Onze referentie
IVV/I/2010/13026
Datum 13 juli 2010
Betreft
Ontwerpbesluit onderstand BES (Kamerstukken 2009/2010, 31957, nr. D/13
Hierbij bied ik u mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties mijn reactie aan naar aanleiding van het verslag van een
schriftelijk overleg inzake het bovenvermelde ontwerpbesluit.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
J.P.H. Donner
Pagina 1 van 13
Reactie van de Minister
Met belangstelling heb ik kennis genomen van de inbreng van enkele fracties, die
blijkens de gestelde vragen en opmerkingen kenbaar hebben gemaakt op Datum
onderdelen van het ontwerpbesluit nog verduidelijking te wensen. De volgorde
van de beantwoording van de vragen en antwoorden is zo veel mogelijk in lijn
met de schriftelijke inbreng. Onze referentie
IVV/I/2010/13026
Algemeen
Inleiding
De leden van de fracties van het CDA, de PvdA en de VVD verzoeken meer inzicht
te verschaffen in wat het groeipad richting grotere convergentie met de
systematiek zoals die is in het Europese deel van Nederland precies inhoudt.
Gevraagd wordt of het hier alleen de uitkeringssystematiek betreft of ook de
hoogte van de uitkeringen bezien binnen de Caribische context en wat voor
tijdpad en voorzieningenniveau uiteindelijk voor ogen staat.
Een belangrijke eerste stap in bedoeld groeipad is gezet door het recht op
onderstand in een formele wet1 vast te leggen. Voorts zijn in de thans
voorliggende algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld met
betrekking tot de onderstand, de daaraan te verbinden verplichtingen en de
afstemming op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de
belanghebbende, rekening houden met het niveau van de noodzakelijke kosten
van het bestaan ter plaatse.
Waar het betreft de uitkeringssystematiek is voor het stelsel van rechten en
plichten voor onderstandsverlening op de BES aangesloten bij de regels die
gelden in het Europese deel van het Koninkrijk, rekening houdend met de situatie
ter plaatse.
De hoogte van de onderstandsbedragen, waarnaar ook de leden van SP-fractie
vragen, is afgesproken in het bestuurlijk overleg van de minister van SZW met
Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 18 april 2010 en de bedragen zijn zodanig
vormgegeven dat belanghebbenden hetzelfde en in een aantal gevallen meer aan
uitkering ontvangen dan in de bestaande situatie ter plaatse. Anders dan in de
huidige situatie het geval is, is voorzien in een jaarlijkse indexatie van de
bedragen die de prijsindexcijfers voor de BES-eilanden volgt, waarmee in de pas
wordt gelopen met de inflatie.
In het bestuurlijk overleg van 18 april 2010 is tussen de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid en de eilandbesturen eveneens afgesproken dat er
een gezamenlijk streven bestaat om de onderstand in de toekomst verder te
verbeteren naar gelang de economische draagkracht en ontwikkeling. Ook de
ervaringen in de uitvoeringspraktijk van de verlening van onderstand zullen
daarbij een rol spelen. De voortgang op dit punt zal jaarlijks onderwerp van
gesprek zijn in het overleg tussen de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid en de eilandbesturen. Het is op dit moment niet te voorspellen
welk tijdpad past bij de beoogde verbeteringen evenmin als de intensiteit hiervan.
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de onderstandsbedragen met ingang
van de transitiedatum minimaal hetzelfde of hoger zijn ten opzichte van de
huidige situatie.
1 Artikel 18.3 van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba
(31957).
