Met deze brief beantwoord ik, mede namens de minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (VWS), de vragen van Kamerlid Thieme (PvdD) over de nieuwe
Q-koortsbesmetting in Lunteren (ingezonden 9 juli 2010).
1
Is het waar dat er in Lunteren een nieuw bedrijf besmet is verklaard met
Q-koorts?
Ja.
2
Wanneer en op welke wijze is de diagnose Q-koorts gesteld?
3
Kunt u toelichten waarom u stelt dat alle geiten op dit bedrijf tijdig en volledig
gevaccineerd zijn?
Wanneer hebben de beide vaccinatierondes plaatsgevonden?
4
Is het waar dat de Q-koorts besmetting heeft plaatsgevonden nadat de dieren
gevaccineerd werden?
De besmetting is op de gebruikelijke wijze geconstateerd. Nadat de tankmelk-
monitoring een positieve uitslag gaf, is op 28 juni jl. door de Voedsel en Waren
Autoriteit (nVWA) een ambtelijk monster genomen. Het ambtelijk monster was
positief en het bedrijf is besmet verklaard.
Het bedrijf heeft in 2009 tweemaal gevaccineerd (in juli en augustus). Daarom
hoeft in 2010 slechts éénmaal gevaccineerd te worden, dit heeft op 10 mei 2010
plaatsgevonden.
Vaccinatie heeft dus ruim vóór besmetting plaatsgevonden.
Directie Voedsel, Dier en
Consument
Cluster Landbouwdieren
Datum
22 juli 2010
Onze referentie
VDC 10.1968
Pagina 2 van 4
5
Is het waar dat u niet kunt kwantificeren in welke mate er door een gevaccineerd
dier minder bacteriën worden uitgestoten dan door een niet-gevaccineerd dier?
Er is onderzoek gedaan naar het verschil in uitstoot van bacteriën tussen
gevaccineerde dieren en niet-gevaccineerde dieren. Uit dit onderzoek blijkt dat de
uitstoot door vaccinatie met een factor 1000 wordt verminderd. De kans op
abortus (en daarmee uitstoot via abortus) wordt tot vrijwel nul gereduceerd.
6
Waarom stelt u in uw persbericht dat vaccinatie een besmetting met de Q-koorts
voorkomt, terwijl bekend is dat dit niet het geval is 1), en juist ook deze nieuwe
besmetting van gevaccineerde geiten bewijst dat de vaccinatie besmetting niet
dus voorkomt? Bent u bereid uw persbericht te rectificeren en volledige openheid
te betrachten over de - beperkte- werking van het vaccin? Zo neen, waarom niet?
Zo ja, op welke wijze?
De belangrijkste maatregel om besmetting van mensen met Q-koorts de komende
jaren te voorkomen, is het vaccineren van schapen en geiten. Vaccinatie verkleint
de kans dat dieren besmet raken. Als een dier toch besmet is, zorgt vaccinatie
ervoor dat de kans op abortus heel klein wordt en dat de dieren minder Q-koorts-
bacteriën uitscheiden. Op de website qkoortsinnederland.nl en op de website van
het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) staat deze
informatie al langere tijd duidelijk aangegeven.
7
Is het waar dat u naast het instellen van een bezoekersverbod geen extra
maatregelen treft voor dit bedrijf? Zo ja, waarom is dit het geval, terwijl vorig jaar
de drachtige dieren nog geruimd moesten worden en de niet drachtige dieren een
levenslang fokverbod opgelegd hebben gekregen?
Naast het bezoekersverbod gelden voor dit nieuw besmette bedrijf een afvoer-
verbod naar andere melkleverende bedrijven, mestmaatregelen, verplichte
ongediertebestrijding en andere hygiënemaatregelen.
8
Is het waar dat er bedrijven zijn die vorig jaar in dezelfde situatie verkeerden als
dit bedrijf in Lunteren, namelijk dat zij volledig gevaccineerde, niet drachtige
dieren hadden waarbij een besmetting werd geconstateerd en dat deze dieren een
levenslang fokverbod hebben opgelegd gekregen omdat de risico's voor de
volksgezondheid van het fokken met deze dieren te groot werden geacht? Zo ja,
wat is dan het verschil met de huidige situatie in Lunteren en wat rechtvaardigt
hierin het verschil in opgelegde maatregelen? Zo neen, welke verschillen
constateert u dan en in welke mate is het risico voor de volksgezondheid hier dan
anders?
In oktober is de tankmelkmonitoring van start gegaan en zijn de eerste bedrijven
besmet verklaard. Van de bedrijven die vorig najaar en in de loop van het
lammerseizoen besmet verklaard zijn, is niet aan te geven of deze dieren tijdig
(vóór besmetting) gevaccineerd waren.
