Gerechtshof Arnhem
Uitspraak gerechtshof Arnhem met betrekking tot BPM op ingevoerde
gebruikte auto
De meervoudige tweede belastingkamer van het gerechtshof te Arnhem
heeft geoordeeld dat, in een specifiek aan hem voorgelegd geval, ter
bepaling van de verschuldigde BPM bij invoer van een gebruikte auto in
Nederland, kan worden aangesloten bij de BPM die belanghebbende heeft
berekend aan de hand van het XRAY-inruilwaardesysteem.
Hoge Raad
Eerder heeft het gerechtshof te Leeuwarden geoordeeld dat voor de
vaststelling van de verschuldigde BPM moet worden aangesloten bij de
verkoopwaarde van vergelijkbare, reeds in Nederland geregistreerde,
gebruikte autoâs, aan particulieren . De Hoge Raad heeft bij arrest van
10 juli 2009 de uitspraak van het gerechtshof te Leeuwarden vernietigd
en de zaak naar het gerechtshof te Arnhem verwezen. Naar het oordeel
van de Hoge Raad moet voor de berekening van verschuldigde BPM ter zake
van een in het buitenland gekochte gebruikte auto, die wordt ingevoerd
in Nederland, worden uitgegaan van de inkoopwaarde van gelijksoortige,
reeds in Nederland geregistreerde, gebruikte autoâs (hierna: de
referentieautoâs).
Bij het gerechtshof Arnhem
Op 29 juni 2010 heeft het gerechtshof te Arnhem de zaak inhoudelijk
behandeld en op 3 augustus 2010 heeft het hof hierin uitspraak gedaan.
Het hof heeft uit een berekening van belanghebbende afgeleid dat niet
is uit te sluiten dat de auto van belanghebbende is onderworpen aan
een hogere belasting dan de belasting die nog rust op referentieautoâs,
hetgeen op grond van artikel 110 van het Verdrag betreffende de Werking
van de Europese Unie (hierna: VWEU) niet is toegestaan. De inspecteur
van de belastingdienst dient dan gegevens in te brengen waaruit volgt
dat belastingheffing niet plaatsvindt in strijd met artikel 110 VWEU.
De inspecteur heeft de door belanghebbende verschuldigde BPM berekend
aan de hand van gegevens afkomstig uit Autotelex. Naar het oordeel van
het hof heeft de inspecteur in deze procedure zijn standpunt
onvoldoende aannemelijk gemaakt, omdat hij onvoldoende inzicht kon
geven in de wijze waarop de waarden van referentieautoâs door Autotelex
worden vastgesteld. De inspecteur heeft geen nader onderzoek verricht
bij de samenstellers van Autotelex.
Aangezien de inspecteur de door hem berekende BPM niet aannemelijk
heeft gemaakt, heeft het hof vervolgens beoordeeld of de door
belanghebbende (lager) berekende BPM kan worden gevolgd. Belanghebbende
heeft bij de berekening van de waarden van referentieautoâs
gebruikgemaakt van het XRAY-inruilwaardesysteem, een systeem dat is
gebaseerd op aankopen door handelaren van personenautoâs. De inspecteur
heeft twijfels geuit omtrent de werking van het XRAY-
inruilwaardesysteem, maar heeft geen concrete gegevens -bijvoorbeeld
gegevens die zijn verkregen bij een door de inspecteur uitgevoerd
derdenonderzoek naar de werking van het XRAY- inruilwaardesysteem-
overgelegd.
Het hof is tot het oordeel gekomen dat belanghebbende voldoende
aannemelijk heeft gemaakt dat in dit geval, waarin onvoldoende inzicht
is verschaft in de wijze waarop door Autotelex de waarden van
referentieautoâs worden vastgesteld, de uit het
XRAY-inruilwaardesysteem geputte inkoopprijs de inkoopprijs weergeeft
die handelaren zouden betalen voor referentieautoâs en heeft de
verschuldigde BPM aan de hand daarvan berekend.
De inspecteur kan nog in cassatie gaan tegen de uitspraak van het hof.
Bron: Gerechtshof Arnhem
Datum actualiteit: 17 augustus 2010
LJ Nummer
BN4075
Bron: Gerechtshof Arnhem
Datum actualiteit: 17 augustus 2010