Pagina 2 van 13
Deze leden vragen in hoeverre een hoger bedrag ten opzichte van de huidige
situatie gerechtvaardigd is, gelet op de economische situatie c.q. het
welvaartsniveau. Ook vragen zij in welke gevallen er, na de transitie, een hoger
bedrag wordt uitgekeerd dan nu het geval is. Datum
Voor zover de onderstandsbedragen per de transitiedatum hoger zijn, zijn
daarvoor de volgende, gerechtvaardigde redenen aan te wijzen. In de hoogte van
de onderstandsbedragen bestaan in de huidige situatie onnavolgbare verschillen Onze referentie
tussen de eilanden. Per transitiedatum vindt harmonisatie van de IVV/I/2010/13026
onderstandsbedragen plaats en dat leidt tot verhoging van de bedragen voor
bepaalde huishoudtypen en voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten,
afhankelijk van de bestaande situatie op het eiland waar zij wonen. De
onderstandsbedragen zijn ook verhoogd doordat een inhaalslag is gemaakt omdat
aanpassing aan de prijsontwikkeling jarenlang achterwege is gebleven. Tot slot is
een kindertoeslag (voor maximaal drie kinderen) ingevoerd omdat
onderstandsontvangers niet kunnen profiteren van de kinderkorting in de
loonbelasting omdat de onderstand onder de belastingvrije som blijft.
Zoals is aangegeven in het vorige antwoord kan van een eventuele verdere
verhoging - anders dan door de jaarlijkse indexatie - pas sprake zijn ingeval de
sociaal economische ontwikkelingen ter plaatse en de ontwikkelingen in de
uitvoeringspraktijk van de verlening van onderstand daarvoor aanknopingspunten
bieden. Bij dit laatste aspect gaat het vooral om een verantwoord evenwicht
tussen rechten en plichten en de gelijkmatige groei van beiden.
Naar de mening van de leden van de VVD-fractie moet werken financieel
aantrekkelijk zijn. Zij vragen dan ook hoe de armoedeval wordt voorkomen. Om
werken financieel aantrekkelijk te maken voorziet de regeling in de mogelijkheid
om naast de onderstand inkomsten te verwerven tot het totaal het bedrag van het
wettelijk minimumloon bedraagt. Gezien de afstand tussen de
onderstandsbedragen en het minimumloon is dit een flinke financiële prikkel.
In het algemeen zouden de leden van de VVD-fractie graag inzicht willen hebben
in de verschillen tussen de voorgestelde regeling inzake onderstand BES en de
Nederlandse bijstandsregeling, zowel met betrekking tot de systematiek als de
materiële kant van de regeling, gelet op de economische situatie daar en hier.
Vanwege de verschillen tussen de beide delen van het Koninkrijk waar het betreft
sociaal-economische omstandigheden, het sociaalzekerheidsstelsel, het
voorzieningenniveau en de wijze van uitvoering is ervoor gekozen voor de
onderstand een zelfstandige regeling te treffen, buiten de Wet werk en bijstand
(WWB). Een en ander leidt tot de volgende verschillen.
Qua systematiek wijkt de regeling voor onderstandsverlening op de volgende
onderdelen af van de WWB:
- het recht op onderstand bestaat jegens de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid (SZW) die op de afzonderlijke eilanden ambtelijk is
vertegenwoordigd via het Regionaal Service Centrum (RSC);
- het eilandsbestuur is verantwoordelijk voor re-integratie en kan de Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorstellen doen betreffende de
uitvoering van onderstand;
- tweewekelijkse vaststelling en betaling van de onderstand en niet
maandelijks;
- de WWB kent een uitkeringssysteem dat uit gaat van alleenstaande,
alleenstaande ouder en gezin met toeslagen en verlagingen op basis van de
mate waarin de belanghebbende de kosten van het bestaan met derden kan
delen. De onderstand gaat uit van eenzelfde systeem, met dien verstande dat
Pagina 3 van 13
de uitkering voor inwonende alleenstaanden als basis geldt en
dat toeslagen kunnen worden toegekend voor zelfstandig wonen, het hebben
van een partner of kinderen alsmede voor blijvende arbeidsongeschiktheid
een toeslag gegeven. Vanwege de lokale omstandigheden
sluit deze systematiek beter aan bij de situatie ter plaatse. In beide gevallen Datum
gaat het er om de leef- en woonomstandigheden op een adequate wijze te
vervatten in uitkeringsnormen.
