vragen van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken en Defensie over
publicatie ruim 90.000 geheime documenten over de oorlog in Afghanistan
Kamerbrief inzake vragen van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken en
Defensie over publicatie ruim 90.000 geheime documenten over de oorlog in
Afghanistan
Kamerbrief | 4 augustus 2010
Hierbij bieden wij u de antwoorden aan op vragen van de vaste
commissies voor Buitenlandse Zaken en Defensie over de publicatie van
ruim 90.000 geheime documenten over de oorlog in Afghanistan. Deze
vragen werden ingezonden op 27 juli 2010 met kenmerk 2010Z11267.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M. J.M. Verhagen
De Minister van Defensie,
E. van Middelkoop
Antwoorden van de Ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken op
vragen van vaste commissies voor Buitenlandse Zaken en Defensie over de
publicatie van ruim 90.000 geheime documenten over de oorlog in
Afghanistan. De vragen zijn opnieuw genummerd teneinde alle vragen op
overzichtelijke wijze in één document te kunnen aanbieden.
Vraag A 1
Kunt u ingaan op de feiten zoals die uit de gelekte documenten blijken?
Antwoord
Van de ongeveer 92.000 aangekondigde gelekte geclassificeerde
documenten zijn er thans een kleine 77.000 via de website
www.wikileaks.org in de openbaarheid gebracht. Het betreft vooral
Amerikaanse rapporten. De rapporten betreffen vooral
patrouillebeschrijvingen, incidentmeldingen en gespreksverslagen uit
een enkele bron. In enkele Amerikaanse documenten wordt over het
Nederlandse optreden in Afghanistan bericht. Het betreft vooral ruwe en
veelal onbeoordeelde informatie.
Vraag A 2
Kunt u ingaan op de geschiedenis van en de informatievoorziening aan de
Kamer over een veldslag bij Chenartu in 2007 waarbij Nederlandse
militairen mogelijk elf burgers hebben neergeschoten, van wie er vier
zijn overleden?
Vraag A 3
Kunt u ingaan op de vermeende ´pro-actieve pr-campagne´ om politieke
schade in Nederland en Afghanistan te voorkomen?
Antwoord
Op 23 maart 2007 is de Kamer middels de stand van zaken-brief
(Kamerstuknummer 27925, nr. 248) op de hoogte gesteld van de
gevechtscontacten bij Chenartu op 22 maart 2007. In deze brief staat:
´Op donderdag 22 maart hebben Nederlandse Apaches steun verleend aan
een Afghaanse politiepost die door de Taliban werd belaagd. Hierbij
zijn
vermoedelijk ook tribale strijders gesneuveld en anderen gewond geraakt
die, naar achteraf bleek, de zijde van de Afghaanse politie hadden
gekozen. Naar de toedracht en omstandigheden van dit incident wordt
een nader onderzoek verricht.´ Het OM heeft na beoordeling van de
feiten geen aanleiding gezien om tot vervolging over te gaan. Dit is in
het Weekoverzicht Defensie-operaties van 17 mei 2007 bekend gemaakt.
De TFU heeft direct na het incident activiteiten ontplooid in het kader
van nazorg aan de getroffen bevolking en waarheidsvinding. Deze
activiteiten bestonden uit het voeren van gesprekken met lokale leiders
en de bevolking. Hieruit is gebleken dat vier lokale
burgermilitieleden, in de Kamerbrief aangeduid als tribale strijders,
zijn omgekomen en zeven anderen gewond zijn geraakt door Nederlandse
inzet. Deze militieleden streden aan de zijde van de belaagde Afghaanse
politie. Naar Afghaans gebruik is aan de familieleden van de vier
gesneuvelde tribale strijders een financiële vergoeding gegeven.
De registratie van slachtoffers is in de Afghaanse praktijk omgeven met
onzekerheden. Regelmatig kan niet worden vastgesteld of een slachtoffer
een burger is of een vijandelijke strijder. Evenzo is veelal moeilijk
na te gaan of een slachtoffer is gevallen ten gevolge van Nederlandse
inzet.
Een ´pro-actieve pr-campagne om politieke schade in Nederland en
Afghanistan te voorkomen´, zoals wordt gesuggereerd in één van de
gelekte Amerikaanse berichten, is niet gevoerd. In het weekend van 7
april 2007 is een groep door Nederland getrainde Afghan National
Auxiliary Police met Nederlandse helikopters naar Chenartu gebracht.
Daarbij zijn ook journalisten van diverse media meegereisd, wat niet
ongebruikelijk is bij dergelijke bezoeken.
Vraag A 4
Kunt u ingaan op het kabinetsstandpunt over en de juridische status van
Task Force 373?
