Brief met nadere toelichting versnelde procedure DSB-zaken
Amsterdam, 15 juli 2010 - Op 1 juni 2010 is bekend gemaakt dat bij de
gerechtshoven in Amsterdam en âs-Hertogenbosch een speciale procedure
mogelijk wordt gemaakt voor de boordeling van klachten van klanten van
DSB Bank N.V. (âDSBâ) naar aanleiding van gedragingen van DSB voor haar
faillissement. Daarbij kunnen zulke klachten in een beperkt aantal
proefprocessen aan het betrokken gerechtshof worden voorgelegd. Het hof
zal die zaken dan met een zekere voorrang behandelen, tot een maximum
van ongeveer tien zaken per hof.
In de bekendmaking van 1 juni 2010 is een brief aangekondigd met een
nadere toelichting op de mogelijkheid om klachten van klanten van DSB
in een speciale procedure voor te leggen aan de gerechtshoven in
Amsterdam en âs-Hertogenbosch. De brief met die toelichting is vandaag
verstuurd aan, onder anderen, de curatoren van DSB en de dekens van de
orden van advocaten in de negentien arrondissementen. De toelichting
betreft in het bijzonder de procedurele uitgangspunten die van
toepassing zullen zijn.
- Persbericht met bekendmaking van 1 juni 2010
- Brief met toelichting 15 juni
- Bijlage A - procedure gerechtshof Amsterdam in DSB-zaken
- Bijlage B - procedure gerechtshof Amsterdam in DSB-zaken
Tekst brief met toelichting 15 juni:
Geachte heer, mevrouw,
Op 1 juni 2010 is bekend gemaakt dat bij de gerechtshoven te Amsterdam
en âs-Hertogenbosch een speciale procedure mogelijk zal worden gemaakt
waarbij geschillen naar aanleiding van het optreden van DSB Bank N.V.
(âDSBâ) voor haar faillissement aan deze hoven kunnen worden
voorgelegd, zonder dat eerst een procedure bij een rechtbank hoeft te
worden gevoerd. Bij die bekendmaking is aangekondigd dat de
desbetreffende mogelijkheid nog nader zou worden toegelicht. Hiertoe
dient deze brief.
De hierboven bedoelde procesmogelijkheid strekt ertoe om, voor zover
daaraan behoefte bestaat, antwoorden te geven op fundamentele vragen
die curatoren en klanten van DSB in een reeks van gevallen verdeeld
houden. Zulke vragen kunnen, bij wijze van prorogatie, in een beperkt
aantal proefprocessen worden voorgelegd aan de hoven Amsterdam en
âs-Hertogenbosch nadat curatoren en klanten zijn overeengekomen de
betrokken zaken bij wijze van prorogatie bij deze hoven aanhangig te
maken.
Het hof Amsterdam zal daarbij kennisnemen van zaken waarin de woon- of
verblijfplaats van de gedaagde partij is gelegen in het ressort
Amsterdam of het ressort âs-Gravenhage, het hof âs-Hertogenbosch van
zaken waarin de woon- of verblijfplaats van de gedaagde partij zich
bevindt in de ressorten âs-Hertogenbosch, Arnhem of Leeuwarden. De
hoven zullen de zaken tot een maximum van circa tien per hof met een
zekere voorrang behandelen. De te wijzen arresten zullen daarna
uitgangspunt kunnen zijn - of ten minste aanknopingspunten kunnen
bieden - voor de afwikkeling van soortgelijke geschillen, ook buiten
rechte.
De Faillissementswet beperkt de mogelijkheid om in dit stadium van het
faillissement van DSB te procederen, in het bijzonder door de bepaling
dat vorderingen die strekken tot voldoening van een verbintenis uit de
boedel, bijvoorbeeld de betaling van een geldsom, uitsluitend geldend
kunnen worden gemaakt door aanmelding bij curatoren ter verificatie. De
processuele beperkingen van de Faillissementswet maken het voeren van
procedures zoals hierboven bedoeld echter niet onmogelijk.
Denkbaar is, in zaken die door curatoren als eisende partij aanhangig
worden gemaakt, dat curatoren betaling van een geldsom vorderen en dat
de gedaagde partij vervolgens bij wijze van verweer een beroep doet op
verrekening met een haar beweerdelijk toekomende tegenvordering. De
rechter kan een dergelijk verweer, mede gelet op het bepaalde in
artikel 53, derde lid, Faillissementswet, ten gronde beoordelen.
Denkbaar is verder dat een klant van DSB, als eisende partij of als
gedaagde partij in reconventie, een verklaring voor recht van een
bepaalde inhoud vordert met betrekking tot een gedraging van DSB
waarvoor DSB volgens die klant een rechtens relevant verwijt kan worden
gemaakt, bijvoorbeeld een beweerde inbreuk op een wettelijke bepaling
of een schending van een zorgplicht.
