Uitspraak vastgesteld d.d. 4 augustus 2010
door mr. A. Herstel, voorzitter, mr. Th. Groeneveld, mr. C.A.
Streefkerk, mw. mr. H. Troostwijk, vice-voorzitters, H. Blanken, prof.
dr. M.J. Broersma, mw. A.C. Diamand, mr. B. Geersing, T.R. Harkema, ir.
B.L. Hooghoudt, mw. drs. R.T. Kervezee, mr. T.E. Klein, mw. E.J.M.
Lamers, mw. drs. M.G.N. Mathot, A. Mellink MPA, mw. drs. J.X. Nabibaks,
drs. P. Olsthoorn, mw. J.R. van Ooijen, mw. M.J. Rietkerk, mw. F.
Santing, mw. drs. P.C.J. van Schaveren, M. Ülger, mw. J.G.T.M.
Wartenbergh en mr. drs. G.J. Wolffensperger, leden, in tegenwoordigheid
van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. H. Osinga,
adjunct-secretaris.
Ambtshalve uitspraak inzake privacy slachtoffers
Op 12 mei 2010 verongelukte een vliegtuig op het vliegveld van Tripoli.
De openbaarmaking van beelden van de enige overlevende en vooral de
publicatie van het telefonische vraaggesprek met Ruben leidden tot een
stroom van verontwaardigde en afkeurende reacties. Binnen de
journalistieke beroepsgroep ontstond discussie over waar de grens ligt
tussen enerzijds de onmiskenbare journalistieke plicht om over
maatschappelijk relevante feiten te informeren en anderzijds de
journalistieke verantwoordelijkheid voor de privacy van individuen.
De Raad is van mening dat publicatie van de beelden van Ruben in het
ziekenhuisbed, hoezeer ook gemaakt in een besloten ruimte en
gepubliceerd zonder toestemming, in dit geval is gerechtvaardigd door
de uitzonderlijk grote nieuwswaarde en zeggingskracht van het beeld van
de enige overlevende van de vliegramp bij Tripoli. Het beeld van de
kleine jongen Ruben symboliseert niet alleen de uitzonderlijke
tragedie, maar tegelijk de hoop van het overleven. Daarbij speelt ook
een rol dat deze beelden via internet al wereldwijd verspreid waren.
De Raad gaat ervan uit dat door nabestaanden geen toestemming is
gegeven om de foto's bij de berichtgeving over de vliegramp te
publiceren. Het publiceren van foto's van de slachtoffers is niet
noodzakelijk om de ernst van het ongeluk te tonen. Enkel door de
plaatsing van hun foto op een website zijn deze personen geen `bekende
Nederlander' geworden, zodat de journalist terughoudendheid moet
betrachten bij het ongevraagd en zonder toestemming publiceren daarvan
in een ander medium en voor een ander doel. De Raad is derhalve van
oordeel dat door het plaatsen van foto's van slachtoffers, die niet
voor dat doel zijn afgestaan, grenzen zijn overschreden van hetgeen,
gelet op de journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk
aanvaardbaar is.
Door het (verondersteld wordt: ongevraagd) publiceren van foto's van de
nabestaanden van de vliegramp wordt hen extra leed aangedaan. De te
beantwoorden vraag is of deze inbreuk op de privacy in redelijke
verhouding staat tot het belang van de publicatie. De Raad oordeelt dat
het belang van de privacy van de betrokkenen zwaarder moet wegen,
temeer omdat de foto's niet noodzakelijk zijn om de aard en ernst van
de vliegtuigramp weer te geven.
De journalist die in de gegeven situatie het slachtoffer van een ramp
actief kan benaderen dient zich rekenschap te geven van de weerloosheid
van betrokkene in die situatie, en van het risico dat onverhoeds direct
contact, gelet op de geestelijke toestand waarin het slachtoffer
verkeert, schade kan toebrengen. In het onderhavige geval, van een
jeugdig slachtoffer dat zich nog maar niet of nauwelijks bewust was van
de situatie waarin hij verkeerde, had de journalist een andere afweging
moeten maken en het directe - telefonische - contact moeten vermijden
c.q. beëindigen. Het publiceren van de inhoud van het
telefoongesprek is eveneens ontoelaatbaar. Daarbij komt dat publicatie
niet noodzakelijk was als extra informatie om de aard of de ernst van
de vliegtuigramp weer te geven.
De Raad meent verder dat de inbreuk op Rubens privacy zo beperkt
mogelijk dient te zijn. Derhalve is de Raad van oordeel dat vermelding
van de achternaam van het slachtoffer in dit geval achterwege had
dienen te blijven, nu die vermelding nadeel met zich meebrengt voor het
slachtoffer, en niets toevoegt aan de informatie over de ramp, dan wel
over de aard en ernst daarvan.
Publicatie op www.rvdj.nl/2010/35
---
Raad voor de Journalistiek