Onze referentie
Aan de materiële kant van de regeling voor onderstandsverlening is sprake van de
IVV/I/2010/13026
volgende verschillen met de WWB:
- de uitkeringsbedragen zijn gebaseerd op de bestaande situatie (status quo als
vertrekpunt) en zijn niet afhankelijk gesteld van een bepaald percentage van
het minimumloon;
- er geldt een `wachttijd' van vijf jaar voor personen die zich vestigen op de
BES;
- er geldt een vrijlating van inkomsten tot aan het wettelijk minimumloon;
- bijdragen van familie en derden worden niet tot de middelen gerekend voor
zover deze naar het oordeel van Onze Minister uit oogpunt van
onderstandsverlening verantwoord zijn;
- bijzondere onderstand is mogelijk in een limitatief aantal situaties.
De leden van de VVD-fractie vragen zich af wie de uitkeringen betaalt op de BES.
Het RSC verzorgt op de eilanden de betaling van de uitkeringen aan de
uitkeringsgerechtigden. De uitkeringen komen ten laste van de SZW-begroting.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of wel recht wordt gedaan aan het
gelijkheidsbeginsel nu de BES-eilanden financieel minder middelen ter beschikking
krijgen dan Nederlandse gemeenten. Dat geldt ook voor de voorwaarden
waaronder de onderstand wordt verstrekt.
De eilanden dragen geen financiële verantwoordelijkheid voor de onderstand; de
verantwoordelijkheid berust bij de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid.
Voor wat betreft de vraag of met betrekking tot de voorwaarden waaronder de
onderstand wordt verstrekt recht wordt gedaan aan het gelijkheidsbeginsel
benadruk ik dat, zoals door de Raad van State in zijn voorlichting d.d.
18 september 2006 inzake de hervorming van de staatkundige verhoudingen van
de Antilliaanse eilanden binnen het Koninkrijk is aangegeven, een positie van de
BES-eilanden binnen het Nederlandse staatsbestel niet betekent dat het
Nederlandse voorzieningenniveau en met name de sociale zekerheid zonder meer
voor de eilanden zal gelden. Dit zou niet passen binnen de sociaal-economische
omstandigheden van de Caribische regio. Voorkomen moet worden dat de
eilanden economisch worden geïsoleerd in de regio of worden geconfronteerd met
ongewenste migratie. Voorts neem ik in aanmerking dat er tussen de bijstand in
Nederland en de bestaande onderstand op de BES-eilanden bepalende verschillen
zijn die voortvloeien uit de verschillen tussen de beide delen van het koninkrijk
waar het betreft sociaal-economische omstandigheden, het
sociaalzekerheidsstelsel, het voorzieningenniveau en de wijze van uitvoering.
De leden van de ChristenUnie-fractie horen graag een antwoord op de vraag hoe
deze regeling zich verhoudt tot de afspraken die in VN-verband zijn gemaakt.
De afspraken waaraan deze leden refereren leggen een basisrecht op bijstand
vast, maar laten aan de wetgever de vrijheid om vorm en omvang van die
bijstand nader te regelen, en de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om
voor deze bijstand in aanmerking te komen.
Pagina 4 van 13
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regelingen zo geformuleerd zijn
om een aanzuigende werking te voorkomen en of het te duur wordt wanneer veel
mensen een beroep op deze regeling doen.
De regeling voor de onderstand beoogt een duidelijk stelsel te zijn van rechten en Datum
plichten waarbij de huidige praktijk als vertrekpunt geldt en recht wordt gedaan
aan de sociaal-economische omstandigheden van de Caribische regio. Binnen dit
verband zijn de aspecten betrokken die de leden van de ChristenUnie-fractie Onze referentie
hierboven noemen, waarbij de belangrijkste overweging is dat een regeling met IVV/I/2010/13026
aanzuigende werking voor de arbeidsmarkt en de sociaal-economische
verhoudingen onwenselijk is.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen vervolgens of de genoemde termijn
van vijf jaar voldoende is om dit te voorkomen. Ook vragen deze leden een
inschatting te geven van het te verwachten aantal personen dat een beroep zal
gaan doen op deze regeling.
