Rijksoverheid
Datum 28 juli 2010
Betreft
Vragen over het ongeoorloofd verstrekken van hbo.diploma's
De leden Jadnanansing (PvdA), Beertema (PVV), Van der Ham (D66) en van Dijk
(SP) hebben naar aanleiding van het artikel in de Volkskrant van 10 juli 2010
getiteld "Slechte scriptie, toch je bul" vragen gesteld over het verstrekken van
diploma's door Hogeschool InHolland. Het lid Van der Ham (D66) heeft ook
vragen gesteld over diplomaverstrekking door de Hanzehogeschool naar
aanleiding van de artikelen op www.geenstijl.nl en www.telegraaf.nl. Bedoelde
artikelen gaan over zgn. langstuderenden: studenten, die langer dan de nominale
studieduur studeren en via een separaat (d.w.z. anders dan regulier)
afstudeertraject een einddiploma behalen.
Het artikel in de Volkskrant heeft voor behoorlijk veel commotie gezorgd. In de
media zijn veel beschuldigingen geuit aan het adres van hogescholen, die ten
onrechte diploma's zouden hebben uitgereikt aan studenten die niet al hun
vakken hebben gehaald dan wel daarvoor te weinig werk hebben verricht.
Deze beschuldigingen raken heel direct de kwaliteit van ons onderwijs en de
betrouwbaarheid van het hbo.diploma, zaken die mij zeer aan het hart gaan. Dit
kabinet heeft samen met de hogescholen de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in
de kwaliteit van het hbo. Zo is er in deze regeerperiode voor het hbo bijvoorbeeld
structureel een extra budget van ruim ¤ 90 mln. per jaar beschikbaar gekomen
voor verbetering van kwaliteit, vermindering van uitval van studenten en
praktijkgebonden onderzoek. Met de HBO.raad zijn meerjarenafspraken gemaakt
over kwaliteitsverbetering en meer studiesucces, die door de Inspectie van het
Onderwijs (verder te noemen: de inspectie) worden gemonitord.
Het is natuurlijk volstrekt onaanvaardbaar, indien met diploma's wordt
gesjoemeld. Studenten en werkgevers moeten erop kunnen vertrouwen dat een
diploma de waarde heeft die ervoor staat. Ik vind het dan ook van belang dat er
grondig onderzoek plaatsvindt naar separate trajecten in het hoger onderwijs om
zicht te krijgen op de vraag of en zo ja, de mate waarin er sprake is van mogelijk
onrechtmatige afgifte van diploma's. In deze brief informeer ik u nader over het
onderzoek dat de inspectie op dit moment uitvoert ('Langstuderenden in het
hoger onderwijs in relatie tot de diplomakwaliteit'). Omdat het onderzoek loopt,
kan ik op die vragen van genoemde leden, waarvan beantwoording afhankelijk is
van het onderzoek, nu nog niet concreet ingaan.
Naast het onderzoek van de inspectie zal ik u op hoofdlijnen informeren over de
checks and balances in ons hoger onderwijsstelsel, die de kwaliteit van het
Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
2500 BJ Den Haag
www.rijksoverheid.nl
Onze referentie
HO&S/BS/224565
Uw referentie
2010Z10875,
2010Z10869,2010Z10874,
2010Z10876
Pagina 2 van 5
Datum
Onze referentie
HO&S/BS/224563
onderwijs moeten borgen dan wel voorzien in interventies, die kunnen worden
toegepast, indien onrechtmatige afgifte van diploma's aantoonbaar is.
In verband daarmee is in de media veel commentaar gegeven op de bekostiging.
Het huidige bekostigingsmodel zou instellingen teveel prikkelen tot het afgeven
van diploma's. Met ingang van 1 januari 2011 verandert de bekostiging van het
hoger onderwijs. In het huidige model ontvangen de hogescholen het merendeel
van hun onderwijsbekostiging (ca. 60.80%) bij de afgifte van het
bachelordiploma. Dit percentage wordt in het model, dat per 2011 in werking
treedt, verlaagd naar ca. 20%. De aanleiding voor de verlaging van de vergoeding
voor een diploma is onder meer dat de bekostiging meer in evenwicht komt met
de inspanningsverplichtingen van de hoger onderwijsinstellingen en niet
voornamelijk gericht is op output bekostiging.
