkelijk leven voor hen die geen deel willen uitmaken van de PKN, ook vermogensrechtelijke, voorzieningen te treffen. Tegen zoân besluit is een aparte procedure mogelijk, die door de gemeenten nog niet is gevolgd.

LJ Nummer

BN4748

Bron: Gerechtshof Arnhem Datum actualiteit: 24 augustus 2010 Naar boven