Vermelding diagnose op declaraties voorlopig van de baan
Grondslag tariefstructuur voor vrijgevestigde psychiaters door NZa
onvoldoende onderzocht.
's-Gravenhage, 2 augustus 2010 â Het College van Beroep voor het
bedrijfsleven heeft vandaag uitspraak gedaan in de beroepen van onder
meer de Orde van Medisch Specialisten, de Nederlandse Vereniging voor
Psychiatrie, Stichting de Koepel van DBC-vrije praktijken van
Psychotherapeuten en Psychiaters en een aantal individuele psychiaters.
Onderwerp van de beroepen is de tariefbeschikking van de Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa), waarin de tarieven voor psychiatrische en
psychotherapeutische zorg over 2008 zijn vastgesteld.
Met ingang van 1 januari 2008 is een nieuwe tariefstructuur voor de
geestelijke gezondheidszorg ingevoerd op basis van de diagnose
behandeling combinatie (DBC). Aan elke DBC is een tarief gekoppeld.
De bezwaren van de psychiaters betreffen in de eerste plaats de opbouw
van de tariefstructuur. Door het prijskaartje dat aan de DBC's is
gehangen stellen vrijgevestigde psychiaters een aanmerkelijk lagere
honorering dan voorheen te ontvangen. De honorariumcomponent voor de
andere medisch specialisten is herkenbaar verwerkt in het uurtarief. De
kosteneenheid die in het besluit van de NZa is vastgesteld voor de
tijdsbesteding van psychiaters is geënt op de situatie bij de
GGZ-instellingen, maar daar zijn, tegen lagere kosten, ook andere
hulpverleners werkzaam, waarvan de kosten en tijdsbesteding ook in het
tarief zijn verwerkt. Voorts menen appellanten dat de afspraken die
voor vrijgevestigde medisch specialisten zijn gemaakt over het
zogeheten normatief uurtarief ook voor hen gelden.
Het argument dat het uurtarief voor de andere medisch specialisten ook
voor vrijgevestigde psychiaters zou moeten gelden, slaagt naar het
oordeel van het College niet. De geschiedenis van de totstandkoming van
de DBC's in de geestelijke gezondheidszorg biedt hiervoor onvoldoende
aanknopingspunten. Bovendien is volgens het College reeds in een vroeg
stadium en kenbaar voor alle branchegenoten een duidelijk verschil
gemaakt met de tariefopbouw die geldt voor medisch specialisten in de
somatische zorg (zorg ten behoeve van lichamelijke aandoeningen).
Wel is het College van oordeel dat de NZa een zorgvuldiger onderzoek
naar - en een beter gemotiveerder beslissing had moeten nemen over - de
effecten van de nieuwe tariefstructuur op het inkomen van de
vrijgevestigde psychiaters. Volgens het College is door de NZa in
onvoldoende mate, gelet op de mogelijk onevenredige gevolgen die door
de tariefbeschikking optreden voor degenen die daarbij rechtstreeks
zijn betrokken, onderzoek gedaan naar met name het kostenverschil
tussen zorg verleend door een GGZ-instelling en zorg verleend door een
vrijgevestigd psychiater.
Daarnaast hebben de psychiaters bezwaar tegen de hun opgelegde
verplichting om diagnose-informatie op hun declaraties te vermelden.
Deze informatie komt de zorgverzekeraars onder ogen en zij vinden dit
in strijd met hun beroepsgeheim en een schending van de privacy van hun
patiënten.
Het verkrijgen van diagnose-informatie is voor de zorgverzekeraars van
belang voor het vervullen van hun taken van zorginkoop en controle van
de geleverde prestaties. Daartegenover staan volgens het College echter
de belangen van de patiënten, bestaande uit de bescherming van hun
privacy en - daarmee samenhangend - van de psychiaters en
psychotherapeuten die de privacy wensen te waarborgen. De
diagnose-informatie die door de psychiaters op de declaraties wordt
vermeld komt bij de verzekeraars onder ogen van medewerkers voor wie
het medisch beroepsgeheim niet geldt en die niet vallen onder het
medisch tuchtrecht. Tot 2008 was er een ander systeem voor het
verwerken van de declaraties, waarbij deze informatie uitsluitend
gezien werd door personen die wel onder het medisch beroepsgeheim
vallen. De NZa heeft in haar besluitvorming geen aandacht besteed aan
deze werkwijze. Bij patiënten die de behandeling zelf betalen is er
helemaal geen belang van zorgverzekeraars bij vermelding van
diagnose-informatie op de declaratie. De NZa had dan ook een betere
belangenafweging moeten maken.
Tot slot hebben de psychiaters nog bezwaren aangevoerd tegen de
verplichting die de NZa hun heeft opgelegd om de diagnose-informatie
door te geven aan het DBC informatiesysteem (DIS). Volgens het College
is er echter geen verband tussen het besluit over de tariefstructuur,
waartegen de psychiaters zijn opgekomen, en de verplichting informatie
aan het DIS te leveren. Het College gaat daarom niet nader in op deze
bezwaren.
De NZa zal opnieuw een besluit moeten nemen over de tariefstructuur
voor de vrijgevestigde psychiaters. Totdat dat besluit er is, hoeven
appellanten, voor zover zij handelen als vrijgevestigd psychiater of
psychotherapeut, geen diagnose-informatie op hun declaraties te
vermelden.
Ook heeft het College vandaag uitspraak gedaan in een beroep dat is
ingesteld door één psychiater, aan wie door de NZa een aanwijzing is
opgelegd strekkende tot naleving van de verplichting tot het vermelden
van diagnose-informatie op zijn declaraties. Onder verwijzing naar de
uitspraak van de Orde van Medisch Specialisten en anderen heeft het
College geoordeeld dat de NZa aan deze psychiater - voor zover
handelend als vrijgevestigde - de aanwijzing in redelijkheid niet heeft
kunnen opleggen.
LJ Nummers
BN3056
BN3059
Zie het origineel
Bron: College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum actualiteit: 2 augustus 2010 Naar boven
Gerechtelijke organisatie