Het bovenstaande bedoelt slechts enkele mogelijkheden voor de
inrichting van een proefproces te schetsen. Daarin mag geen - ook geen
voorlopig - oordeel over de ontvankelijkheid, laat staan de
toewijsbaarheid, van een vordering of over de gegrondheid van een
verweer worden gelezen. Dergelijke oordelen zijn voorbehouden aan de
raadsheren die de desbetreffende zaak behandelen.
Het procesrechtelijke kader waarbinnen een procedure zoals hierboven
bedoeld zal dienen te worden gevoerd, wordt gevormd door artikel 62 Wet
op de Rechterlijke Organisatie en de artikelen 329, 330 en 331 Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering. Deze laatste bepalingen brengen mee
dat in beginsel op dezelfde wijze zal moeten worden geprocedeerd als
bij een dagvaardingsprocedure in eerste aanleg, behoudens afwijkende
afspraken tussen partijen.
Om een voortvarende procesgang te bevorderen en aldus zo snel mogelijk
duidelijkheid te kunnen verkrijgen over de gegrondheid van klachten van
klanten van DSB en de mogelijke rechtsgevolgen daarvan, ligt het in de
rede de gebruikelijke procedure in eerste aanleg enigszins aan te
passen. De uitgangspunten die de hoven Amsterdam en âs-Hertogenbosch
daarbij willen hanteren, zijn uiteengezet in twee bijlagen bij deze
brief.
Er is gekozen voor verschillende procedurele uitgangspunten bij beide
hoven. Partijen hebben hierdoor de gelegenheid te kiezen op welke wijze
zij invulling willen geven aan de geboden mogelijkheid om bij wijze van
prorogatie te procederen. Hierbij kan tevens blijken welk processueel
kader als meest geëigend en doelmatig wordt ervaren.
Met de in deze brief besproken procesmogelijkheid bij de gerechtshoven
Amsterdam en âs-Hertogenbosch, zoals nader uitgewerkt in de bijlagen,
wordt beoogd bij te dragen aan een voorspoedige en zo soepel mogelijke
afwikkeling van klachten en vorderingen verband houdend met gedragingen
van DSB voor haar faillissement en om ten aanzien daarvan een goede
rechtsbedeling te bevorderen. Daarbij is zoveel mogelijk met de
belangen van alle betrokkenen rekening gehouden.
Hierbij wordt nog opgemerkt dat het de hoven - gelet op artikel 12 Wet
op de Rechterlijke Organisatie - niet vrijstaat zich met een
(mogelijke) partij in een zaak betreffende DSB te verstaan over de
inhoud of procesgang van die zaak zonder dat de (mogelijke) wederpartij
daarin - gelijktijdig - wordt gekend. Aan (de raadslieden van)
procespartijen wordt daarom verzocht zich, voor zover nodig,
uitsluitend in samenspraak met de wederpartij tot het betrokken hof te
richten. Op eenzijdige verzoeken van een partij kan niet worden
ingegaan.
Eventuele gezamenlijke verzoeken van procespartijen kunnen worden
gericht aan de handelsgriffie van het betrokken gerechtshof.
Met vriendelijke groet,
A.N. van de Beek,
waarnemend voorzitter sector handelsrecht gerechtshof Amsterdam, mede
namens de voorzitter van de sector handelsrecht gerechtshof
âs-Hertogenbosch
Bijlage A: procedure gerechtshof Amsterdam in DSB-zaken
- verzocht wordt om de dagvaardingen in proefprocessen
gegroepeerd, in clusters van drie of vier, aan te brengen. Bij iedere
dagvaarding zal - overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.7 van het
Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de
gerechtshoven - een kopie van de akte van prorogatie (als zoân akte is
opgemaakt) moeten worden overgelegd, die zo nodig tevens een forumkeuze
dient te bevatten. Tevens zal op een begeleidend H-formulier moeten
worden aangegeven dat de dagvaarding een procedure zoals in deze brief
bedoeld betreft;
- na het aanbrengen van de dagvaardingen zal het hof
ambtshalve of op verzoek van partijen een regiezitting houden (zoveel
mogelijk gelijktijdig in de geclusterd aangebrachte zaken) waarbij
nadere procesafspraken kunnen worden gemaakt. Een hiertoe strekkend
verzoek moet op het H-formulier worden vermeld, onder opgave van
verhinderdata voor de eerstvolgende drie maanden van alle betrokken
partijen;
- het exploot van dagvaarding dient uiteraard te voldoen aan
de vereisten van de artikelen 45, tweede lid, en 111 Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering maar kan, wat betreft de inhoud van de
dagvaarding, beperkt blijven tot de eis en een beknopte mededeling van
de gronden waarop deze steunt. Daarna, in het bijzonder na een
regiezitting zoals hierboven bedoeld, zal de eisende partij in de
gelegenheid worden gesteld een akte te nemen tot aanvulling en
uitbreiding van de dagvaarding, vooral op de in artikel 111, eerste lid
onder d en derde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde
punten;
- na de zojuist bedoelde akte zal de gedaagde partij een
