Uitspraken vastgesteld d.d. 26 juli 2010
door mr. C.A. Streefkerk, voorzitter, mw. A.C. Diamand, mw. F. Santing,
mw. drs. P.C.J. van Schaveren en mr. drs. G.J. Wolffensperger, leden,
in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. F.G.
Jansma, plaatsvervangend secretaris.
De Lafayette School / Onderwijsblad
Uitspraak: onbevoegd c.q. ongegrond
Klaagster is door een freelance medewerkster van het Onderwijsblad
benaderd met het verzoek tot het houden van een telefonisch interview
ten behoeve van een artikel over particuliere scholen. Nadat klaagster
met dat interview heeft ingestemd, is het interview door verweerder
afgezegd met als reden dat het Onderwijsblad geen aandacht wil besteden
aan Scientology. Vervolgens heeft klaagster een klacht ingediend bij
het Meldpunt Discriminatie, Bureau Art.1 Gooi en Vechtstreek (hierna:
het Meldpunt Discriminatie). Het Meldpunt Discriminatie heeft
verweerder hierover geïnformeerd in een brief van 3 december 2009 en
aan verweerder meegedeeld dat het Meldpunt Discriminatie toeziet op
naleving van artikel 1 van de grondwet. Verweerder heeft op de brief
van het Meldpunt Discriminatie gereageerd in een e-mailbericht van
6 januari 2010.
Voor zover de klacht is gericht tegen het e-mailbericht van 6 januari
2010 van verweerder overweegt de Raad dat dit onderdeel betrekking op
de gedragingen van verweerder in het kader van een tussen klaagster en
verweerder gevoerde klachtprocedure bij het Meldpunt Discriminatie. De
Raad heeft in een groot aantal zaken het handelen van journalisten in
het verband van de afhandeling van een in eerste instantie bij die
journalisten ingediende klacht als journalistieke gedragingen
aangemerkt. Echter, waar het handelen van journalisten betreft in het
kader van een juridische of tuchtrechtelijke procedure - zoals in dit
geval bij een klacht bij het Meldpunt Discriminatie - dient het belang
van het in volle vrijheid voeren van verweer zodanig zwaar te wegen dat
niet meer van een journalistieke gedraging in de zin van de Statuten
kan c.q. mag worden gesproken. De Raad acht zich derhalve niet bevoegd
over het e-mailbericht te oordelen. (vgl. onder meer RvdJ 2006/52)
Verder heeft klaagster betoogd dat het handelen van verweerder
onacceptabel is, nu deze een interview heeft afgezegd omdat hij geen
aandacht wil besteden aan Scientology. De Raad overweegt dat het
verweerder vrijstond te bepalen of hij in zijn artikel over
particuliere scholen tevens aandacht zou besteden aan klaagster en al
dan niet tot het houden van een interview met klaagster zou overgaan.
De omstandigheid dat het interview door verweerder mede zou zijn
afgezegd vanwege de vermeende band tussen klaagster en de
Scientology-beweging maakt dit - hoe negatief klaagster dit ook heeft
mogen ervaren - niet anders. Overigens behoefde verweerder zijn keuze
om niet tot het interview over te gaan, niet te verantwoorden.
Verweerder heeft op dit punt niet journalistiek ontoelaatbaar
gehandeld. (zie punt 1.2. van de Leidraad van de Raad en vgl. RvdJ
2010/10)
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: afspraken, selectie van nieuws
· Procedure: bevoegdheid
Publicatie op www.rvdj.nl/2010/32
I.A. Furnée-Reevers e.a. / `Spoorloos' (KRO)
Uitspraak: ongegrond
In januari 2010 heeft de KRO in een aflevering van het
televisieprogramma `Spoorloos' aandacht besteed aan de Stichting
`Blood-Brothers TU'MBA'. Deze stichting helpt Ethiopiërs die op zoek
zijn naar hun vermeende Nederlandse biologische vaders, die in de
tweede helft van de 20e eeuw voor de Handelsvereniging Amsterdam
(hierna: de HVA) in Ethiopië hebben gewerkt. In de uitzending wordt
voor één van de Ethiopiërs door de voice-over de volgende oproep
gedaan: "De vierde persoon voor wie wij een oproep doen is Essayas. Hij
zoekt zijn vader de heer Furnée.", waarbij tegelijkertijd de naam
`F.G.H. Furnée' in beeld is gebracht. Na de uitzending is de oproep op
de website van `Spoorloos' geplaatst. Nadien is nog over de kwestie
bericht in een uitzending van `Spoorloos', waarbij de voice-over onder
meer heeft gemeld: "Uit de gesprekken die wij met alle nog levende
genoemde mannen en de nabestaanden van de overleden mannen hebben
gevoerd, trekken wij nu de conclusie dat hun namen door ons ten
onrechte zijn genoemd. Wij moeten helaas vaststellen dat er in deze
twaalf zaken geen bewijs is om te stellen dat deze voormalige
medewerkers van de HVA in Ethiopië een kind hebben verwekt. Wij bieden
alle betrokkenen onze uitdrukkelijke excuses aan." Een vergelijkbaar
bericht is op de website van `Spoorloos' gepubliceerd. Klaagsters zijn
de weduwe en de drie dochters van F.G.H. Furnée (hierna: Furnée), die
in de vijftiger jaren voor de HVA in Ethiopië als chemicus in een
suikerfabriek heeft gewerkt.
