INLIA
Vreemdelingenbewaring onder de loep (21-07-10)
Op 29 juni jl. stuurde minister Hirsch Ballin van Justitie een brief
aan de Tweede Kamer met de uitkomsten van een heroriëntatie op de wijze
waarop vreemdelingenbewaring in Nederland wordt uitgevoerd.
Dit als reactie op kritiek in 2008 van Amnesty International, de RSJ
(Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming) en het CPT (Het
Europees Comité ter voorkoming van foltering, onmenselijke en
vernederende behandeling en bestraffing).
De kritiek betrof vooral de slechte en mensonwaardige omstandigheden
waaronder de Nederlandse overheid vreemdelingen in afwachting van
mogelijke uitzetting vasthoudt. In de brief van Hirsch Ballin wordt
deze kritiek omschreven als een "aanbeveling om de specifieke aard van
vreemdelingenbewaring in het gevoerde regime tot uitdrukking te brengen
met daarbij een duidelijk onderscheid van een penitentiair regime voor
strafrechtelijk gedetineerden. Voorts moet er recht worden gedaan aan
het bijzondere, bestuursrechtelijke, karakter van de
vreemdelingenbewaring en moet bij dit alles in gedachten gehouden
worden dat het uiteindelijke doel van de bewaring het uitzetten van de
vreemdeling is."
Kort samengevat komen de verbeteringen, waarvan een aantal al
doorgevoerd zijn, er op neer dat de dagprogramma's worden uitgebreid
(vier uur per week) en de bezoekuren verruimd. Daarnaast kan men zich
beter voorbereiden op vertrek door een verruimde (maar nog steeds
beperkte) internettoegang en een iets betere medische zorg en
juridische hulp.
Het Humanistisch Verbond zegt, na lezing van de brief van Justitie,
verheugd te zijn dat het kabinet de klachten ( zie ook ons bericht van
29-06-10 over het doorlichtingsrapport van Kamp Zeist) nu serieus neemt
en het juicht de voornemens tot humanisering van de
vreemdelingenbewaring toe, maar constateert tegelijkertijd dat
humanistische geestelijke verzorgers die werkzaam zijn in de
vreemdelingenbewaring nog niet erg veel merken van de implementatie van
het nieuwe beleid. Daarnaast wijst het Verbond er op dat in de praktijk
mensen (waarvan velen onuitzetbaar) veel langer vastzitten dan de drie
tot zes maanden, die er in theorie voor staat, en pleit het er voor om
voor deze categorie mensen toch een aanbod te doen voor een zinvolle
dagbesteding en intensievere medische zorg. Voorts zou het Verbond een
(internationale) oplossing willen zien voor het schrijnende probleem
van de draaideurtoestand van de onuitzetbaren (na geklinkerd te zijn
weer opgepakt worden etc.).
Als laatste pleit het Humanistisch Verbond voor het invoeren van
alternatieven voor de vaak onnodige en ongewenste detentie; het vraagt
het kabinet actief op zoek te gaan naar de in de brief van Justitie
zelf genoemde "lichtere, alternatieve, middelen". Het verbond is blij
dat het kabinet de vreemdelingenbewaring nu ook als uiterste middel
ziet.
Eén van de voorvechters van een humaner beleid op het gebied van
vreemdelingendetentie, professor dr Anton van Kalmthout (lid van de
Raad voor de Strafrechttoepassing en Nederlands lid van het
bovengenoemde CPT) nam op 1 juli jl. afscheid als hoogleraar
Vrijheidsbeperking en vrijheidsontneming aan de Universiteit van
Tilburg. In zijn afscheidsrede noemde hij de vreemdelingenbewaring in
Nederland met de standaarden van het CPT en de Raad van Europa als
maatstaf vernederend in de zin van art. 3 van het Europees
mensenrechtenverdrag: "Alleen al aan de hand van de veelheid aan
internationale en nationale studies en rapporten kun je je afvragen in
hoeverre de huidige wetgeving en uitvoeringspraktijk in overeenstemming
zijn met internationaal aanvaarde standaarden en mensenrechten". Ook
hij wijst in dit verband op het kortgeleden verschenen onderzoek van
Justitia et Pax naar de ervaringen en opvattingen van justitiepastores
die in de detentiecentra voor vreemdelingen werkzaam zijn (zie ons
bericht van 03-06-10).