In overleg met de eilandbesturen is in de regeling bepaald dat degene die niet al
vijf jaar rechtmatig woont op de BES-eilanden niet in aanmerking komt voor
onderstand. Evenals de leden van de PvdA-fractie, die in hun inbreng op dit
aspect ingaan, ben ik van oordeel dat in de nabije toekomst zal moeten blijken of
deze periode afdoende is om een aanzuigende werking van de BES-eilanden te
voorkomen. Zoals door laatstbedoelde leden is voorgesteld, zal ik dit onderwerp
meenemen bij het afgesproken overleg met de eilanden over de ontwikkeling van
de onderstand, waar in de nota van toelichting naar verwezen wordt. Op basis van
het huidige aantal mensen in de onderstand wordt verwacht dat circa 350 mensen
een beroep zullen doen op de onderstand.
Recht en plicht in evenwicht
De leden van de PvdA-fractie vragen nader toe te lichten in hoeverre de nieuwe
regelgeving een verbetering is ten opzichte van de regelgeving die momenteel
van kracht is op de BES-eilanden.
Momenteel ontbreekt het aan wet- en regelgeving voor onderstand. Met de
nieuwe regeling is derhalve sprake van een verbetering omdat hiermee een op
activering gericht wettelijk stelsel voor onderstand komt, waarin rechten en
plichten duidelijk zijn voor uitvoerders en belanghebbenden. Voorts is de hoogte
van de geüniformeerde en geharmoniseerde onderstandsbedragen zodanig
vormgegeven dat niemand er op achteruit gaat ten opzichte van de bestaande
situatie op de BES-eilanden en wordt een inhaalslag gemaakt wegens het
jarenlang achterblijven van de uitkeringen bij de prijsontwikkeling. De regeling
biedt de mogelijkheid om maatwerk te leveren, zowel op individueel als op
eilandelijk niveau. De indexering zorgt ervoor dat de onderstand - anders dan
thans het geval is - de prijsontwikkeling volgt. De regeling bevat waarborgen voor
een rechtmatige en doelmatige uitvoering.
Bij de vaststelling van de hoogte van de kosten van het bestaan wordt mede
rekening gehouden met de feitelijke situatie op elk van de eilanden afzonderlijk.
In dit verband vragen de leden van de PvdA-fractie of kan worden aangeven wat
dit in de praktijk zal betekenen en in hoeverre het in de lijn van verwachting ligt
dat de hoogte van de kosten van het bestaan op de drie eilanden flink van elkaar
zullen verschillen.
De hoogte van de uitkeringsbedragen is gekoppeld aan de jaarlijkse
prijsindexcijfers van het CBS die voor de onderscheiden openbare lichamen
verschillend kunnen zijn. In deze gevallen, bijvoorbeeld bij objectiveerbare
prijsverschillen die verband houden met de grote onderlinge geografische afstand
Pagina 5 van 13
tussen de BES-eilanden, biedt de regeling de mogelijkheid hierop in te spelen. Dit
kan onderwerp zijn van het jaarlijks overleg tussen de Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid en de eilandbesturen.
Datum
Onder verwijzing naar de Wet investeren in jongeren (WIJ) vragen de leden van
de CDA-fractie of een bepaling, waarin jongeren geen uitkering maar scholing of
een baan wordt aangeboden, alsnog dient te worden opgenomen in de regeling. Onze referentie
De aanpak waar deze leden om vragen geldt in de voorliggende regeling in IVV/I/2010/13026
beginsel voor iedereen die een beroep doet op onderstand. Uitgangspunt is dat als
de betrokkene in staat wordt geacht om in de kosten van het bestaan te voorzien,
geen recht bestaat op onderstand2. Met de eilandbestuurders is afgesproken dat
alle uitkeringsgerechtigden die door het RSC worden voorgedragen door hen
worden bemiddeld naar arbeid, zonodig naar een jobprogram. Hiermee is een
specifieke bepaling voor jongeren conform de WIJ niet nodig.
