Persbericht
datum:
20 juli 2010
Museon toont extra tekeningen van Charles Burki
Op 5 maart 2010 werd in het Museon in Den Haag de tentoonstelling 'Achter de kawat - tekeningen van Charles Burki', dooor oud minister van Buitenlandse Zaken, Ben Bot geopend. Tijdens de voorbereiding van deze tentoonstelling, die nog is te zien tot en met 5 september 2010, vond een hernieuwde kennismaking met de familieleden van Charles Burki plaats. Dit leidde tot een nieuwe schenking: een schetsboekje van Charles dat hij tijdens zijn internering in Fukuoka, vlakbij Nagasaki, heeft gemaakt.
Obsessie in gevangenschap
Na een verschrikkelijke zeereis naar Japan, waarbij Charles een torpedering overleefde, kwam hij in kamp Fukuoka 14 terecht. Hier ontmoette hij John Krabbendam, met wie hij een grote liefde voor motoren deelde. Ze spraken avonden en soms nachten lang over hun obsessie voor deze snelheidsduivels. Voor Charles waren deze gesprekken de aanleiding om motoren te tekenen. Hij had een schetsboekje gemaakt van een aantal vellen gebruikt stencilpapier en dat in een kartonnen kaftje gebonden. Uit het blote hoofd tekende Charles met grote precisie en oog voor detail het hele schetsboekje vol met motoren, auto's, driewielers en zijspannen. De tekeningen gaven zowel aan John als Charles veel plezier. Het deed hen bij vlagen de oorlog totaal vergeten. Charles gaf het schetsboekje aan John. Na de atoombomexplosie op Nagasaki mochten de gevangenen vanwege het stralingsgevaar bij hun vertrek niets meenemen. Toch lukte het John Krabbendam om het boekje door alle controles heen te smokkelen. Het stond meer dan veertig jaar bij hem in de kast tot hij het bij een reünie van oud-krijgsgevangenen aan Charles terug gaf. Nu is datzelfde schetsboekje overgedragen aan het Museon. In een speciale vitrine in de tentoonstelling 'Achter de kawat' is het te bewonderen. Alle tekeningen zijn gescand en via beeldscherm te zien.
Aanvullende informatie
ACHTER DE KAWAT
Dagelijks leven in Japanse gevangenschap,1942-1945 Tekeningen van Charles Burki
In de expositie worden tekeningen getoond van de Nederlander Charles Burki (1909-1994), over het kampleven in Japanse gevangenschap in Nederlands-Indië tijdens de Tweede Wereldoorlog. Deze internering begon direct na de capitulatie van het KNIL op 8 maart. De originele tekeningen maken deel uit van de collectie van het Museon. Bij de expositie is een herziene uitgave verschenen van het boek 'Achter de Kawat' met tekeningen van Charles Burki. TNT post heeft een speciale zegel uitgebracht van zijn tekeningen.
Kawat
Kawat betekent in het Indonesisch ijzerdraad, het is de omheining, de 'muur' waarachter de geïnterneerden werden opgesloten. Charles Burki tekende (en schreef) een gedetailleerd 'verslag' van het dagelijkse leven in Japanse gevangenschap. De tekeningen die hij in het kamp in Bandung maakte, lagen vier jaar lang midden in de doorgang van een poortje begraven. Ze waren verpakt in hospitaal doek, vervolgens in een zinken bus, en dat weer in een teakhouten kist. Iedereen liep er overheen. Na zijn transport naar Nagasaki overleefde Charles Burki de atoombom op deze Japanse stad. In 1946 kreeg hij zijn tekeningen weer in bezit.
De tekeningen van Charles Burki
In 1994 werden de tekeningen die Charles Burki maakte in Japanse gevangenschap tijdens de Tweede Wereldoorlog aan deze collectie toegevoegd. Charles was van beroep technisch tekenaar, illustrator, reclametekenaar en kunstschilder. In maart 1942 werd hij geïnterneerd in Bandung. Vanaf het begin van zijn internering heeft Charles getekend. In mei 1943 werden de sterkste mannen geselecteerd voor transport naar Japan. Gedurende zijn internering maakte hij twee ingrijpende gebeurtenissen mee. De eerste was tijdens een zeetransport met de Tomahokoe Maroe tussen Singapore en Japan. De boot werd getorpedeerd en Charles lag tien uur in zee voordat een Japanse walvisvaarder hem oppakte. Hij overleefde het, maar doorstond doodsangsten. Hij werd daarna in Japan in kamp Fukuoka, in de buurt van Nagasaki, gevangen gezet. In een ijzergieterij moest hij dwangarbeid verrichten. Op 9 augustus 1945 brak de hel los: de Amerikanen gooiden daar, na Hiroshima, de tweede atoombom. Het was vreselijk, maar Charles hield er minder benauwde uren aan over dan aan de torpedering. In een interview uit 1979 zei hij hierover: 'Normaal gesproken had ik toen dood moeten zijn'. Hij overleefde gelukkig beide rampen. Charles maakte een prachtig getekend 'verslag' van deze tijd. De tekeningen die hij in Bandung maakte, lagen vier jaar midden in de doorgang van een poortje begraven. Ze waren verpakt in hospitaal doek, daarna in een zinken koker met daar omheen een rubberen doek. Dat werd als geheel in een teakhouten kist gestopt. Iedereen liep er overheen. In 1946 kreeg Charles ze eindelijk weer in zijn bezit.