1. Onderzoek door de Inspectie van het Onderwijs
Al voor de recente berichten in de pers was de inspectie gestart met een
onderzoek naar verkorte trajecten in het hoger onderwijs (zie ook verderop in
deze paragraaf). Genoemde berichten zijn voor de inspectie aanleiding om dit
onderzoek uit te breiden met een deelonderzoek naar separate
afstudeertrajecten. Dit deelonderzoek zal met voorrang uitgevoerd worden en
verbreed worden naar alle hoger onderwijsinstellingen
(HBO/WO/bekostigd/onbekostigd). De eerste fase van dit onderzoek, dat
inmiddels van start is gegaan, bestaat eruit dat de instellingen aan de hand van
een vragenlijst de inspectie informeren over de stand van zaken rond separate
afstudeertrajecten bij de instellingen. Op deze manier wordt de situatie van de
afzonderlijke instellingen geïnventariseerd. De resultaten van de genoemde
vragenlijst zullen samen met de bevindingen van de commissie Leers (waarover
meer in de volgende alinea), bij de inspectie bekende meldingen en klachten,
reeds beschikbare informatie uit ander inspectieonderzoek en andere
informatiebronnen door de inspectie geanalyseerd worden. Op basis daarvan kan
de inspectie eventuele risico.instellingen identificeren, waarbij een
diepteonderzoek kan worden uitgevoerd, mochten de informatiebronnen daartoe
aanleiding geven.
In het kader van haar analyse zal de inspectie bijzondere aandacht besteden aan
meldingen of klachten van docenten die zich binnen de instelling onder druk gezet
voelen om kwaliteitsnormen voor tentaminering en examinering te verlagen.
In oktober a.s. zal de inspectie mij tussentijds rapporteren over haar bevindingen
naar aanleiding van de genoemde informatiebronnen. Ik zal deze rapportage
uiteraard delen met uw Kamer.
De inspectie houdt direct contact met de commissie Leers, die onderzoek doet
naar de in het Volkskrantartikel genoemde signalen, die afkomstig zijn van
Hogeschool InHolland. Daarbij is door de inspectie aangegeven welke
onderzoeksvragen zij van belang acht en is afgesproken dat de commissie de
inspectie op de hoogte houdt van de voortgang van hun interne onderzoek bij
InHolland.
Zoals gezegd is de inspectie, al voor de berichtgeving over InHolland, een
onderzoek gestart naar verkorte trajecten in het hoger onderwijs. Dit onderzoek
is opgenomen in het Jaarwerkplan 2010, zoals u op 24 november 2009 heeft
ontvangen (Kamerstukken 32123 VIII, nr. 68). Aanleiding van dit onderzoek
Pagina 3 van 5
Datum
Onze referentie
HO&S/BS/224563
waren onder andere de inspectiebevindingen bij een onderzoek in 2009 naar EVC.
voorzieningen in het hoger onderwijs (Kamerstukken II, 31 288, nr. 104, 2009.
2010). Hieruit bleek dat er nog veel te wensen is op het punt van
maatwerktrajecten en er nog altijd niet even flexibel wordt ingespeeld op de
behoeften van studenten aan korte en aangepaste opleidingstrajecten.
Tegelijkertijd is waar te nemen dat in het niet.bekostigd onderwijs en
deeltijdopleidingen steeds vaker sprake is van standaard verkorte trajecten (soms
met meer dan zestig ECTS). Het is de vraag in hoeverre aan deze verkorte
trajecten robuuste EVC.voorzieningen dan wel adequate intakeassessments ten
grondslag liggen en hoe dergelijke trajecten in de onderwijs -en examenregeling
verantwoord worden.