Vraag B 7
Is het juist dat Amerikaanse special forces over een eenheid
beschikken, Taskforce 373, die in de provincie Helmand met een
zogeheten JPELT-lijst werkt waarop niet alleen mensen staan die moeten
worden gearresteerd maar ook moeten worden geëxecuteerd? Zo ja, deelt u
de mening dat dat in strijd is met het humanitair oorlogsrecht? Bent u
bereid uw afkeuring hierover over te brengen aan de Amerikaanse
autoriteiten?
Vraag B 8
Zijn Nederlandse militairen betrokken geweest bij operaties van
Taskforce 373? Zo ja, op welke wijze?
Vraag B 9
Herinnert u zich het mondeling vragenuur van 12 juni 2007 over het
gebruik door Nederlandse mariniers van een dodenlijst van
Talibanleiders die door Nederlandse mariniers mochten worden
uitgeschakeld, zoals de minister van Defensie het verwoordde (3)? Deelt
u de mening dat de berichten over de Taskforce 373 overeen komen met de
berichten op grond waarvan het debat op 12 juni 2007 is gevoerd? Zo
nee, waarom niet? Zo ja, is er een Navo-beleid om eenheden als de
Amerikaanse Taskforce 373 en Nederlandse special forces te laten
optreden? Om welke andere landen gaat het hierbij nog meer?
Antwoord
Taskforce 373 is een Amerikaanse special forces-eenheid die opereert in
het kader van Operation Enduring Freedom. Taskforce 373 behoort niet
tot ISAF. Nederland is niet op de hoogte van het optreden en de
werkwijze van Taskforce 373. Er hebben geen Nederlandse militairen
deelgenomen aan operaties van Taskforce 373. De coördinatie met
OEF-eenheden geschiedt conform de brief die de regering op 1 september
2006 aan de Kamer heeft gestuurd (Kamerstuk 27 925, nr. 233).
Op 12 juni 2007 heeft de minister van Defensie in het vragenuur uitleg
gegeven over de wijze waarop ISAF binnen het geldende mandaat en de
geldende Rules of Engagement omgaat met hoge Talibanleiders die een
bedreiging vormen voor de ISAF-missie. In de stand van zaken-brief van
20 juni 2007 (Kamerstuknummer 27925, nr. 254) is dit eveneens aan de
orde gesteld. Het ISAF-beleid geldt voor alle eenheden die deelnemen
aan de ISAF-missie.
Vraag B 1
Staan er in de documenten verwijzingen naar Nederlandse betrokkenheid
bij incidenten die nog niet zijn gemeld aan de Kamer? Zo ja, waarom
zijn deze incidenten niet eerder gemeld? Kunt u de Kamer een overzicht
sturen van deze incidenten?
Antwoord
De regering heeft op dit ogenblik geen aanwijzingen voor verwijzingen
in de documenten naar Nederlandse betrokkenheid bij incidenten die niet
zijn gemeld.
Vraag B 2
Was u op de hoogte van de logboekaantekeningen van de Amerikaanse
krijgsmacht in Afghanistan onthult, waarbij duidelijk wordt dat de
oorlog grimmiger en bloediger is dan algemeen wordt aangenomen? Zo ja,
sinds wanneer en waarom hebt u deze gegevens niet aan de Kamer ter
beschikking gesteld?
Vraag B 3
Heeft deze informatie een rol gespeeld bij de besprekingen in het
kabinet, in februari 2010, over eventuele verlenging van de missie in
Uruzgan? Zo nee, bent u van mening dat u op de hoogte had moeten zijn
omdat de gevolgen van de beschreven gebeurtenissen belangrijk zijn voor
Nederlandse troepen?
Vraag B 4
Hoe kan naar uw oordeel het parlement controle uitoefenen zonder over
deze informatie te beschikken, teneinde de vraag te beantwoorden of het
om een opbouwmissie gaat of om een regelrechte oorlog, dan wel een
vechtmissie? Kunt u dat toelichten?
Vraag B 5
Hoe beoordeelt u de analyse dat er meer burgerslachtoffers zijn
gevallen in Afghanistan dan tot nu toe openbaar is gemaakt? Is naar uw
oordeel de Kamer hierover optimaal geïnformeerd?
Antwoord
Zoals ook in het antwoord op vraag A1 vermeld betreffen de documenten
overwegend patrouillebeschrijvingen, incidentmeldingen en
gespreksverslagen uit een enkele bron. Het betreft vooral ruwe en
veelal onbeoordeelde informatie. De regering is van mening dat deze
documenten vooralsnog geen nieuw licht werpen op de situatie in
Afghanistan.
