beantwoording vragen over Islamitische jihad tegen christenen in de
Islamitische Republiek Pakistan
Kamerbrief inzake beantwoording vragen over Islamitische jihad tegen
christenen in de Islamitische Republiek Pakistan
Kamerbrief | 6 augustus 2010
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door de leden Kortenoeven, Wilders en Driessen over
Islamitische Jihad tegen christenen in de Islamitische Republiek
Pakistan. Deze vragen werden ingezonden op 22 juli 2010 met kenmerk
2010Z11191.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken, op
vragen van de leden Kortenoeven, Wilders en Driessen (allen PVV) over
Islamitische jihad tegen christenen in de Islamitische Republiek
Pakistan
Vraag 1
Kent u de artikelen `Predikant en broer vermoord in Pakistan' 1) en
`Pakistan city tense after `blaspheming' Christians shot'? 2)
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Bent u bekend met het systematische karakter van de door Pakistaanse
moslims gepleegde terreur tegen Pakistaanse christenen? Zo ja, wat
heeft u tot nu toe ondernomen en wat gaat u ondernemen om de
rechtspositie en de veiligheid van de christelijke minderheid in
Pakistan te bevorderen?
Vraag 3
Deelt u de mening dat Pakistaanse christenen feitelijk vogelvrij zijn
en aan willekeur overgeleverd, omdat de islamitische autoriteiten (1)
hen geen bescherming bieden; (2) moslims gelegenheid bieden het leven
en de belangen van christenen te schaden; (3) moslims immuniteit
verlenen die (dreigen) het leven en de belangen van christenen (te)
schaden?
Antwoord op vragen 2 en 3
De Pakistaanse grondwet schrijft voor dat alle religies vrijelijk
beoefend mogen worden. In de praktijk blijkt het evenwel voor
christenen soms moeilijk om openlijk voor hun godsdienst uit te komen,
zonder daarbij lastig gevallen te worden door andersgezinden. De
Pakistaanse overheid treedt, mede onder druk van het buitenland, op
tegen plegers van geweldsincidenten en biedt christenen soms actief
bescherming (bv. beveiliging van en rond kerken). Dat er kennelijk
noodzaak is tot dit soort maatregelen geeft echter al aan dat
geweldsincidenten tegen christenen helaas nog steeds plaatsvinden. Er
is echter geen sprake van een systematisch karakter van het geweld,
noch van een vogelvrij verklaring van christenen, noch van immuniteit
voor de plegers van dit geweld. De president van Pakistan, dhr.
Zardari, heeft de moord op de twee christenen in Faisalabad veroordeeld
en de autoriteiten van de deelstaat Punjab, waar het incident zich
afspeelde, opgedragen de moorden te onderzoeken.
Nederland heeft, in samenspraak met andere landen van de EU, na
voorgaande incidenten de Pakistaanse overheid zijn zorgen over het
geweld tegen christenen en andere religieuze minderheden kenbaar
gemaakt en opgeroepen de daders te vervolgen. Afgelopen november heeft
de Mensenrechtenambassadeur een bezoek aan Pakistan gebracht. De
onderwerpen `vrijheid van godsdienst' en `bescherming van religieuze
minderheden' zijn toen besproken met de Pakistaanse minister voor
mensenrechten en de minister voor minderheden. Vorig jaar hebben in
EU-verband twee demarches plaatsgevonden waarbij godsdienstvrijheid en
de positie van minderheden aan de orde is gesteld. Ook onlangs nog,
tijdens bilaterale consultaties met Pakistan, heeft Nederland dit
onderwerp ter sprake gebracht.
Meer in algemene zin geldt dat Nederland, conform de
Mensenrechtenstrategie Naar een menswaardig bestaan (2007), pal staat
voor de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u de Pakistaanse strafwetgeving met betrekking tot het
vervolgen en bestraffen van personen die (1) de Koran `ontheiligen' (§
295-B Wetboek van Strafrecht); (2) islamstichter Mohammed `belasteren'
(§ 295-C Wetboek van Strafrecht); (3) `niet-islamitische' zending
bedrijven of op welke wijze dan ook de religieuze gevoelens van moslims
tarten (§ 298 Wetboek van Strafrecht)?
Antwoord
De genoemde Pakistaanse wetgeving is erop gericht om belediging van de
islam of haar belangrijkste profeet te voorkomen. Echter, ook
beledigende uitlatingen over andere religies dan de islam zijn in
Pakistan strafbaar. De Pakistaanse samenleving heeft met deze wetten de
voor zichzelf toelaatbare uitingen over religie aangegeven.
Vraag 5
Vindt u dat een land dat de meest fundamentele mensenrechten
systematisch en op grond van barbaarse islamitische wetgeving schendt,
zoals de Islamitische Republiek Pakistan ten aanzien van christenen,
een zinvolle rol kan vervullen in internationale organisaties die
proberen de mensenrechten te bevorderen (zoals momenteel in de United
Nations Human Rights Council - UNHRC)?
Antwoord
Ik deel uw mening niet dat de Islamitische Republiek Pakistan op
systematische wijze de rechten van christenen schendt. Zowel in
wetgevende als praktische zin trachten de Pakistaanse autoriteiten de
rechten van christenen en andere niet-moslims te beschermen. Dat dit
geen garantie blijkt te zijn voor christenen in Pakistan om onbevreesd
hun geloof te kunnen beleven is eens te meer reden om met de
Pakistaanse overheid in dialoog te blijven om te bezien hoe de
veiligheid en leefomstandigheden voor religieuze minderheden in het
land kunnen worden verbeterd. Dit gebeurt in contacten met de
Pakistaanse overheid in EU-verband en bilateraal. Deelname van Pakistan
aan internationale fora, zoals de VN Mensenrechtenraad en de Universal
Periodic Review, biedt meer mogelijkheden om die dialoog aan te gaan.
Vraag 6
Bent u bereid alle ontwikkelingshulp aan Pakistan te stoppen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord
Nee. Ik ben derhalve niet van mening dat stopzetting van
ontwikkelingssamenwerking zou bijdragen aan verbetering van de situatie
van christenen in Pakistan. Nederlandse betrokkenheid bij OS geeft
mogelijkheden om misstanden op het gebied van mensenrechten aan te
kaarten bij de Pakistaanse regering en biedt bovendien de mogelijkheid
de positie van Pakistaanse mensenrechtenorganisaties te versterken.
1)
http://www.nd.nl/artikelen/2010/juli/20/predikant-en-broer-vermoord-in-
pakistan
2) http://www.bbc.co.uk/news/world-south-asia-10696762
Pagina 4 van 4
Ministerie van Buitenlandse Zaken