Niet in geschil is dat in de uitzending en op de website van verweerder
ten onrechte de naam Furnée is vermeld. Verweerder had dit kunnen
voorkomen door de juistheid van de door Daniel verstrekte informatie te
verifiëren, bijvoorbeeld door navraag te doen bij klaagsters.
Verweerder heeft dat ten onrechte nagelaten, hetgeen hij ook heeft
erkend. Door niettemin de naam Furnée te vermelden, heeft verweerder
jegens klaagsters journalistiek onzorgvuldig gehandeld. (zie punten
1.1., 1.2. en 1.3. van de Leidraad van de Raad)
Verweerder heeft vervolgens zowel in een aflevering van `Spoorloos' als
op zijn website duidelijk gemaakt dat hij de naam Furnée ten onrechte
in de uitzending heeft genoemd. Weliswaar is in de rectificatie op de
website het woord `gefundeerd' vermeld in de zinsnede "Wij moeten
vaststellen dat er in deze twaalf zaken geen gefundeerd bewijs is
(...)" hetgeen, gelet op de toezegging van verweerder ter zake, slordig
kan worden genoemd - maar in de uitzending is die term achterwege
gelaten. Voorts heeft verweerder de oproep van Essayas van zijn website
verwijderd. Dat zulks pas enige tijd na de rectificatie is gebeurd, is
door verweerder ter zitting toegelicht en niet journalistiek
ontoelaatbaar.
Aldus hebben verweerders de hiervoor bedoelde onzorgvuldigheid op
deugdelijke wijze rechtgezet. Gelet op de aard van de omissie moet de
rectificatie als passend worden beschouwd. Hoewel de Raad begrijpt dat
klaagsters de uitzending als bijzonder grievend hebben ervaren, heeft
verweerder zijn journalistiek onzorgvuldige handelwijze rechtgezet op
een in de journalistiek passende wijze. Dit leidt tot de slotsom dat de
klacht ongegrond moet worden verklaard. (zie punt 6.1. van de Leidraad)
Trefwoorden:
· Feitenweergave: onjuiste, grievende berichtgeving
· Rectificatie/weerwoord: rectificatie
Publicatie op www.rvdj.nl/2010/33
Thermphos International B.V. en N. Galmor / B. Huisjes, B. Olmer en De
Telegraaf
Uitspraak: onthouding oordeel
Op de voorpagina van De Telegraaf is het artikel "Fosforfabriek in
handen maffia" verschenen. Het artikel is op pagina 5 vervolgd onder de
kop "Waarom deed justitie niets?" met het chapeau "Nederlands
chemieconcern mogelijk jarenlang in greep Russische wapenmaffia en
terroristen". Kern van de klacht is dat verweerders betreffende een
groot aantal aan de orde gestelde zaken niet waarheidsgetrouw hebben
bericht en ongefundeerde ernstige beschuldigingen aan het adres van
klagers hebben geuit.
Bij zijn beraadslaging is de Raad tot het inzicht gekomen dat de
beoordeling van de klacht niet met de vereiste zorgvuldigheid kan
geschieden. Verweerder heeft ervoor gekozen geen verweer te voeren en
heeft derhalve de Raad geen informatie verschaft omtrent de wijze
waarop de berichtgeving tot stand is gekomen. De Raad betreurt deze
houding, omdat daarmee een onafhankelijke journalistieke toetsing van
de handelwijze van verweerder ernstig wordt bemoeilijkt. In het
bijzonder in de onderhavige zaak is voor een weloverwogen oordeel een
bredere kennis van de feiten nodig dan waarover de Raad beschikt.
Gezien de complexiteit van de materie, kan de Raad dan ook geen
gefundeerd oordeel geven zonder diepgaand feitenonderzoek, hetgeen
echter mede door de houding van verweerder niet mogelijk is. De
procedure bij de Raad leent zich er niet voor dat de Raad een dergelijk
feitenonderzoek buiten (een der) partijen om verricht. De Raad onthoudt
zich daarom van een oordeel over de onderhavige klacht.
Trefwoorden:
· Procedure: medewerking aan procedure, onthouding oordeel
Publicatie op www.rvdj.nl/2010/34
---
Uitspraak vastgesteld d.d. 23 juli 2010
door mr. Th. Groeneveld, voorzitter, mr. T.E. Klein, mw. E.J.M. Lamers,
M. Ülger en mr. drs. G.J. Wolffensperger, leden, in tegenwoordigheid
van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. W.S. van Helvoort,
plaatsvervangend secretaris.