De regering heeft de Kamer gedurende de gehele operatie op de hoogte
gesteld van alle relevante ontwikkelingen, gevechtscontacten en
incidenten waarbij Nederlandse eenheden of militairen waren betrokken.
Daarnaast heeft de regering in de stand van zaken-brieven een zo
getrouw mogelijke appreciatie gegeven over de ontwikkelingen in
Afghanistan op politiek, militair en wederopbouwgebied.
Indien sprake was van Nederlandse betrokkenheid bij burgerslachtoffers
is daarvan melding gemaakt in stand van zaken-brieven of weekberichten.
In antwoord op een WOB-verzoek over aantallen slachtoffers waarbij
sprake was van Nederlandse betrokkenheid stelt het ministerie van
Defensie op 18 december 2009:
´De registratie van burgerslachtoffers is in de praktijk omgeven met
onzekerheden. Bij gevechtscontacten tijdens operaties is niet altijd
mogelijk vast te stellen of slachtoffers onder de burgerbevolking zijn
gevallen. Regelmatig kan niet worden vastgesteld of een slachtoffer een
burger is of een vijandelijke strijder. Evenzo is veelal moeilijk na te
gaan of een slachtoffer is gevallen ten gevolgen van Nederlandse inzet.
Dat probleem speelt ook wanneer een Afghaan met verwondingen zich meldt
bij een Nederlandse eenheid of ziekenhuis. Soms kan aan de hand van
diens verhaal over tijdstip en locatie dat hij gewond is geraakt in
relatie tot de aard van de verwonding aannemelijk worden gemaakt dat de
verwonding het gevolg is van Nederlands optreden, doch regelmatiger is
dat niet mogelijk. Ondanks deze praktische belemmeringen wordt gepoogd
een registratie bij te houden. Het ministerie van Defensie heeft echter
niet de pretentie dat deze registratie volledig of accuraat is.´
Uit de tot nu toe beschouwde gelekte documenten kan niet worden
opgemaakt dat het aantal burgerslachtoffers waarbij Nederlandse
militairen of eenheden betrokken zijn geweest hoger is dan in deze
registratie staat vermeld.
De besprekingen in het kabinet over een eventuele missie in Afghanistan
na 1 augustus 2010 zijn gevoerd op basis van alle beschikbare
informatie.
Vraag B 6
Hoe beoordeelt u de analyse dat de Pakistaanse inlichtingendienst de
Taliban steunt en daarbij zelfs luchtafweer ter beschikking zou hebben
gesteld? Was dit bij u bekend? Heeft dit gevolgen voor de relatie met
Pakistan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier?
Antwoord
De regering is bekend met berichten over contacten tussen de
Pakistaanse inlichtingendienst en de Taliban. De regering kan niet
bevestigen dat de Pakistaanse inlichtingendienst luchtafweer ter
beschikking zou hebben gesteld aan de Taliban. Er zijn geen aantoonbare
bewijzen dat de Pakistaanse staat de Afghaanse Taliban formeel en
actief ondersteunt. Wel staat vast dat belangrijke Taliban commandanten
in Pakistan verblijven en dat deze tot op zekere hoogte vrij kunnen
opereren. De regering van Pakistan heeft publiekelijk laten weten
prioriteit te geven aan de bestrijding van militante
groeperingen/individuen die zich actief verzetten tegen de Pakistaanse
staat. Optreden tegen de zogeheten `Afghaanse Taliban' die binnen de
landsgrenzen van Pakistan verblijven, maar die geen acties tegen de
Pakistaanse staat ontplooien, krijgt minder prioriteit. Nederland en de
andere westerse landen die in Afghanistan actief zijn hebben er met
grote regelmaat bij de Pakistaanse regering op aangedrongen om ook
tegen deze `Afghaanse Taliban' in Pakistan acties te ondernemen.
De huidige Pakistaanse regering heeft herhaaldelijk en stellig elke
vermeende grootschalige en actieve steun aan de Afghaanse Taliban
ontkend. Nederland heeft geen reden te twijfelen aan de intenties van
de huidige Pakistaanse regering om de extremisten in de grensgebieden
te verstoren en aan te pakken. Nederland blijft er bij Pakistan op
aandringen dat het land onverminderd doorgaat met zijn strijd tegen
internationaal terrorisme en zowel de Afghaanse als de Pakistaanse
Taliban.
Vraag B 7
Zie het antwoord op vraag A 4
Vraag B 8
Zie het antwoord op vraag A 4
Vraag B 10
Is het juist dat geheime paramilitaire CIA-eenheden, ´Other Government
Agency´s´genaamd, verantwoordelijk zijn voor burgerslachtoffers in
Afghanistan? Zo ja, deelt u de mening dat dit onaanvaardbaar is? Indien
nee, waarom niet?
