Ministerie van Buitenlandse Zaken

Eerste Kamer inzake mededeling van de Commissie over de bijdrage van de EU aan de MDGs

Kamerbrief aan de Eerste Kamer inzake mededeling van de Commissie over de bijdrage van de EU aan de MDGs

Kamerbrief | 9 augustus 2010

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking van de Eerste Kamer stelt in haar brief van 6 juli 2010 (kenmerk 146736U) enkele vragen en maakt een aantal opmerkingen over de Mededeling van de Europese Commissie inzake de bijdrage van de EU aan het bereiken van de millenniumdoelstellingen (MDGs). In reactie hierop kan ik u het volgende meedelen.

Tijdpad

De aanleiding voor de publicatie van het Commissiedocument in april dit jaar is dat in september 2010 in New York het VN High Level Event over de MDGs wordt gehouden. Daar zal, vijf jaar voor de beoogde einddatum, de voorlopige balans worden opgemaakt. Daarbij wordt ook gekeken hoe nog bijgestuurd kan worden, zodat meer MDGs nog geheel of gedeeltelijk kunnen worden gehaald. De strategie voor de periode na 2015 is bewust niet de focus van de MDG Top, omdat naar het oordeel van de organisatoren de nadruk moet liggen op datgene wat nog gedaan kan worden in de periode tot en met 2015. Naar verwachting zal de internationale discussie zich in de komende jaren meer gaan richten op de inzet in de periode na 2015. In de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 10 mei 2010 ontving uw Kamer een regeringsappreciatie van de betreffende mededeling (Kamerstuk 21 501-02, nr. 963).

Meerwaarde ontwikkelingssamenwerking binnen de EU

Ik ben het niet eens met de leden van de vaste commissie die menen dat voor de EU een minimale rol zou zijn weggelegd op het gebied van het coördineren van ontwikkelingssamenwerking. Ontwikkelingssamenwerking is al sinds vele decennia een parallelle gedeelde bevoegdheid van de EU (voorheen: de EG). In het EU-verdrag is expliciet opgenomen dat de Unie en de lidstaten hun OS-beleid coördineren en overleg plegen over de hulpprogramma's, ook en specifiek in internationale organisaties en bij internationale conferenties (art.201 van het EU-Werkingsverdrag, voorheen art.180 EG-Verdrag). De Europese Commissie is daarbij expliciet de taak gegeven om alle dienstige initiatieven te nemen die de coördinatie van het OS-beleid kunnen bevorderen, zoals nu ter voorbereiding van de VN MDG Top. Ook bij andere belangrijke internationale conferenties over OS (bv Accra in 2008) vond vergaande Europese coördinatie plaats. Ook in de Europese Consensus inzake Ontwikkeling van 2005, opgesteld door de lidstaten, het Europees Parlement en de Europese Commissie, staan coördinatie en complementariteit centraal.

Er is alle reden voor nauwere coördinatie van OS-beleid in EU-kader ^^1 . Lidstaten en Commissie besteden nu jaarlijks ongeveer EUR 50 miljard aan ontwikkelingssamenwerking, meer dan de helft van de wereldwijde hulp. Juist door zoveel mogelijk gezamenlijk op te treden kan de doeltreffendheid van het OS-beleid worden vergroot. Daarom zijn de afgelopen jaren -onder meer in de EU Gedragscode inzake Complementariteit en Werkverdeling van 2007 - afspraken gemaakt om de hulp in partnerlanden van lidstaten en de Commissie onderling veel beter af te stemmen.

^

^Voor Nederland biedt nauwere samenwerking en coördinatie in Europees verband ook de mogelijkheid om beter antwoord te geven op actuele uitdagingen zoals de gevolgen van klimaatverandering in ontwikkelingslanden, het versterken van fragiele staten, verbetering van de infrastructuur in Afrika en het opvangen van de negatieve gevolgen van de financiële crisis in ontwikkelingslanden. Europese ontwikkelingssamenwerking biedt schaalvoordelen en synergie-effecten. Op meerdere beleidsterreinen die van invloed zijn op de relatie met ontwikkelingslanden is de EU zelfs exclusief bevoegd, zoals de handelspolitiek en het visserijbeleid. De bilaterale relaties van de EU met de buitenwereld zijn daarnaast grotendeels vastgelegd in pijleroverstijgende verdragen met partnerlanden: verdrag van Cotonou, associatieakkoorden, partnerschap- en samenwerkingovereenkomsten. Veel van deze overeenkomsten hebben een sterke ontwikkelingscomponent.

^Het kabinet streeft naar een grotere rol van de Unie op extern gebied vanuit de overtuiging dat daarmee ook de brede Nederlandse belangen in het buitenland worden gediend. Ontwikkelingssamenwerking, inclusief armoedebestrijding, is integraal onderdeel van dit externe beleid en zal als zodanig in het takenpakket van de Europese Dienst voor het Externe Optreden worden opgenomen. Het belang van coördinatie in EU-kader wordt bovendien alleen maar groter in een tijd waarin er steeds meer andere actoren actief zijn in ontwikkelingslanden (zoals China in Afrika).

^

^Een eigen Nederlands OS-beleid en nauwere coördinatie in EU-kader kunnen naar mijn oordeel uitstekend samengaan en elkaar wederzijds versterken. Ik heb er ook alle vertrouwen in dat effectieve coördinatie in EU-kader op deze wijze niet ten koste hoeft te gaan van het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking in ons land.