R. Felgata / B. Paternotte, C. Bouwman, N. Stolker en HP/De Tijd
Uitspraak: onbevoegd c.q. ongegrond
Medio maart 2010 heeft klaagster in een column een open brief
geschreven aan schrijver Robert Vuijsje onder de titel "Alleen maar
neppe mensen", waarin zij reageert op Vuijsjes boek "Alleen maar nette
mensen". Vervolgens is op 3 april 2010 op de website van HP/De Tijd een
artikel van Bouwman verschenen onder de kop "Joden-zijn-dik-columniste
Raja Felgata ontslagen bij Revu". Diezelfde dag heeft Paternotte het
volgende Twitter-bericht aan klaagster gericht: "@RajaFelgata VIEZE
VUILE ANTISEMIET! Ik vind het jammer dat je geen column meer hebt.
Regels snel iets anders, girl." heeft Paternotte het volgende
Twitter-bericht verstuurd:
er ook tegenaan te bemoeien. s een blog- en twittervendetDrie dagen
later is op de website van HP/De Tijd een artikel van Stolker geplaatst
onder de kop "Ontslagen joden-zijn-dik-columniste krijgt steun van
Fatima Elatik". Ten slotte is diezelfde dag, een aantal uren later, op
de website van HP/De Tijd een artikel verschenen van Bouwman onder de
kop "Joden-zijn-dik-columniste Raja Felgata solliciteert bij HP/De
Tijd".
Kern van de klacht is dat in de berichtgeving op website van HP/De Tijd
ten onrechte is gesuggereerd dat klaagster is ontslagen, dat zij
antisemitische uitspraken heeft gedaan en dat zij heeft gesolliciteerd
bij HP/De Tijd. Verweerders hebben niet op de klacht gereageerd.
De Raad acht van belang dat klaagster met haar open brief aan Vuijsje
op zodanig provocerende wijze de publiciteit heeft gezocht dat reacties
daarop - verwoord op vergelijkbare, provocerende wijze - redelijkerwijs
te verwachten waren. Dat klaagster haar column op dezelfde manier heeft
geschreven als Vuijsje in zijn boek heeft gedaan, vrijwaart haar daar
niet van.
In dit licht bezien zijn de publicaties niet onaanvaardbaar. Daarin
komen geen kwalificaties of vergelijkingen voor die journalistiek
ontoelaatbaar zijn. Dat klaagster de berichtgeving als grievend heeft
opgevat, is daarvoor onvoldoende. De publicaties hebben een opzettelijk
overdreven tendentieuze toon; voor de gemiddelde lezer is voldoende
duidelijk dat voor verweerders feitelijke verslaglegging niet voorop
heeft gestaan en dat overdrijving als stijlmiddel niet is geschuwd.
Daarbij komt dat het journalistiek gebruikelijk is dat een artikel in
de kop scherp wordt aangezet. Hoewel de kop "Joden-zijn-dik-columniste
Raja Felgata ontslagen bij Revu" feitelijk niet juist is, is deze niet
onacceptabel. In de tekst van het artikel is klaagsters vermeende
ontslag niet als feit gepresenteerd, maar is aan de orde gesteld of
klaagster vanwege haar column in Revu weg moest. Direct daarop volgend
is het weerwoord van klaagster weergegeven, te weten dat zulks niet het
geval was en dat haar vertrek te maken had met de nieuwe koers van
Revu.
Het standpunt van klaagster dat ten onrechte is gesuggereerd dat zij
antisemitische uitspraken heeft gedaan, volgt de Raad evenmin. De
passage "Alle joden zijn vrouwonvriendelijk en meestal dik. Maar dat
komt omdat de meeste joden rijk zijn. Welvaartsjoden zijn altijd dik."
is een letterlijk citaat uit de open brief van klaagster, dat in de kop
van de berichtgeving is geparafraseerd als `Joden-zijn-dik-columniste'.
Met betrekking tot haar vermeende sollicitatie bij HP/De Tijd heeft
klaagster desgevraagd meegedeeld dat de opmerking dat zij voor HP/De
Tijd wilde schrijven een juiste weergave behelst van hetgeen zij tegen
Bouwman heeft gezegd. Uit de context van het gewraakte artikel is
bovendien duidelijk af te leiden dat klaagster haar opmerking niet
serieus bedoelde.
Met de publicaties op de website van HP/De Tijd zijn derhalve geen
grenzen overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van de
journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is.
Voor zover de klacht is gericht tegen het Twitter-bericht overweegt de
Raad het volgende. Daargelaten of, en zo ja: onder welke
omstandigheden, een bericht op Twitter als een journalistieke gedraging
kan beschouwd, is de Raad van oordeel dat het bericht van Paternotte
aan klaagster een louter althans overwegend persoonlijk karakter heeft,
waardoor het in het geheel als van niet-journalistieke aard moet worden
aangemerkt. Het journalistieke normenstelsel is voor de beoordeling van
dergelijke berichten niet bedoeld. De Raad acht zich daarom niet
bevoegd over het Twitter-bericht te oordelen.
Trefwoorden:
· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze, grievende
berichtgeving
· Rectificatie/weerwoord: weerwoord
· Procedure: bevoegdheid
Publicatie op www.rvdj.nl/2010/31
---
Raad voor de Journalistiek