Rijksoverheid
Datum 12 juli 2010
Onderzoek naar tijdsbesteding wijkagenten
Kenmerk
2010!0000407899
Hierbij bied ik u het onderzoeksrapport "(Niet) voor de wijk; De tijdsbesteding van
wijkagenten" aan dat in opdracht van mijn ministerie is uitgevoerd door de
onderzoeksbureaus COT en AEF.
Uit het onderzoek blijkt dat wijkagenten bij de politie 65 procent van hun tijd aan
werk in of voor hun wijk besteden terwijl het uitgangspunt is dat zij 80 procent van
hun tijd in of voor hun wijk actief zijn. Dat zij dit niet halen komt doordat de
wijkagenten vanwege roosterproblemen worden ingezet voor noodhulp, toezicht en
handhaving buiten hun eigen wijk. Daarnaast zijn zij vrij veel tijd kwijt aan
administratief werk.
Vanaf aanvang van deze kabinetperiode heeft het belang van de wijkagent voor een
veilige en leefbare samenleving centraal gestaan. Daarom is in het regeerakkoord
afgesproken dat er in 4 jaar 500 wijkagenten extra worden aangesteld. De
aanstelling van dit aantal wijkagenten loopt voorspoedig. Halverwege (per 31
december 2009) zijn landelijk 319 extra wijkagenten aangesteld. Daarmee loopt de
politie vóór op het schema van 125 per jaar.
Tevens loopt er bij de politie het programma Ontwikkeling Gebiedsgebonden Politie.
Dit programma wordt door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties gesteund en voorziet ondermeer in de ontwikkeling van de
functie van de wijkagent door het nemen van kwaliteitsbevorderende maatregelen
zoals onderzoek, scholing, collegiale uitwisseling van ervaringen en het bevorderen
van meer eenduidigheid over de functie. Het is mijn overtuiging dat dit programma
bijdraagt aan een verdere professionalisering van de wijkagentenfunctie, zowel op
het niveau van de organisatie als het individu.
Een van de onderwerpen betreffende de eenduidigheid is de tijdbesteding van de
wijkagent. De politie heeft als norm gesteld dat hij 80 procent van zijn tijd in of
voor zijn wijk werkzaam moet zijn. Het is evident dat de effectiviteit van de
wijkagent in belangrijke mate bepaald wordt door zijn beschikbaarheid voor de
wijk, zowel in termen van zichtbaarheid op straat als in (regisserend) overleg met
wijkbewoners en instanties over veiligheids! en leefbaarheidproblemen in de wijk.
Ik maak mij sterk voor een maximale inzet van de wijkagent en onderschrijf
daarom de norm van 80 procent. In het rapport worden suggesties gedaan om de
inzet van de wijkagent te verhogen.
Pagina 2 van 2
Datum
12 juli 2010
Kenmerk
2010!0000407899
Een daarvan is dat de wijkagent minder wordt ingezet voor de noodhulp. Onder de
kanttekening dat de inzet van de wijkagent voor meldingen in zijn wijk zeer
functioneel kan zijn, wijs ik u op het IOOV rapport 'Doorschakelen' over de
inrichting van de noodhulp dat ik u op 20 januari 2010 zond (nr. 2009!
0000642080). De inspectie pleit voor een meer uniform kader voor de noodhulp en
het stellen van kwaliteitseisen. Ook blijkt uit het rapport dat de politie nog weinig
gebruik maakt van eenmenssurveillance, er zijn daarom kansen om de noodhulp
slimmer te organiseren. Door de val van het kabinet is het rapport nog niet met uw
Kamer besproken. De politie is inmiddels een versterkingsprogramma noodhulp
gestart.
Een belangrijk punt van aandacht in het rapport vormen de administratieve lasten.
Uit het onderzoek blijkt dat de wijkagent ongeveer 40 procent van zijn tijd kwijt is
aan administratieve handelingen. Vooropgesteld dat administratieve lasten
onontkoombaar zijn in verband met informatieverwerking en vanuit het oogpunt
van zorgvuldigheid, kan de conclusie worden getrokken dat het aandeel
administratieve lasten te hoog is. Dit punt heeft mijn aandacht.
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties steunt diverse
projecten die gericht zijn op reductie van administratieve lasten. Ik wijs u op het
project Frontoffice Backoffice in het korps Hollands Midden waar met behulp van
operationele ondersteuners de administratieve lasten van agenten en rechercheurs
aanzienlijk verminderd worden tegen lagere kosten. Dit experiment wordt eind dit
jaar geëvalueerd. Nu al zijn er sterke aanwijzingen dat het succesvol is. De
mogelijkheden om op bredere schaal operationele ondersteuners in te zetten die de
(wijk)agent ontlasten, worden onderzocht. Een ander voorbeeld is het
Boetevolgsysteem waardoor burgers zelf via internet hun boetegegevens kunnen
raadplegen. Dit scheelt hun én de politie het nodige werk. Daarnaast is de
hoeveelheid regelgeving die door mijn en andere ministeries geproduceerd wordt
onderwerp van onderzoek.
Het is mijn ambitie om met deze en andere initiatieven de hoeveelheid
administratieve lasten voor de wijkagent flink te reduceren waardoor hij meer tijd
kan besteden aan zijn eigen cruciale taak in de samenleving.
Inmiddels heb ik het korpsbeheerdersberaad om commentaar gevraagd op het
onderzoeksrapport. Dit commentaar wil ik graag meenemen in een beleidsreactie.
Daarom zal ik na de zomer nader inhoudelijk op het rapport reageren.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
---- --