2. Checks and balances
De ernst van de onderzochte beschuldigingen zal bij velen de vraag oproepen of
de checks and balances in het stelsel van het Nederlandse hoger onderwijs wel
adequaat zijn. Het lijkt mij dan ook zeer relevant om deze nader uiteen te zetten
evenals de verscherpingen daarvan die in deze kabinetsperiode zijn ingevoerd.
Daarmee zeg ik uiteraard nog niet of en zo ja, welke concrete maatregelen er zo
nodig straks genomen gaan worden, want dat hangt af van de hiervoor genoemde
onderzoeken.
De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de opleidingen ligt bij het
instellingsbestuur, dat onder toezicht staat van de raad van toezicht. Achtergrond
daarvan is een sinds 1985 geldende sturingsfilosofie, die is gebaseerd op het
beginsel van autonome instellingen en waarbij 'subsidiariteit' een belangrijk
uitgangspunt is voor de vormgeving van het toezicht op de onderwijskwaliteit.
Dat wil echter niet zeggen, dat als het mis gaat, de overheid met lege handen
staat (zie verder in deze paragraaf).
Ingrijpen na onregelmatigheden
In haar algemeenheid is een situatie, waarin aan studenten een diploma wordt
uitgereikt zonder dat zij aan de normen van slagen voldoen, onregelmatig en zelfs
strafbaar in de zin van het wetboek van strafrecht.
Na vaststelling van onregelmatigheden in de afgifte van diploma's kan de ten
onrechte ontvangen bekostiging worden teruggevorderd. In voorkomende
gevallen zou over kunnen worden gegaan tot strafvervolging. Uit het
feitenonderzoek moet blijken of aangifte bij het openbaar ministerie aan de orde
is. Overigens leert ervaring dat het openbaar ministerie terughoudend is in het
daadwerkelijk overgaan tot rechtsvervolging.
Accreditatie en inspectieonderzoek
De externe kwaliteitszorg van de opleidingen is belegd bij de Nederlands.Vlaamse
Accreditatie Organisatie (NVAO), die eens in de zes jaar beoordeeld of een
opleiding geaccrediteerd kan worden. De NVAO toetst de opleiding aan wettelijk
vastgelegde eisen, die internationaal zijn geijkt.
Naast de kwaliteitszorg door de NVAO kan de inspectie onderzoek verrichten op
aanwijzing van de minister dan wel uit eigen beweging. Dit onderzoek kan mede
de kwaliteit van het onderwijs omvatten. De inspectie kan dergelijk onderzoek
uitvoeren in situaties waarin wordt vermoed dat de bestaande checks and
balances in en rondom de instelling tekort schieten,
Pagina 4 van 5
Datum
Onze referentie
HO&S/BS/224563
Intrekken accreditatie
Wanneer het onderwijs onder de maat is en er geen zicht meer is op verbetering,
heeft de minister, dankzij de recente wijziging van de accreditatie, met ingang
van 2011 de bevoegdheid om . als ultimum remedium . de verleende accreditatie
tussentijds (d.w.z. buiten de context van een accreditatieprocedure) in te trekken.
Het gevolg van het tussentijds intrekken is dat de desbetreffende opleiding de aan
accreditatie verbonden wettelijke rechten, zoals bekostiging, verliest.
Een intrekkingsbesluit kan worden genomen, nadat is gebleken dat de kwaliteit
van de opleiding niet meer voldoet aan de criteria die gelden voor het verlenen
van accreditatie. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als een opleiding
tussentijds ingrijpend wordt gewijzigd en daardoor niet meer het niveau van
bachelor of master kan waarmaken of als een aanzienlijk deel van het
oorspronkelijk docentencorps is weggevallen zonder goede vervanging.
Aanleiding om de intrekkingsprocedure te starten kan zijn een rapportage van de
inspectie over serieuze klachten en signalen met betrekking tot de kwaliteit van
een bepaalde opleiding of zwaarwegende klachten en signalen die op andere wijze
bij de minister of NVAO zijn binnengekomen.
