Datum 23 juli 2010
Betreft Aanbiedingsbrief rapport "Voedsel- en diervoederveiligheidsaspecten
van cisgene gewassen" van het Rikilt.
Geachte Voorzitter,
Met deze brief bied ik u, zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg van afgelopen januari en mede namens de
ministers van LNV en VWS, de resultaten van het onderzoek naar de voedsel- en dier voederveiligheid van cisgene
gewassen aan.
In haar brief van 13 maart 20091 heeft mijn ambtsvoorganger u laten weten dat de Commissie genetische
modificatie (COGEM) geen milieurisico's voor cisgene gewassen voorziet2. In die brief laat zij u ook weten dat de
veiligheid van cisgene gewassen voor wat betreft de voedsel- en diervoederveiligheid nog niet gegarandeerd is.
Het Rikilt is daarom gevraagd de voedsel- en diervoederveiligheidsaspecten van cisge ne gewassen uitvoerig te
onderzoeken.
In een grondig onderzoek waarbij diverse nationale en internationale experts betrokken waren, hebben zij cisgene
gewassen vergeleken met traditionele en transgene gewassen. De conclusie van dit o nderzoek luidt dat het
gebruikte gen (soorteigen of soortvreemd) niet alleen bepalend is in de veiligheidsbeoordeling.
Door de wijze waarop en het feit dat een gen geïnserteerd wordt, moeten de plaats waar het gen in het genoom
terecht komt en de bijkomende (onbedoelde) veranderingen ook meegenomen worde n in de
veiligheidsbeoordeling. De onderzoekers concluderen dat op dit punt geen wezenlijk verschil tussen transgenese
en cisgenese zit, en zij daarom niet anders beoordeeld moeten worden. Alleen wanne r het ingebrachte gen een
e
geschiedenis van veilig gebruik kent, wordt een mogelijkheid voor verminderde eisen op dit punt in de
veiligheidsbeoordeling als optie voor versoepeling gezien.
Op basis van deze resultaten lijkt een generieke vrijstelling van cisgene gewassen onder de ggo-regelgeving
vooralsnog niet gepast. De Europese werkgroep zal dit najaar haar werk hervatten. De bevindingen van de
werkgroep over de mogelijkheden van een vrijstelling voor de acht veredelingstechnieken, zullen vervolgens
gepresenteerd worden in het Europese ambtelijk comité. Op dat moment zal Nederland, mede op basis van
gegevens over veiligheid, detectiemogelijkheden en sociaal-economische factoren, haar standpunt moeten
bepalen. Vanzelfsprekend kunt u tegen die tijd hierover met mij van gedachten wisselen.
Hoogachtend,
de minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
1 Kamerstukken 2008-2009, 27 428, nr. 130
2 COGEM advies CGM/060428-05
Pagina 1 van 2
Portefeuille Milieu
Directie Risicobeleid
J.C. Huizinga-Heringa Datum
23 juli 2010
Kenmerk
RB/2010018849
Pagina 2 van 2