Rechtbank Groningen
Rechtbank wijst vervroeging verblijfsvergunning toe
De rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, heeft op 21
juli 2010 uitspraak gedaan in het beroep dat Moayad A. heeft
ingesteld tegen het besluit van de Minister van Justitie om hem met
ingang van 4 december 2007 een verblijfsvergunning te verlenen. Moayad
A. stelt echter dat al op een eerder moment sprake was van een zodanige
gezinsband dat vergunningverlening moet volgen. De rechtbank stelt A.
hierin in het gelijk en oordeelt dat hij op 11 augustus 2005 aan de
voorwaarden voor een verblijfsvergunning voldoet.
In de uitspraak wordt alleen ingegaan op het geschil tussen A. en de
Minister van Justitie vanaf welke datum de vergunning verleend moet
worden. De Minister heeft na een eerdere weigering besloten tot
verlenging van een verblijfsvergunning. Volgens het oordeel van de
Minister bestaat er tussen Moayad A. en zijn dochter namelijk een
zodanige gezinsband dat hem op grond van artikel 8 EVRM* met ingang van
4 december 2007 verblijf moet worden toegestaan. Moayad A. is daar
tegen in beroep gegaan, omdat hij vindt dat al op een eerder moment
sprake was van een zodanige (intensieve) gezinsband dat
vergunningverlening moet volgen.
De rechtbank stelt hem hierin in het gelijk en oordeelt - onder
verwijzing naar eerder door haar gedane uitspraken - dat hij sinds 11
augustus 2005 aan de voorwaarden voor toekenning voldoet, zodat hem per
die datum een verblijfsvergunning toekomt. De Minister van Justitie
wordt opgedragen in zoverre een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
(*EVRM staat voor Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van
de mens en de fudamentele vrijheden)
LJ Nummer
BN2101
Zie het origineel
Bron: Rechtbank Groningen
Datum actualiteit: 27 juli 2010 Naar boven