KPMG
Nederland - Issues en trends - Artikelen en publicaties
IFRS en US GAAP lease-accounting regels op de schop
Een nieuwe Leasing Exposure Draft gezamenlijk uitgebracht op 18
augustus 2010 door de International Accounting Standards Board (IASB)
en de US Financial Accounting Standards Board (FASB) zal vrijwel elke
onderneming raken.
* Significante veranderingen van IASB en US FASB accounting
standaarden die vrijwel elke onderneming raken
* Van grote impact op zowel lessees als lessors:
- Een stijging van de schuldpositie op de balans van lessees heeft
negatieve impact op het
aantrekken van financiering
- Concurrentiegevoelige informatie van lessors openbaar als gevolg
van toegenomen
informatiebehoefte van lessees
- Een kostbare transitie voor veel partijen met een grote impact op
automatisering
* Complexiteit, verschillende modellen en uitgebreide regels blijven
bestaan
Het proces om te komen tot nieuwe verslaggevingsregels voor
leasecontracten dateert al van 1996 toen het eerste discussion paper
over dit onderwerp werd uitgebracht. Hoewel in het laatste discussion
paper in 2009 hoofdzakelijk de focus lag bij de lessee (de huurder) is
in de uiteindelijke Exposure Draft zowel de kant van de lessee als kant
van de lessor (verhuurder) uitgewerkt met grote gevolgen voor beide
partijen. De definitieve standaard wordt verwacht in de zomer van 2011;
de datum van invoering van de nieuwe voorschriften wordt niet
geadresseerd in de Exposure Draft, maar zal mogelijk in 2013
plaatsvinden, met vergelijkende cijfers voor 2012. De standaard zal van
toepassing zijn voor alle ondernemingen die op basis van IFRS of US
GAAP accountingstandaarden rapporteren.
De nieuwe voorstellen beogen een antwoord te geven op de jarenlange
discussie en de kritiek die bestaat op de huidige
lease-accountingregels. Deze worden door sommigen beschouwd als te
soepel, met de mogelijkheden die er zijn om contracten voor de lessees
buiten de balans te houden. Anderzijds worden de huidige
accountingregels gedomineerd door een veelheid aan regels. Belangrijk
oogmerk was om tot één leasemodel te komen voor zowel lessees als
lessors waarbij de mogelijkheid om leasecontracten buiten de balans te
houden zou worden uitgesloten en de onderlinge vergelijkbaarheid en
consistentie beter zou worden gewaarborgd. De vraag die gesteld kan
worden is of dit doel nu daadwerkelijk is bereikt. Ook onder de nieuwe
voorstellen wordt zeker aan de lessor-zijde nog steeds gewerkt met
verschillende modellen. Daarnaast is nog steeds sprake van een veelheid
van regels die tot verschillende interpretatie en daarmee tot
inconsistentie en geen goede onderlinge vergelijkbaarheid kunnen
leiden. Ook hier zullen de grenzen van de regels weer worden opgezocht.
De veranderingen raken vrijwel elke onderneming, immers bijna elke
onderneming heeft wel lease- of huurcontracten. De impact zal het
grootste zijn voor ondernemingen met omvangrijke operationele
leaseverplichtingen van kapitaalintensieve goederen, zoals bijvoorbeeld
vliegtuigen en onroerend goed. Maar ook voor ondernemingen met
significante operationele leases in de bouw, transport en retail zal de
impact groot zijn.
In de nieuwe voorstellen verdwijnt het huidige onderscheid tussen
operationele en financiële lease en dienen alle leasecontracten in de
scope van de nieuwe standaard op de balans van de lessee geactiveerd te
worden op basis van het recht van gebruik van het lease-actief. Aan de
passiefzijde dient een verplichting te worden opgenomen voor de te
betalen leasetermijnen. De impact is het grootst voor de huidige
operationele leasecontracten, d.w.z. contracten die niet in de balans
van de lessee zijn opgenomen; deze kunnen bij invoering van de nieuwe
regels tot een significante balansverlenging leiden. Echter ook de
waardering van de huidige financiële leasecontracten zal veranderen en
kan zelfs leiden tot hogere verplichtingen omdat ook variabele
leasetermijnen (bijvoorbeeld afhankelijk van resultaten van de lessee
gedurende de looptijd van de lease) op basis van een inschatting moeten
worden gewaardeerd bij start van de lease.
Het is van belang dat lessees bij het structureren van hun
financieringsovereenkomsten rekening houden met deze op handen zijnde
veranderingen, aangezien de nieuwe regels ook significante impact
zullen hebben op de solvabiliteitsratio's die door financiers vaak
worden gehanteerd bij het verstrekken van financiering. Hoewel in de
praktijk wel rekening wordt gehouden met operationele leases, blijkt
uit onderzoek dat operationele leases vaak niet kwantitatief worden
meegenomen in de interne ratingmodellen, die door kredietverstrekkers
worden gehanteerd bij de toekenning van financiering.
