Wageningen Universiteit en Researchcentrum
23 aug 2010
Nummer: 043
Wageningen University, onderdeel van Wageningen UR, heeft vijf eigen
wetenschappers benoemd tot persoonlijk hoogleraar. Benoeming tot
persoonlijk hoogleraar geschiedt op grond van voortreffelijke
verdiensten in het eigen vakgebied, onderwijsprestaties en grote
persoonlijke kwaliteiten.
De nieuwe persoonlijk hoogleraren zijn:
Prof.dr. Carolien Kroeze, deeltijd universitair hoofddocent bij de
leerstoelgroep Milieusysteemanalyse en deeltijd hoogleraar aan de Open
Universiteit.
Dr. Willem van Berkel, universitair hoofddocent bij het Laboratorium
voor Biochemie
Dr.ir. Martin van Ittersum, universitair hoofddocent bij de
leerstoelgroep Plantaardige productiesystemen.
Dr. Hans de Jong, universitair hoofddocent bij het Laboratorium voor
Erfelijkheidsleer.
Dr. Hauke Smidt, is universitair hoofddocent bij het Laboratorium voor
Microbiologie.
Zij worden allen hoogleraar binnen de groep waartoe zij nu behoren.
Carolien Kroeze (Hardenberg, 1964)
leidt binnen de groep Milieusysteemanalyse van Wageningen University
het onderzoek rond âPollution managementâ.
Zij is een zeer gewaardeerde docent, haar wetenschappelijk
toonaangevende onderzoek staat internationaal in hoog aanzien. Haar
wetenschappelijke innovatie is het modelleren van nutriëntenstromen
van land, via rivieren naar kustgebieden en oceanen.
Daarnaast heeft ze bijgedragen aan verschillende rapporten van het
VN-Klimaatforum (IPCC). Kroeze studeerde biologie aan de
Rijksuniversiteit Groningen en promoveerde in 1993 aan de Universiteit
van Amsterdam.
Willem van Berkel (Oss, 1952)
is een nationale en internationale autoriteit op het gebied van de
moleculaire enzymologie, een gebied van groot belang voor menig
Wagenings wetenschapsgebied waar enzymwerking en biokatalyse centraal
staan.
Hij is een zeer productief onderzoeker, met een groot aantal
publicaties op zijn naam, vaak in gerenommeerde tijdschriften, die
bovendien zeer regelmatig worden geciteerd.
Zijn loopbaan wordt gezien als niet alledaags: hij begon in 1974 in
Wageningen als HBO-B analist, klom op tot universitair docent en
promoveerde in 1989 in Wageningen.
Martin van Ittersum (IJsselmuiden, 1963)
neemt in de landbouwwetenschappen een bijzondere positie in en levert
grote bijdragen aan onderzoeksmethoden voor de analyse van landbouw- en
milieubeleid.
Hij is in staat om verschillende schaalniveauâs â van veld tot bedrijf
tot de wereldmarkt - aan elkaar te koppelen. Hij was projectleider van
het EU-project SEAMLESS, wat een veelomvattend en hoogwaardig model
ontwikkelde met dertig kennisinstellingen uit dertien landen in
opdracht van de Europese Commissie, met als doel bij te dragen aan een
beter Europees landbouw- en milieubeleid en aan een duurzame
ontwikkeling van de EU.
Hij studeerde cum laude landbouwplantenteelt in Wageningen en
promoveerde daar cum laude in 1992.
Hans de Jong (Nijmegen, 1950)
is een erkend autoriteit op het gebied van de cytogenetica en
chromosoombiologie, van planten.
Hij heeft vanuit dat perspectief een essentiële rol gespeeld bij de
ontwikkeling van de moleculaire cytogenetica o.a. van de tomaat en de
modelplant Arabidopsis en het gebruik van cytogenetica bij sequencing
van het genoom van de aardappel en van de tomaat.
De Jong studeerde biologie aan de Universiteit van Amsterdam en
promoveerde daar in 1981.
Hij kwam in 1984 als docent naar Wageningen.
Hauke Smidt (Göttingen (D), 1967)
is deskundig op het terrein van de moleculaire microbiële ecologie.
Hij is projectleider op diverse Europese onderzoeksprojecten en is ook
gasthoogleraar in Nanjing (China).
Hij verricht op zijn werkterrein succesvol en vernieuwend onderzoek, in
het centrum van de strategie van Wageningen UR: klimaat, milieu,
bio-based research, en voeding en gezondheid.
Hij is een zeer productief en uitzonderlijk onderzoeker, die ondanks
zijn relatief korte wetenschappelijke loopbaan, al vaak wordt
geciteerd. Hij heeft bovendien een breed internationaal netwerk.
Benoeming tot persoonlijk hoogleraar geldt primair voor een periode van
vijf jaar en geeft de onderzoekers meer mogelijkheden om hun vakgebied
landelijk en internationaal wetenschappelijk te profileren.