Charles en Sophie
Charles trouwde met Sophie Hoogendoorn in 1938 en vertrok met zijn zeventienjarige bruid naar Nederlands-Indië. Op de motor met zijspan ging het stapelverliefde stel via Duitsland en Zwitserland naar Zuid-Frankrijk en vandaar naar Genua. Daar gingen ze aan boord van de Poelou Bras, een vrachtschip met passagiersaccommodatie. Het was een prachtige huwelijksreis. Sophie ging kennis maken met haar schoonfamilie, die in Bandung woonde. Ze kwamen aan in oktober 1938. Charles vond al snel een baan. Het was hun bedoeling om een jaar of twee, drie te blijven. De oorlog gooide roet in het eten en beiden werden geïnterneerd door de Japanse bezetter. In december 1946 zagen Sophie en Charles elkaar na ruim drie jaar weer terug in Balikpapan in een tentenkamp dat daar als opvang was ingericht. Sophie heeft haar kampdagboekjes, brieven en nog een paar kamprelicten aan het Museon geschonken. Enkele van deze voorwerpen zijn ook in deze tentoonstelling te zien.
Boek: Achter de kawat
In 1979 verscheen de eerste druk van 'Achter de kawat', een door Charles geschreven en bovenal getekend verslag van zijn internering. Nu verschijnt er een herziene uitgave van dit boek (uitgeverij Xtra) met onder andere een bijdrage van Joke van Grootheest, conservator van de collectie 'Nederlanders in Japanse kampen' in het Museon.
Oorlog
Het begin van de oorlog in Nederlands-Indië begon met het Japanse bombardement op de Amerikaanse vloot bij Pearl Harbor, in de nacht van 7 op 8 december 1941. Zowel Nederland als Amerika verklaarde Japan direct de oorlog. Er volgden een paar maanden van hevige strijd. De capitulatie van het KNIL (Koninklijk Nederlands-Indisch Leger) vond plaats op 8 maart 1942. Voor de Nederlanders en de mensen die zich met hen verbonden voelden waren het zenuwslopende maanden geweest. In sommige streken werden de Japanners echter door de Indonesiërs begroet.
Japanse interneringskampen
Direct na de overgave werden de militairen van het KNIL krijgsgevangenen gemaakt. De burgers die uit landen kwamen waar Japan mee in oorlog was, werden in de loop van 1942 geïnterneerd. Er werden drie soorten kampen ingericht: voor krijgsgevangenen, voor mannen zonder militaire achtergrond en voor vrouwen en kinderen.
De collectie Nederlanders in Japanse kampen
Al vanaf begin jaren 1970 beheert de sectie geschiedenis van het Museon een grote verzameling kamprelicten, documenten, maar vooral ook tekeningen uit de interneringskampen. Bij elkaar zijn het er ruim 4000. De hele collectie is via de website van het Museon te bekijken.
Museon
Het Museon is een educatief museum voor cultuur en wetenschap met collecties op het gebied van natuur, cultuur en techniek. In het Museon zijn veel interactieve presentaties te zien over actuele thema's in wetenschap en samenleving.
Openingstijden
Het Museon is geopend van dinsdag tot en met zondag van 11.00 tot 17.00 uur. In de schoolvakanties (alle regio's) is het Museon ook op maandag geopend. 1e Kerstdag en Nieuwjaarsdag is het Museon gesloten.
Toegangsprijzen
Kinderen t/m 3 jaar: gratis / kinderen 4 t/m 11 jaar: ¤ 4,- / volwassenen: ¤ 8,50 / 65+ Pashoudeuders: ¤ 7,- . Museumkaart geldig. Groepskorting voor groeepen van meer dan 20 personen mogelijk.Het Museon is toegankelijk voor bezoekers met een rolstoel. In de omgeving is voldoende parkeergelegenheid.
Museon
Stadhouderslaan 37
Den Haag
t. 070-3381338
e.
i.