Verder is het van belang een goede splitsing te maken tussen lease- en
servicecomponenten. De leasecomponent komt als 'right of use' op de
balans te staan, de servicekosten lopen via de resultatenrekening
(zogenaamde 'executory contracts'). Als de leasetermijn niet te
splitsen is, dan komt die volledig als 'right of use' op de balans.
Lessees hebben baat bij een zo klein mogelijke leasecomponent, maar
kunnen deze leasetermijn alleen splitsen als ze voldoende informatie
hebben. Die informatie zullen zij naar verwachting van de
leasemaatschappijen gaan vragen, waarmee concurrentiegevoelige
informatie openbaar wordt; hierdoor kan de mate van openheid van de
leasemaatschappij invloed hebben op de balans van de lessee. Anderzijds
creëert dit ook mogelijkheden tot verschillende interpretaties van
leasecontracten, hetgeen juist niet de bedoeling was van de nieuwe
accountingvoorstellen.
Ook aan de lessorzijde gaat er veel veranderen. Feitelijk bestaan er
straks drie smaken: ofwel het contract valt buiten de scope van de
nieuwe regels ofwel één van een tweetal nieuw gedefinieerde
verschillende modellen moet worden toegepast, het zogenaamde
'performance obligation model' of het 'derecognition model'.
Onder het performance obligation model verantwoordt de lessor een
dubbel actief, namelijk het lease-object en een actief voor de
leasevorderingen. Daartegenover staat een passief voor de verplichting
tot levering van het recht van gebruik. Deze activa en passiva moeten
apart zichtbaar zijn, maar worden wel netto in de balans gepresenteerd.
Bij het derecognition model dient de lessor een actief te verantwoorden
voor de leasevorderingen en een actief dat de restwaarde weerspiegelt
die het lease-object aan het einde van de leaseperiode heeft. Het
performance obligation model zal eerder van toepassing zijn voor de
huidige operationele leases, terwijl het derecognition model naar
verwachting eerder van toepassing is voor de huidige financiële leases.
Tevens zal een deel van de huidige financiële leases buiten de scope
van de nieuwe leaseregels gaan vallen. Dat geldt voor de contracten die
feitelijk als verkoop worden beschouwd omdat er een verwaarloosbaar
restrisico en voordeel aan het eind van het contract overblijven. Deze
contracten vallen naar verwachting straks onder een andere standaard,
bijvoorbeeld IAS 39, de standaard voor financiële instrumenten. De
scheidslijn voor het onderscheid is dun en zal ook hier tot
verschillende interpretaties leiden.
Voor de bankgelieerde leaseondernemingen met een grote operationele
leaseportefeuille zal het een opluchting zijn dat zij onder het
performance obligation model de activa en passiva gesaldeerd
presenteren. Tijdens discussies de afgelopen maanden was sprake van
mogelijke bruto presentatie. Zeker in combinatie met de op handen
zijnde verdere regulering onder Basel III van solvabiliteit en
leverageratio's zou leasing als gevolg van het toegenomen
vermogensbeslag onder dit model dan een minder aantrekkelijk product
worden.
De overgang naar de nieuwe regels vereist dat alle bestaande
leasecontracten moeten worden geanalyseerd. Dit zal zeer zeker voor
leasemaatschappijen en lessees met omvangrijke leaseportefeuilles
leiden tot omvangrijke aanpassingen in de automatisering. Daarbij is de
verwachting dat lessees bij hun leasemaatschappijen zullen aankloppen
voor detailinformatie over ontwikkeling, verloop en waardering van de
individuele objecten binnen de huidige operationele leaseportefeuilles
in verband met de vereiste toelichting in hun eigen jaarrekening.
Toepassing en implementatie van de nieuwe leaseaccounting regels
betekent een grote uitdaging. De hoop was dat de Leasing Exposure Draft
zou leiden tot een vermindering van complexiteit en dat de huidige
situatie van het toepassen van verschillende accountingmodellen zou
verdwijnen en vervangen zou worden door één model. Het is
teleurstellend dat dit niet is gebeurd. We hebben nog steeds een
veelheid aan regels en complexiteit, alleen in een andere vorm.
Daarnaast blijft ook onder de nieuwe voorstellen de mogelijkheid tot
interpretatieverschillen en daarmee tot inconsistentie bestaan.
Evelyn Vinke-Smits is associate partner bij KPMG en segmentleider van
de branchegroep leasing in Nederland.