Europees Hof v Justitie
Hof van Justitie van de Europese Unie
PERSCOMMUNIQUÉ nr. 76/10
Luxemburg, 15 juli 2010
Conclusie van de advocaat-generaal in zaak C-137/09
Pers en Voorlichting Marc Michel Josemans / Burgemeester van Maastricht
Advocaat-generaal Y. Bot vindt dat de gemeente Maastricht de toegang tot
coffeeshops mag verbieden voor personen die geen ingezetene van Nederland zijn
Deze maatregel is noodzakelijk om de openbare orde te beschermen tegen de hinder die door
drugstoerisme wordt veroorzaakt en hij draagt bij aan de strijd tegen de illegale drugshandel in de
Europese Unie
In Nederland zijn coffeeshops fastfoodrestaurants die evenwel de verkoop van softdrugs, zoals
van cannabis afkomstige marihuana en hasjiesj, als hoofdactiviteit hebben. Het bezit van softdrugs
voor eigen gebruik is er niet langer strafbaar en de verkoop ervan in coffeeshops wordt, hoewel bij
wet verboden, door de autoriteiten gedoogd. Volgens de richtlijnen van het Openbaar Ministerie
mogen zij wel niet meer dan 5 g cannabis per persoon en per dag verkopen, terwijl de ,,voorraad"
niet meer dan 500 g mag bedragen. Voorts mag de verkoop van cannabis geen overlast
veroorzaken.
Om het hoofd te bieden aan de problemen als gevolg van de belangrijke en steeds groter
wordende toestroom van drugstoeristen, heeft de gemeente Maastricht besloten om de toegang tot
de coffeeshops voor te behouden aan Nederlandse ingezetenen.
Josemans baat een coffeeshop in Maastricht uit waar, naast alcoholvrije dranken en etenswaren,
softdrugs worden verkocht en gebruikt. Bij twee politiecontroles van deze inrichting werd
vastgesteld dat niet in Nederland woonachtige onderdanen van de Unie daartoe waren toegelaten.
Daarop heeft de burgemeester van Maastricht besloten de coffeeshop tijdelijk te sluiten.
Josemans is tegen deze beslissing in beroep gegaan en de Raad van State, bij wie deze zaak
aanhangig is, heeft het Hof van Justitie gevraagd of het unierecht zich verzet tegen een regeling
die de toegang tot coffeeshops verbiedt voor personen die geen Nederlandse ingezetenen zijn.
Advocaat-generaal Y. Bot herinnert eraan dat verdovende middelen, waaronder cannabis, geen
handelswaar als elke andere zijn en dat de verkoop ervan niet valt onder de in het unierecht
gewaarborgde verkeersvrijheden, aangezien de handel daarin verboden is. Hij merkt in dat
verband op dat enkel verdovende middelen met een medische of wetenschappelijke toepassing
onder de regelgeving voor de interne markt vallen.
Op het punt van de onrechtmatigheid van de verkoop van softdrugs stelt de advocaat-generaal
vast dat, hoewel deze in coffeeshops wordt gedoogd, het een activiteit blijft die in alle lidstaten
verboden is. Bovendien zijn de klanten van de coffeeshops niet verplicht om de cannabis ter
plaatse te gebruiken. Zij kunnen hem naar andere lidstaten meenemen, waardoor zij het risico
lopen strafrechtelijk te worden vervolgd voor de illegale uitvoer of invoer van verdovende middelen.
De advocaat-generaal meent dan ook dat de door de gemeente Maastricht vastgestelde
maatregel niet onder de vrijheid van dienstverrichting valt. Aan die conclusie wordt niet
afgedaan door de omstandigheid dat coffeeshops ook legale gebruikswaren verhandelen, zoals
etenswaren en alcoholvrije dranken, aangezien in coffeeshops in de praktijk uitsluitend cannabis
wordt verkocht en gebruikt.
www.curia.europa.eu
Vervolgens merkt de advocaat-generaal op dat de lidstaten, die verantwoordelijk blijven voor de
handhaving van de openbare orde op hun grondgebied, krachtens het unierecht mogen bepalen
welke maatregelen noodzakelijk zijn om de openbare orde te handhaven. Aangezien het
drugstoerisme een reële en voldoende ernstige bedreiging van de openbare orde in Maastricht
vormt, is de uitsluiting van niet-ingezetenen van coffeeshops een noodzakelijke maatregel om de
inwoners van de gemeente te beschermen tegen de hinder die door dit fenomeen wordt
veroorzaakt.
Bovendien vormt het drugstoerisme, omdat daarachter in werkelijkheid een internationale handel in
verdovende middelen schuilgaat en het een voedingsbodem voor georganiseerde misdaad is, een
bedreiging voor de interne veiligheid van de Unie zelf. In die context hebben de lidstaten zich er in
het kader van de Schengenuitvoeringsovereenkomst toe verbonden om de illegale drugshandel te
bestrijden. De advocaat-generaal stelt vast dat de regeling van de gemeente Maastricht onderdeel
van deze strijd uitmaakt en dat deze dus ook vanwege haar bijdrage aan de handhaving van de
Europese openbare orde als geldig moet worden beschouwd.
NOTA BENE: De conclusie van de advocaat-generaal bindt het Hof van Justitie niet. De advocaten-generaal
hebben tot taak, het Hof in volledige onafhankelijkheid een juridische oplossing te bieden voor het concrete
geschil. De rechters van het Hof beginnen vandaag met de beraadslagingen over het arrest, dat op een
latere datum zal worden gewezen.
NOTA BENE: De prejudiciële verwijzing biedt de rechterlijke instanties van de lidstaten de mogelijkheid, in
het kader van een bij hen aanhangig geding aan het Hof vragen te stellen over de uitlegging van het recht
van de Unie of over de geldigheid van een handeling van de Unie. Het Hof beslecht het nationale geding
niet. De nationale rechterlijke instantie dient het geding af te doen overeenkomstig de beslissing van het Hof.
Deze beslissing bindt op dezelfde wijze de andere nationale rechterlijke instanties die kennis dienen te
nemen van een soortgelijk probleem.
Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt.
De volledige tekst van de conclusie is op de dag van de uitspraak te vinden op de website CURIA.
Contactpersoon voor de pers: Stefaan Van der Jeught (+352) 4303 2170
Beelden van de uitspraak van het arrest zijn beschikbaar via "Europe by Satellite" (+32) 2 2964106
www.curia.europa.eu