De leden van de SP-fractie vragen of een omschrijving kan worden gegeven hoe
de vakbondsrechten zijn gegarandeerd op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Naar
mijn mening zijn de vakbondsrechten in het kader van de regulering van de
onderstand niet in het geding, omdat hier geen sprake is van een
werknemersverzekering.
De vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie die betrekking hebben op
deze paragraaf worden beantwoord in samenhang met vergelijkbare vragen van
de leden van de VVD-fractie bij artikel 19.
Inkomensondersteuning
De vragen van de leden van de PvdA-fractie die betrekking hebben op deze
paragraaf worden beantwoord in samenhang met vergelijkbare vragen van de
leden van de VVD-fractie bij artikel 5.
Voor wat betreft de vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie die
betrekking hebben op deze paragraaf vindt beantwoording plaats samen met
vergelijkbare vragen van de leden van de VVD-fractie bij artikel 19.
Aan de onderstand verbonden verplichtingen
De leden van de PvdA-fractie vragen aan te geven in welke mate het in de huidige
situatie ontbreekt aan de diverse verplichtingen die kunnen worden verbonden
aan de onderstand. Ook vragen zij nader toe te lichten in welke mate de
arbeidsverplichtingen stroken met de situatie in de praktijk op de lokale
arbeidsmarkt en in welke mate belanghebbenden in staat zullen zijn om hun
verplichtingen na te komen. Zij vragen om toe te lichten of hier sprake is van
realistische verwachtingen en realistische verplichtingen. De leden van de
ChristenUnie-fractie hebben in dit verband vragen van gelijke strekking over de
arbeidsmarkttoeleiding.
In de huidige situatie is er geen geschreven regeling voor de onderstand en zijn er
formeel geen duidelijke verplichtingen aan de onderstand verbonden. Wel is het
zo dat onderstand wordt geweigerd als de betrokkene in staat wordt geacht om
door arbeid in het levensonderhoud te voorzien. Concreet betekent dit dat in de
huidige praktijk de onderstand hoofdzakelijk (slechts) wordt verstrekt aan
2 Kamerstukken II, 2008/09, 31 957, nr. 3, p. 30.
Pagina 6 van 13
alleenstaande ouders die door zorg voor kinderen niet of slechts beperkt voor
arbeid beschikbaar zijn en aan arbeidsongeschikten (de Nederlandse Antillen
kennen geen arbeidsongeschiktheidsregeling, anders dan de Ongevallenwet die
het risque professionel afdekt). Datum
Met het uitgangspunt dat vanaf het moment van de transitie voor het recht op
onderstand bepalend is de mate waarin de betrokkene geacht kan worden een
eigen inkomen te verwerven, sluit de regeling aan bij de huidige praktijk. Bij de Onze referentie
arbeidsverplichting die wordt ingevoerd in de onderstand, zal per individueel geval IVV/I/2010/13026
worden gekeken naar de mogelijkheden van de belanghebbende in het licht van
de lokale arbeidsmarktsituatie. Deze arbeidsverplichting geldt niet voor de
belanghebbende die blijkens een medische keuring volledig en duurzaam
arbeidsongeschikt is. Niet nakomen van de arbeidsverplichting zal consequenties
hebben voor het recht op onderstand en kan leiden tot weigering van de
uitkering.
Bij het per individueel geval bekijken van de mogelijkheden van de
belanghebbende in het licht van de lokale arbeidsmarktsituatie is de medewerking
van de eilandbesturen onmisbaar. Zij zijn, ook na de transitie, primair
verantwoordelijk voor het arbeidsmarktbeleid, waaronder arbeidsbemiddeling en
jobprograms, die erop gericht zijn om mensen die vanwege in de persoon gelegen
redenen een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben aan het werk te helpen. In
een bestuurlijk overleg van 18 april 2010 heeft de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid met de bestuurders van de BES-eilanden geconcludeerd dat er
een gezamenlijk belang is dat mensen zonder baan zo snel mogelijk aan het werk
komen, zowel gelet op het belang van het individu, de economie van het eiland
als met het oog op het verantwoordelijk inzetten van de uitkeringsgelden. In dit
verband is afgesproken dat de eilandbesturen zorgen voor bemiddeling van
werkzoekenden naar openstaande vacatures en zorgen dat jobprograms, gericht
op het begeleiden van werkzoekenden naar de arbeidsmarkt, worden opgezet en
uitgevoerd. De uitkeringsgerechtigden die door het RSC worden voorgedragen,
zullen door de eilandbesturen worden bemiddeld naar arbeid, zonodig via een
jobprogram. De gemaakte afspraken bieden vertrouwen naar de toekomst en
zullen periodiek worden herijkt in het reguliere overleg met de eilandbesturen.
Van belang is en blijft de situatie op de arbeidsmarkt, die momenteel op de BES-
eilanden relatief goed is, en een beheersbaar beroep op het na de transitie
formele recht op onderstand. Als aanzienlijke aantallen mensen gaan proberen
hoever hun recht op onderstand reikt, kan de individuele beoordeling van de
mogelijkheden van de belanghebbende in het licht van de lokale
arbeidsmarktsituatie, en daarmee de handhaving van de arbeidsplicht, in het
gedrang komen.
Wachttijd
De opmerking van de leden van de PvdA-fractie bij dit onderdeel zijn hiervoor
betrokken bij de beantwoording van een vraag met betrekking de wachttijd van
de ChristenUnie-fractie.
Financiering
De leden van de SP-fractie vragen hoeveel mensen gebruik maken van de
onderstand op de BES in verhouding tot de inwonersaantallen van deze eilanden
en hoeveel op jaarbasis wordt uitgegeven aan onderstand op de betreffende
eilanden.
Pagina 7 van 13
De onderstand BES betreft momenteel circa 350 uitkeringsgerechtigden, de
bevolking van BES-eilanden bedraagt in 2009 totaal 17.246 inwoners (Bonaire:
12.877, Saba 1.601, Sint Eustatius 2.768), waarmee het gevraagde percentage
circa 2% is. Voor 2011 wordt voor de onderstand BES 1,4 miljoen geraamd. De Datum
raming zal worden opgenomen in artikel 46 van de SZW-begroting.
Artikelen Onze referentie
IVV/I/2010/13026
Artikel 5 Plicht tot arbeidsinschakeling
De leden van de VVD-fractie vragen of er als het gaat om de pensioenleeftijd van
60 jaar wordt aangesloten bij de bestaande leeftijdsgrens en of deze grens wordt
betrokken bij het beoogde groeipad naar een uitkeringssystematiek die
convergeert met die in het Europese deel van het Koninkrijk.
Genoemde grens sluit aan bij de bestaande praktijk waarin de pensioenleeftijd is
gesteld op 60 jaar. Tijdens een bestuurlijk overleg op 18 april 2010 tussen
Nederland en Bonaire, Sint Eustatius en Saba is onder meer overeenstemming
bereikt over een gefaseerde verhoging van de pensioenleeftijd naar 65 jaar. De
tekst van het besluit zal daar op worden aangepast.
Artikel 7 Uitsluiting van de onderstand
De vraag van de leden van de CDA-fractie of ook Nederlanders in de eerste vijf
jaren geen beroep mogen doen op de onderstand, zonder dat dit gevolgen heeft
voor het verblijfsrecht, beantwoord ik bevestigend; gedurende de eerste vijf jaar
hebben ook Nederlanders geen recht op onderstand. In geval de toelating tot
verblijf van rechtswege (of bij vergunning) is verleend, is afgelopen of beëindigd,
omdat niet langer wordt voldaan aan de toelatingsvoorwaarden (waaronder het
beschikken over voldoende middelen van bestaan), kunnen deze Nederlanders
worden uitgezet.
Ook vragen de leden van de CDA-fractie in het belang van adequate controle en
handhaving of en hoe de koppeling en uitwisseling van informatie over de
uitkeringen en de verblijfsstatus van vreemdelingen en/of Nederlanders op de
BES-eilanden is geregeld.