Directie Voedsel, Dier en
Consument
Cluster Landbouwdieren
Datum
22 juli 2010
Onze referentie
VDC 10.1968
Pagina 3 van 4
Dit is de reden dat in 2010 ook op gevaccineerde bedrijven de drachtige dieren
geruimd zijn en dat de niet-drachtige dieren een levenslang fokverbod hebben
gekregen. Het bedrijf dat nu besmet is verklaard, is op 10 mei 2010 gevaccineerd.
In 2009 waren de dieren op dit bedrijf ook al gevaccineerd. Wanneer gevacci-
neerde dieren besmet raken, is de uitscheiding veel lager, waardoor er een veel
minder groot risico voor de volksgezondheid is. Volgens de deskundigen is de kans
op verwaaiing van de bacterie vanuit de stal naar de omgeving zeer klein. Bij
direct contact zou mogelijk nog een verhoogd risico op ziekte bij de mens kunnen
ontstaan. Daarom geldt er een bezoekersverbod. Om het risico nog verder te
verkleinen, gelden naast het bezoekersverbod verschillende hygiënemaatregelen.
Om arbeidsgerelateerde ziekte te voorkomen kunnen professionele bezoekers aan
de stal en de veehouder zelf verschillende persoonlijke beschermingsmiddelen
nemen.
9
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat er een nieuw geval van Q-koorts is
geconstateerd bij een volledig gevaccineerd bedrijf?
10
Deelt u de mening dat de maatregelen te snel versoepeld zijn en dat dit soort
nieuwe gevallen bewijzen dat het gevaar van de Q-koorts nog zeker niet geweken
is?
11
Kunt u bevestigen dat er een gerede kans bestaat dat de besmette dieren op het
bedrijf in Lunteren, wanneer zij drachtig worden, de bacterie zullen uitstoten en
dat dit nieuwe ziektegevallen kan veroorzaken, mede in het licht van de toch al
hoge concentratie van de bacterie in het milieu?
12
Welke belangenafweging ligt ten grondslag aan uw beslissing om voor dit
besmette bedrijf geen fokverbod af te kondigen en op welke wijze is het belang
van de gezondheid van de omwonenden daarin meegenomen?
Vaccinatie is niet een middel, waarmee voorkomen wordt dat bacteriën en
virussen een lichaam kunnen binnendringen. Door vaccinatie wordt het immuun-
apparaat zodanig voorbereid op infectie, dat een infectie snel het hoofd geboden
kan worden, waardoor grote uitscheiding en nadelige gevolgen zoals bijvoorbeeld
abortus voorkomen kunnen worden. Nieuwe besmettingen kunnen dus altijd
voorkomen. Omdat vaccinatie de kans op abortus reduceert en de uitstoot van
bacteriën sterk vermindert, is de verwachting dat het risico op humane infecties
dat gerelateerd is aan deze uitstoot substantieel en doorslaggevend afneemt. Het
is dan ook niet nodig om een fokverbod op te leggen of dieren te ruimen.
Zoals de deskundigen in hun advies van 25 mei al aangaven, blijft er een kans
aanwezig dat vanuit het besmette milieu nieuwe ziektegevallen ontstaan.
13
Deelt u de mening dat het opheffen van de fok- en aanvoerverboden niet in het
belang van de volksgezondheid zijn? Zo neen, waarom niet?
14
Bent u bereid de dieren op het besmet verklaarde bedrijf in Lunteren een
levenslang fokverbod op te leggen? Zo neen, waarom niet?
Directie Voedsel, Dier en
Consument
Cluster Landbouwdieren
Datum
22 juli 2010
Onze referentie
VDC 10.1968
Pagina 4 van 4
Nee. Zoals we in onze brief van 29 juni (Tweede Kamer 2009-2010, 28286
nr. 421) hebben aangegeven, is de belangrijkste bron van besmetting, de
besmette drachtige, niet tijdig en niet volledig gevaccineerde geiten en schapen,
weggehaald. Nu de bron is weggehaald, kan bedrijfsvoering op melkgeiten- en
melkschapenbedrijven op een veilige manier worden voortgezet. Jaarlijkse
vaccinatie is een belangrijk onderdeel van deze veilige bedrijfsvoering. Het is
daarom niet nodig om op het besmet verklaarde bedrijf een levenslang fokverbod
op te leggen.
15
Bent u bereid af te zien van uw voornemen om het fok- en aanvoerverbod te
versoepelen op 15 juli en de maatregelen van kracht te laten totdat minstens een
half jaar geen nieuwe besmettingen bij dieren zijn vastgesteld? Zo neen, waarom
niet?
Bent u bereid, gezien de urgentie door de voorgenomen versoepeling van de
maatregelen per 15 juli, deze vragen binnen een week te beantwoorden?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de aangenomen motie
Dijkgraaf (TK 28286 nr. 419) en onze brief van 8 juli jl. (TK 28286 nr. 423).
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg