geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 26 juli 2010
Kamerbrief inzake geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 26 juli
2010
Kamerbrief | 16 juli 2010
Graag bied ik u hierbij aan de geannoteerde agenda van de Raad Algemene
Zaken van 26 juli 2010.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 26 juli 2010
Presentatie agenda voorzitterschap
België zal zijn voorzitterschapsdocument toelichten (noot ^1 ). Het
Belgische voorzitterschap heeft de prioriteiten in het algemeen goed
gedefinieerd. Het programma besteedt veel aandacht aan
financieel-economisch beleid. Maar ook vraagstukken als JBZ, sociale
cohesie en klimaat worden behandeld. Nederland is eveneens tevreden met
de dienende/faciliterende rol die het Belgische voorzitterschap
zichzelf toemeet in het licht van de omstandigheden post-Lissabon (met
een vaste voorzitter van de ER en een Hoge Vertegenwoordiger die een
grotere rol heeft op extern gebied). Tot slot valt op dat België een
prudente lijn kiest op het uitbreidingsdossier en daarbij ook expliciet
de voorwaarden benoemt zoals die zijn beschreven in de verscherpte
uitbreidingsstrategie van 2006.
Toetredingsconferentie IJsland
Conform de opdracht van de Europese Raad van 17 juni zal de Raad het
groene licht geven voor het onderhandelingsraamwerk voor IJsland, zodat
de toetredingsonderhandelingen met deze kandidaat-lidstaat formeel
kunnen worden geopend tijdens de Intergouvernementele Conferentie die
is voorzien voor dinsdag 27 juli. Zoals ook door Nederland is
uitgedragen op de Europese Raad van 17 juni is onderhandelingshoofdstuk
9 inzake Financiële Diensten, waaronder ook het depositogarantiestelsel
(en daarmee de Icesave problematiek) valt, prioritair. Nederland zal
niet kunnen instemmen met sluiting van dit hoofdstuk, voordat een
akkoord is bereikt over de leenovereenkomst tussen IJsland enerzijds en
Nederland en het VK anderzijds. Op verzoek van Nederland is in het
onderhandelingsraamwerk vastgelegd dat hoofdstukken als deze, die van
IJsland nog de nodige inspanningen vergen, in een vroeg stadium van de
onderhandelingen ter tafel komen. Nederland zal zich voorts samen met
andere EU-lidstaten in het kader van de toetredingsonderhandelingen
inzetten voor het uitbannen van walvisvangst in IJsland, conform het
moratorium op walvisvangst in het kader van de International Whaling
Commission(IWC) waarop de EU inzet (zoals in 2009 bij Raadsbesluit is
vastgelegd).
Voorbereiding Europese Raad september
Op de Europese Raad van 16 september zal worden gesproken over de
omgang van de Europese Unie met haar strategische partners. De
ministers van Buitenlandse Zaken zullen ook voor deze bijeenkomst
worden uitgenodigd. Mogelijk zal de ER ook over financieel-economische
onderwerpen spreken.
Op het moment van schrijven van deze brief is nog niet bekend hoe de
discussie zal worden gestructureerd. De informele Raad Buitenlandse
Zaken (`Gymnich') van 10 september en de Raad Algemene Zaken van 13
september zullen de discussie voorbereiden.
Bij het Gymnich-overleg van maart jl. waren de ministers het erover
eens dat de EU opkomende actoren, zoals China, India en Brazilië,
sterker moet engageren, opdat zij worden aangemoedigd hun
verantwoordelijkheid voor internationale vraagstukken als vrede en
veiligheid, klimaat, handel en ontwikkelingssamenwerking te nemen. Om
hierin te slagen zal de EU een strategische visie over de omgang met
deze landen ontwikkelen. De regering steunt dit voornemen, maar meent
dat ook moet worden bezien welke anderelanden gezien hun (mogelijke)
positieve of negatieve invloed op de welvaart en het welzijn van de EU
van strategisch belang voor de EU zijn. De EU zou ook een strategische
visie moeten hebben over deze categorie landen.
De uitkomsten van het Gymnich-overleg en de ER zullen moeten worden
doorgevoerd in het beleid van de EU op verschillende terreinen,
bijvoorbeeld het GBVB/GVDB alsmede het handels- en het
ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Op deze wijze kunnen de discussies
eraan bijdragen dat de positie van de EU op het wereldtoneel sterker
wordt. Dat is noodzakelijk want de internationale belangen van de EU
zijn zo groot dat de EU het zich niet kan veroorloven internationaal
tweede viool te spelen. De EU zal zich niet alleen op economische
samenwerking concentreren; zij zal ook de waarden van de Unie in het
externe beleid uitdragen.
Europese Dienst Extern Optreden (EDEO)
In vervolg op de behandeling in de Raad van april jl., waar een
politiek akkoord op hoofdlijnen werd bereikt over de tekst van het
EDEO-besluit, is er in de afgelopen weken nauw contact geweest tussen
Hoge Vertegenwoordiger Ashton en het voorzitterschap enerzijds en de
Commissie en het Europese Parlement (EP) anderzijds. Zoals het verdrag
vereist moet de Commissie vooraf instemmen en het EP worden
geraadpleegd alvorens de Raad het besluit kan nemen over de oprichting
van de EDEO. Die instemming van de Commissie is verkregen (en het EP is
geraadpleegd) en daarom ligt het oprichtingsbesluit nu ter aanname voor
aan de Raad.
Zoals uiteengezet in de brief aan Uw Kamer van 19 april jl. over de
EDEO vindt Nederland het van belang dat de Europese Diplomatieke dienst
nu snel van start gaat.
In het schriftelijk overleg ten behoeve van de RAZ van 14 juni
(Kamerstuk 21 501-02 nr 975) heb ik u laten weten dat Nederland pas met
de plannen van de HV kan instemmen als er voldoende duidelijkheid is
over de omvang en de kosten van de EDEO. Nu het EDEO-besluit ter aaname
voorligt aan de Raad heeft Nederland nogmaals scherp deze
randvoorwaarden onder de aandacht gebracht.
Voor wat betreft omvang heeft HV Ashton gesteld dat de EDEO ongeveer
1150 functies op beleidsniveau zal bevatten, waarvan de lidstaten op
termijn minimaal een derde zullen bekleden.
Wat de kosten betreft heeft de HV op verzoek van Nederland toegezegd,
voorafgaand aan de Raad, nader inzicht te bieden in de kosten van de
EDEO. Aan dit financiële overzicht wordt op dit moment nog gewerkt.
Overigens zal de Raad, als bijlage bij het besluit over de aanpassing
van de Europese begroting voor 2010, een verklaring aannemen waarin het
principe van budgetneutraliteit voor de EDEO nog eens wordt herhaald.
Overigens zullen, nadat het oprichtingsbesluit is genomen, nog twee
gerelateerde besluiten moeten worden genomen. Het Europees Parlement
moet nog instemmen met een gewijzigd Personeelsstatuut en Financieel
Reglement. Het is de verwachting dat dit in het najaar zal gebeuren,
waarna de EDEO operationeel kan worden.
1 http://www.eutrio.be/files/bveu/media/documents/Programme_EN.pdf
Ministerie van Buitenlandse Zaken