De uitvoering van de Wet toelating en uitzetting BES (WTU BES) wordt vanaf het
moment van transitie uitgevoerd door het RSC onder verantwoordelijkheid van de
Minister van Justitie. Omdat de uitvoering van de onderstand eveneens vanuit het
RSC plaatsvindt, is het ter plaatse mogelijk na te gaan wie al dan niet beschikt
over voldoende middelen van bestaan gedurende de eerste vijf jaar zoals wordt
vereist in de WTU BES - en de eventuele gevolgen van een onderstandsaanvraag
voor de rechtmatigheid van het verblijf.
De leden van de CDA-fractie vinden het opmerkelijk dat het ontwerpbesluit
onderscheid maakt tussen Nederlanders die wel en niet op de openbare lichamen
zijn geboren, voor wat betreft hun toegang tot de onderstand. Deze leden vragen
om aan te geven waarom een Nederlander die verhuist naar de BES-eilanden in
de eerste vijf jaren geen toegang heeft tot de onderstand, terwijl een dergelijke
beperking niet geldt voor het recht op bijstand voor een inwoner van de BES-
eilanden die verhuist naar Nederland. In reactie hierop wijs ik in de eerste plaats
op het verschil tussen de juridische context tussen beide gebiedsdelen, waarbij de
BES-eilanden niet gehouden zijn aan de EU-regels inzake vrij verkeer van
werknemers zoals in het Europese deel van het Koninkrijk. In de tweede plaats is
het absorptievermogen van de BES-eilanden ten aanzien van vreemdelingen op
Pagina 8 van 13
alle beleidsterreinen beduidend minder dan in het Europese deel van het
Koninkrijk en kan de door de eilandbesturen gevreesde aanzuigende werking
wezenlijke sociaal-economische gevolgen hebben. Tot slot zijn Nederlanders die
zijn geboren op de BES-eilanden vanwege de beperkte schaalgrootte van de Datum
eilanden noodzakelijkerwijs eerder aangewezen op het buitenland (waaronder het
Europese deel van het Koninkrijk) dan andersom het geval is.
Onze referentie
Voorts vragen de leden van de CDA-fractie of de regering bereid is te IVV/I/2010/13026
onderzoeken of de toegang tot bijstand in Nederland kan worden beperkt voor
mensen die afkomstig zijn van de BES-eilanden, bijvoorbeeld door in de eerste
vijf jaren de eis te stellen dat beschikt moet worden over voldoende eigen
bestaansmiddelen.
Een dergelijk onderzoek strekt naar mijn oordeel veel verder dan de reikwijdte
van deze regeling, die specifiek gericht is op verlening van onderstand op de BES.
Ik acht het om die reden niet opportuun om en marge van dit dossier hierover
uitspraken te doen.
Artikel 13 Bedragen algemene onderstand
Op de eerste vraag van de SP-fractie bij dit onderdeel over de
onderstandsbedragen is reeds ingegaan in de inleiding. Ook de vragen van de
leden van de SP-fractie of er belangenorganisaties betrokken zijn geweest bij de
totstandkoming van deze regelgeving en waaruit hun inbreng bestond. Het
ontwerpbesluit onderstand is in januari 2010 schriftelijk ter consultatie
aangeboden aan de aan de Bestuurscolleges van de BES eilanden. Vervolgens is
tijdens het bezoek van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14
tot en met 18 april 2010 aan de BES-eilanden met de bestuurscolleges gesproken
over de onderstandsregeling. Tijdens het bestuurlijk overleg op 18 april 2010
tussen Nederland, Bonaire, Sint Eustatius en Saba is vervolgens
overeenstemming bereikt over de systematiek en de hoogte van de
onderstandsbedragen3.
De Nederlandse regeling voor bijstand kent een partnertoets. De leden van de
ChristenUnie-fractie vragen op welke wijze in de voorliggende regeling daarin is
voorzien en hoe dat wordt gecontroleerd.