conclusie van antwoord mogen nemen, waarna gelegenheid voor
schriftelijke repliek en dupliek zal worden gegeven. Dit geldt, in
voorkomend geval, zowel in conventie als in reconventie. Op voorhand
wordt geoordeeld - op de voet van artikel 131 Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering - dat de zaak niet geschikt is voor een persoonlijke
verschijning van partijen ter terechtzitting, zodat geen comparitie na
antwoord zal worden bevolen;
- als een partij daarom verzoekt, zal na de conclusie van
dupliek (in voorkomend geval: in reconventie) gelegenheid worden
geboden voor pleidooien. Bij deze gelegenheid zal een partij zich ook
kunnen uitlaten over door de wederpartij in het geding gebrachte
producties, in het bijzonder voor zover hiertoe nog geen eerdere
gelegenheid heeft bestaan. Er zullen voor dit doel dus in beginsel geen
akten na dupliek worden toegestaan;
- de partij die om pleidooi verzoekt, doet - door middel van
een daartoe bestemd H-formulier - zo spoedig mogelijk na de laatste
conclusie opgave van de verhinderdata aan beide zijden. Die opgave kan
ook eerder worden gedaan, als al eerder duidelijk is dat pleidooi zal
worden gevraagd. Er kan in meerdere (geclusterd aangebrachte) zaken bij
dezelfde gelegenheid worden gepleit. Hoofdstuk 5 van het Landelijk
procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven is
verder van toepassing, met dien verstande dat desgevraagd een langere
spreektijd dan daar bepaald zal worden toegestaan;
- ten aanzien van de termijnen voor het indienen van
processtukken kan hetzij het Landelijk procesreglement voor civiele
dagvaardingszaken bij de gerechtshoven worden gevolgd, hetzij een
afwijkende regeling worden afgesproken. Dit laatste ligt met het oog op
een voortvarende procesgang in de rede. Daarbij kan worden gedacht aan
een termijn van vier weken voor het indienen van een processtuk,
telkens met een éénmalige mogelijkheid tot een aanhouding met twee
weken. Over de termijnen voor het indienen van stukken kunnen
desgewenst nadere afspraken worden gemaakt bij een regiezitting zoals
hierboven bedoeld;
- het hof zal zo spoedig mogelijk na de pleidooien, op een
dan te bepalen termijn, arrest wijzen.
Bijlage B: procedure gerechtshof âs-Hertogenbosch in DSB-zaken
Bij het gerechtshof âs-Hertogenbosch zullen bij deze prorogatiezaken de
volgende procedureregels gelden.
Uitgangspunt is het bepaalde in de artikelen 329-331 Rv.
Voorts geldt het volgende:
- partijen dienen bij de dagvaarding een eventuele
akte van prorogatie over te leggen (zie ook artikel 3.7 Landelijk
procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven);
- indien gedaagde niet woonachtig is in het ressort
âs-Hertogenbosch maar in het ressort Arnhem of het ressort Leeuwarden
dient - zolang hof âs-Hertogenbosch nog niet is aangewezen door de Raad
voor de rechtspraak voor deze zaken - woonplaats te worden gekozen
binnen het ressort en een forumkeuze te worden gedaan (art. 108 Rv);
- de dagvaarding dient te voldoen aan de vereisten
van artikel 111 Rv; de dagvaarding dient dus (onder meer) de eis en de
gronden daarvan te bevatten alsook de verweren van gedaagde en de
gronden daarvoor;
- nadat de conclusie van antwoord is genomen zal
bij tussenarrest in beginsel een comparitie van partijen worden gelast.
In het tussenarrest zullen zo nodig nadere instructies worden gegeven;
- bij de tien zaken die met voorrang worden
behandeld zal het arrest waarin deze comparitie van partijen wordt
gelast op korte termijn na het nemen van de conclusie van antwoord
worden gewezen. Die comparitie zal op korte termijn na het wijzen van
het arrest plaatsvinden;
- indien de conclusie van antwoord tevens een eis
in reconventie bevat kan de conclusie van antwoord in reconventie
worden genomen op de comparitiezitting; deze conclusie dient dan twee
weken vóór die zitting te worden toegezonden aan de wederpartij en
aan het hof (vgl. art. 5.8 Landelijk procesreglement voor de civiele
dagvaardingszaken bij de rechtbanken);
- de tien zaken met voorrang zullen meervoudig
worden behandeld; de comparities in die zaken zullen in beginsel
meervoudig zijn; eventueel kan, indien de kamer dat wenselijk acht, een
aantal zaken gelijktijdig (maar niet gevoegd) ter comparitie worden
behandeld;
- tijdens de comparitie kan, nadat inlichtingen
zijn verschaft, door partijen desgewenst worden gepleit aan de hand van
pleitnota's, die dan in het geding kunnen worden gebracht;
- uitspraak zal worden gedaan op de gebruikelijke
termijn van acht weken na de comparitiezitting.
Bron: Gerechtshof Amsterdam
Datum actualiteit: 15 juli 2010 Naar boven
Gerechtelijke organisatie