^

^De vaste commissie refereert aan het terrein van de handel waar de EU exclusief bevoegd is en ziet in het bijzonder een rol voor de EU weggelegd in het bevorderen van regionale integratie. Wat betreft het door de vaste commissie genoemde EBA-initiatief (Everything-but-Arms) zou ik erop willen wijzen dat dit initiatief niet bedoeld was om regionale integratie te bevorderen maar om de exportproductie van de Minst Ontwikkelde Landen (MOLs) vrije toegang te geven tot de Europese markt. Bevordering van regionale integratie is wel een doelstelling in de EPA-onderhandelingen (Economische Partnerschapsakkoorden) met de ACS-landen (Afrika, Latijns-Amerika en Stille Oceaan). De suggestie van de vaste commissie dat deze EPA's de regionale integratie juist tegenwerken deel ik niet. De eind vorig jaar afgesloten definitieve EPA met CARIFORUM geeft wel degelijk een stimulans aan regionale integratie in het Caribische Gebied. De onderhandelingen met meerdere regio's in Afrika lopen nog. Of en wanneer deze onderhandelingen tot een goed einde kunnen worden gebracht is op dit moment niet te zeggen. Een mogelijke EPA met ECOWAS in West-Afrika of met de EAC-regio (East African Community) zou echter zeker een belangrijke impuls aan integratie in deze regio's kunnen geven. Voor al deze Afrikaanse regio's geldt inderdaad dat versterking van de voedselproductie van groot belang is. Of hierbij het door de vaste commissie genoemde `GLB-model' leidend zou kunnen zijn valt te betwijfelen, al was het maar vanwege de aanzienlijke kosten die met een dergelijk gemeenschappelijk landbouwbeleid gepaard gaan.

^De regering deelt niet het oordeel van enkele leden van de vaste commissie dat het afronden van de Doha-ronde niet prioritair zou zijn. Afronding van de WTO/Doha Ontwikkelingsronde kan een belangrijke impuls geven aan de verdere liberalisering van de wereldhandel en aan de economische ontwikkeling van veel ontwikkelingslanden. DG Lamy van de WTO heeft becijferd dat een WTO-akkoord $ 300-400 miljard per jaar kan opleveren voor de wereldeconomie en dat grofweg tweederde van de winst ten goede komt aan ontwikkelingslanden. Nederland en de EU blijven streven naar een ambitieus en evenwichtig akkoord in WTO-kader.

^

^Samenhang

^De vaste commissie zet vraagteken bij de samenhang tussen het bereiken van de MDGs en een aantal in de Commissiemededeling genoemde onderwerpen, zoals belastinginning, innovatieve financiering, klimaatverandering en mondiaal bestuur. De regering meent echter dat deze kwesties wel degelijk van belang kunnen zijn voor een coherent beleid om de MDGs naderbij te brengen en hecht er ook waarde aan dat deze onderwerpen aandacht krijgen in de besprekingen in New York. Effectieve belastingsystemen zijn cruciaal voor de mogelijkheden van ontwikkelingslanden om met eigen middelen aan de MDGs te werken. De verantwoordelijkheid voor het realiseren van de MDGs ligt immers in de eerste plaats in de betrokken ontwikkelingslanden zelf (zie ook mijn brief van 27 april, Kamerstuk 21 501-02, nr. 963). Met behulp van innovatieve vormen van financiering kunnen mogelijk internationaal additionele middelen worden gemobiliseerd voor het bereiken van de MDGs. Aanpak van klimaatverandering is zeker voor de langere termijn van groot belang voor ontwikkelingslanden en voor behoud van de vooruitgang die op het gebied van de MDGs kan worden bereikt. Hervorming van het mondiale bestuur kan de betrokkenheid en inzet vergroten van alle landen, ook de opkomende G-20 landen, bij het realiseren van de MDGs.

^

^Concrete invulling van het actieplan

^De vaste commissie wijst er op dat sommige actiepunten die de Europese Commissie in haar mededeling heeft opgenomen weinig handelingsperspectief kennen. Nederland onderkent dit en heeft bij de besprekingen in Brussel ook aangedrongen op focus op de meer concrete actiepunten, zoals het nakomen van de EU-afspraken over verhoging van de officiële hulp van de lidstaten tot minimaal 0,7% BNI voor 2015.

^

^Wat betreft de door de vaste commissie genoemde EU-kaderprogramma's voor onderzoek kan erop worden gewezen dat bij de vaststelling van het zevende kaderprogramma 2007-2013 bewust is gekozen voor het openstellen van samenwerking met onderzoekers uit ontwikkelingslanden binnen alle programma's. Binnen het zesde kaderprogramma was samenwerking met ontwikkelingslanden beperkt tot een speciaal daarvoor ingesteld klein onderdeel. Of de mainstreaming onder het huidige programma het beoogde effect heeft gesorteerd zal aandacht moeten krijgen bij de besprekingen ter voorbereiding van het volgende kaderprogramma.

^

^

^De Minister van Buitenlandse Zaken,

^

^Drs. M.J.M. Verhagen

^

^

^

^Een afschrift van deze brief is verzonden aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
^^

^1 Zie ook de regeringsnota Samen werken aan mondiale uitdagingen - Nederland en multilaterale ontwikkelingssamenwerking; Ministerie van Buitenlandse Zaken, Den Haag 2009.

^