Examens en examencommissies
De accreditatiebepalingen in de WHW zijn onlangs aangescherpt waarbij de rol die
de kwaliteit van examinering speelt bij de accreditatie is verzwaard. Als alleen al
het onderdeel examens en toetsing van een accreditatie negatief wordt
beoordeeld, kan een opleiding de accreditatie verliezen.
Ook zijn onlangs de taak en de positie van de examencommies bij het hoger
onderwijs versterkt (zie de wet versterking besturing, Staatsblad 2010 168). Deze
wetswijziging treedt in werking met ingang van 1 september a.s.
Uitgangspunt daarbij is het vergroten van de onafhankelijkheid en deskundigheid
van de examencommissies, o.a. door de wettelijke verplichting voor het
instellingsbestuur om zorg te dragen voor het onafhankelijk en deskundig
functioneren van de examencommissie. Mede aanleiding voor de aanscherping
waren de kritische rapporten over het functioneren van de examencommissies die
de inspectie (Boekhouder of wakend oog?, Kamerstukken II, 31288, nr. 71) en de
Onderwijsraad de afgelopen jaren hebben uitgebracht.
3. Eerdere inspectieonderzoeken
In de afgelopen kabinetsperiode is tussen uw Kamer en dit kabinet verschillende
keren het debat gevoerd over de kwaliteit van het hoger onderwijs. Eén van de
eerste aanleidingen daarvoor was een inspectieonderzoek naar zgn. spookvakken
en cadeaupunten in het hoger onderwijs (Kamerstukken II, 31 132, nr. 1 en 2).
Conclusie was dat er geen aanwijzingen waren dat er op betekenisvolle schaal
sprake zou zijn van spookvakken, maar dat er wel regelmatig aan studenten
studiepunten worden toegekend waar geen evenredige studie.inspanning
tegenover staat (cadeaupunten). Mede naar aanleiding hiervan is met Het
Hoogste Goed, de Strategische agenda voor het hoger onderwijs ., onderzoek -en
wetenschapsbeleid (Kamerstukken II, 31 288, nr. 1) een ambitieuze
kwaliteitsagenda neergezet met een maatregelenpakket, waarbij enerzijds wordt
voorzien in extra investeringen in meer studiesucces, kwaliteit en excellentie (die
werden uitgekeerd onder het regime van de eerder door mij genoemde
meerjarenafspraken) en anderzijds in de eerder genoemde kwaliteitsprikkels via
Pagina 5 van 5
Datum
Onze referentie
HO&S/BS/224563
aanpassing van de accreditatie en de bekostiging. Het maatregelenpakket rondom
studiesucces is Kamerbreed gesteund (zie o.a. het verslag van het notaoverleg
over de strategische agenda, Kamerstukken II, 31 288, nr. 18). Hogescholen en
universiteiten maken hier veel werk van, maar het is duidelijk dat er nog veel te
doen blijft. Overigens zal de rapportage van de inspectie over de
meerjarenafspraken studiesucces, die begin 2011 wordt opgeleverd, hierin nader
inzicht bieden.
Al met al is er in het hoger onderwijs veel aandacht voor de verbetering van de
kwaliteit van de opleidingen. Er zijn diverse maatregelen getroffen om
hogescholen en universiteiten daarbij te ondersteunen, maar ook kaders
geformuleerd waarbinnen instellingen dat onderwijs moeten blijven verzorgen.
Ik weet dat ook de hogescholen de recente berichten in de media zorgwekkend
vinden en dat zij dit vraagstuk uiterst serieus nemen. Ik vertrouw er dan ook op
dat zij (evenals de universiteiten) alle medewerking verlenen aan het onderzoek
van de inspectie. Immers de waarde van de diploma's in ons hoger onderwijs
moeten boven alle twijfel verheven zijn.
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt.Vliegenthart