Antwoord
De regering beschikt niet over informatie waaruit zou blijken dat
geheime paramilitaire eenheden van de CIA verantwoordelijk zijn voor
burgerslachtoffers in Afghanistan.
Vraag B 11
Hebt u kennis genomen van een dreigingsrapport uit 2006 waarin gemeld
wordt dat er een maandelijks overleg was in de Pakistaanse stad Quetta
waaraan Osama Bin Laden deelneemt? Is het juist te concluderen dat
bekend is waar Bin Laden is? Zo nee, waarom niet en waaruit is dat
inmiddels gebleken? Zo ja, welke maatregelen zijn toen genomen om Bin
Laden te arresteren? Indien er geen maatregelen zijn genomen, waarom
was dat het geval?
Antwoord
De regering heeft kennis genomen van de door uw Kamer aangehaalde
rapportage. Het onderhavige rapport betreft een onbevestigde melding
van een enkelvoudige bron. De verblijfplaats van Osama Bin Laden was en
is bij de regering niet bekend.
Vraag B 12
Deelt u de mening dat het communicatiebeleid van Defensie in Nederland
en de Navo in het algemeen, met name met behulp van embedded
journalisten, moet worden veranderd zodat parlement en bevolking beter
kunnen worden ingelicht over de wijze waarop de oorlog zich ontwikkelt?
Zo ja, welke maatregelen neemt u daartoe? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Nee. De basis van het communicatiebeleid van Defensie, zoals ook
verwoord in het ´Communicatieplan ISAF Stage III Uruzgan´, geeft uiting
aan de transparantie die Defensie betracht bij de berichtgeving over
operaties. Deze transparantie blijkt uit de periodieke stand van
zaken-brieven die aan het parlement worden gestuurd, incidentele
Kamerbrieven, bezoeken van parlementsleden aan het operatiegebied, het
Weekoverzicht Defensie-operaties dat wekelijks op de website van
Defensie wordt geplaatst, aanvullende berichtgeving op de website van
Defensie, persbriefings, persberichten en door berichtgeving van een
groot aantal embedded journalisten. De enige beperking die aan deze
embedded journalisten wordt opgelegd, is dat publicaties de veiligheid
van operaties en de persoonlijke veiligheid van troepen, journalisten
en Afghanen niet in gevaar brengen. Journalisten kunnen ook unembedded,
dus buiten Defensie om, naar Afghanistan afreizen. Ter plaatse kunnen
zij zich dan eventueel tijdelijk als embedded journalist bij de
Nederlandse troepen aansluiten. Defensie is voornemens deze
transparantie te continueren in toekomstige operaties.
Vraag B 13
Deelt u de mening dat een onafhankelijk onderzoek naar de wijze van
oorlogvoering en de wijze van communicatie met betrokken parlementen
moet worden gedaan en dat de Kamer dit onderzoek dient te ontvangen? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord
Nee. De regering is van mening dat deze documenten vooralsnog geen
nieuw licht werpen op de situatie in Afghanistan en geen aanleiding
vormen voor een onafhankelijk onderzoek.
Bronnen:
1. http://wardiary.wikileaks.org/ en publicaties hiervan in The
Guardian,
http://www.guardian.co.uk/world/2010/jul/25/afghanistan-war-logs-milita
ry-leaks; The New York
Times, http://www.nytimes.com/interactive/world/war-logs.html en Der
Spiegel,
http://www.spiegel.de/international/world/0,1518,708314,00.html
2. "Afghanistan, the war logs. Task force 373 - special forces hunting
top Taliban." Zie
http://www.guardian.co.uk/world/2010/jul/25/task-force-373-secret-afgha
nistan-taliban?intcmp=239
3. Tweede Kamer, vragenuur 12 juni 2007, TK 79, bijvoorbeeld pagina
79-4196.
4. Afghanistan war logs: White House attacks Pakistan over Taliban aid
http://www.guardian.co.uk/world/2010/jul/25/pakistan-isi-supporting-tal
iban-washington?intcmp=239
5. "Secret CIA paramilitairies'role in civilian deaths", The Guardian,
25 juli 2010.
6. "Osama Bin Laden reported to have issued orders to suicide bombers
in Afghanistan" The Guardian,26 juli 2010. Zie ook passage rapport van
16 augustus 2006: `The top four people in these meetings are Mullah
OMAR, OSAMA BIN LADEN, Mullah DADULLAH and Mullah BARADER (PHON).
Zie
http://www.guardian.co.uk/world/afghanistan/warlogs/7708CDAE-2219-0B3F-
9FFA8E46CFBBEC8B
Ministerie van Buitenlandse Zaken