Rijksoverheid
Datum 19 augustus 2010
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Wiegman*van
Meppelen Scheppink (ChristenUnie) over het nieuwe ivf*protocol (2010Z09831).
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Wiegman*van Meppelen Scheppink
over het nieuwe ivf*protocol.
(2010Z09831)
1
Kent u het nieuwe ivf (invitrofertilisatie)*protocol? 1)
1
Ja.
2
Hoe beoordeelt u het protocol op het punt dat medewerking aan ivf wordt
voorbehouden aan ouders die bereid zijn om, ingeval bij de vrucht een ernstige
handicap wordt vastgesteld, de zwangerschap af te breken?
2
Het modelprotocol bevat als zodanig geen opsomming van morele contra*
indicaties. Het biedt slechts een afwegingskader voor situaties waarbij een arts
vanuit het oogpunt van de eigen morele verantwoordelijkheid, twijfels heeft over
het welzijn van het kind.
Voor het overige verwijs ik u naar antwoord 3 op de vraag van het kamerlid Van
der Staaij over het "Modelprotocol mogelijke morele contra*indicaties bij
vruchtbaarheidsbehandelingen" (2010Z09660).
3
Deelt u de mening dat artsen hiermee in de verantwoordelijkheid van ouders
treden?
3
Nee, die mening deel ik niet. De arts is zowel verantwoordelijk voor de
vruchtbaarheidsbehandeling, als voor de gevolgen van deze behandeling.
Daarmee voelt de arts zich ook medeverantwoordelijk voor het welzijn van het
toekomstige kind. Om de belangen van het toekomstig kind te borgen, hebben de
beroepsgroepen nu dit protocol opgesteld.
In de spreekkamer zal de arts met de ouders spreken over de gezamenlijke
verantwoordelijkheid voor het welzijn van het kind. Ouders besluiten soms vanuit
hun eigen verantwoordelijkheid af te zien van het doorzetten van een
behandeling.
4
Kunt u toelichten hoe dit protocol zich verhoudt tot het wettelijk kader waaronder
de uitvoering van ivf valt?
4
Het uitvoeren van IVF, voor zover dit betreft het buiten het lichaam tot stand
brengen van menselijke embryo's, valt onder de vergunningplicht van art. 2 Wet
op bijzondere medische verrichtingen (WBMV). Het planningsbesluit IVF bevat
criteria waaraan de uitoefening van IVF moet voldoen. Het planningsbesluit stelt
zelf geen kwaliteitseisen, maar verwijst hiervoor naar richtlijnen en protocollen
van de beroepsgroepen.
5
Bent u bereid de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG)
te verzoeken het protocol op het punt van handicaps en erfelijke aandoeningen bij
te stellen?
5
Nee, daartoe ben ik niet bereid. Ik zie dit overigens ook niet als mijn
verantwoordelijkheid. De Nederlandse beroepsgroepen voor
voortplantingsgeneeskunde zijn zelf verantwoordelijk voor de invulling van de
vraag hoe om te gaan met morele dilemma's. De beroepsgroep heeft op dit punt
zijn verantwoordelijkheid genomen door het Modelprotocol op te stellen. Deze
verantwoordelijkheid leg ik bewust en met vertrouwen bij hen neer.
1) Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie, NVOG Modelprotocol
"Mogelijke morele contra*indicaties bij vruchtbaarheidsbehandelingen"
http://www.nvog.nl//Sites/Files/0000000935_NVOG%20Modelprotocol%20Mogelij
ke%20Morele%20Contraindicaties%20Vruchtbaarheidsbehandelingen%202010.pd
f
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid Van der
Staaij (SGP), ingezonden 22 juni 2010 (vraagnummer 2010Z09660)