Ook in de onderstand wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van een
eventuele partner bij zowel de hoogte van de uitkering (de toeslag van artikel 15)
als bij de middelentoets (zie artikel 18, eerste lid). In die zin wijkt de partnertoets
op de BES-eilanden feitelijk niet af van de partnertoets in de WWB. Controle op de
partnertoets vindt plaats aan de hand van de door belanghebbenden verstrekte
informatie, die wordt geverifieerd aan de hand van het bevolkingsregister en in de
contacten die zij hebben met het RSC, waarbij huisbezoek tot de mogelijkheden
behoort.
De Minister heeft toegezegd de Kamer regelmatig te informeren over de
levenstandaard op de BES-eilanden. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen
hoe het op dit moment is gesteld met de levenstandaard op de eilanden en of de
berichten kloppen dat de kosten van levensonderhoud door de instroom van
personen uit Nederland hoger zijn geworden.
Voor de BES-eilanden zijn op dit moment geen goede en bruikbare statistieken
beschikbaar van bijvoorbeeld de inkomens op bevolkingsniveau of het prijsniveau.
Hierom kunnen deze vragen niet goed worden beantwoord. Wel kan gesteld
3 Besluitenlijst Bestuurlijk overleg Bonaire, Sint Eustatius, Saba en Nederland, 18 april 2010
te Sint Maarten.
Pagina 9 van 13
worden dat de levensstandaard op economisch en sociaal terrein in het algemeen
op een lager niveau ligt dan in Nederland. Daarom wordt samen met de eilanden
bekeken hoe de problemen op sociaal-economisch terrein moeten worden
aangepakt. Daarnaast is afgesproken in het bestuurlijke akkoord van 3 november
2009 tussen Saba, St Eustatius en Nederland om jaarlijks bestuurlijk overleg te Datum
voeren over de situatie op de BES-eilanden en te bezien of aanpassing van de
uitkeringen gewenst is.
Onze referentie
IVV/I/2010/13026
Nu deze bedragen zijn vastgesteld in de artikelen 13 tot en met 17, vragen de
leden van de fractie ChristenUnie, hoe met inflatie rekening wordt gehouden en
op welke wijze de basisbedragen worden aangepast.
Zoals bepaald in artikel 21 kunnen de bedragen zoals vastgesteld in de artikelen
13 tot en met 17 door de Minister worden gewijzigd indien blijkt dat de
prijsindexcijfers voor het derde kwartaal van het lopende jaar, vergeleken met de
prijsindexcijfers voor het derde kwartaal van het voorafgaande jaar zijn gestegen
of gedaald. De aangepaste bedragen treden dan met ingang van 1 januari van het
komende jaar in de plaats van de in de artikelen 13 tot en met 17 genoemde
bedragen.
Artikel 19 Vrijlating bescheiden inkomsten
Het is de leden van de VVD-fractie niet geheel duidelijk in hoeverre de bestaande
situatie, waarin het mogelijk is om naast de uitkering eigen inkomsten te
verwerven, wordt gecontinueerd. Deze leden vragen, evenals de leden van de
ChristenUnie-fractie, een nadere verduidelijking. Voorts vragen de leden van de
VVD-fractie waarom er voor is gekozen om de bestaande situatie vooralsnog voort
te zetten. Dit mede gelet op het kenmerk van bijstand dat een burger daar pas
recht op heeft, als hij niet in zijn eigen onderhoud kan voorzien en geen
inkomsten heeft.
Ik ben mij, met de eilandsbesturen, bewust van het gegeven dat er evenals in de
bestaande praktijk na het moment van transitie een verschil bestaat tussen de
vastgestelde uitkeringen op de BES-eilanden en het wenselijk niveau van de
kosten van het bestaan. Mede om die reden blijft bijverdienen naast een
onderstandsuitkering tot het minimumloon mogelijk. Ambitie is om dit verschil te
verminderen in het kader van het gezamenlijk streven onder meer de onderstand
in de toekomst verder te verbeteren naar gelang de economische draagkracht en
ontwikkeling.
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre het voorstel fraude in de hand
werkt en hoe fraude wordt voorkomen. In dit verband vragen ook de leden van de
PvdA-fractie en de ChristenUnie-fractie hoe mogelijke handhavingsproblemen op
dit gebied zullen worden aangepakt.
Bij de beantwoording van deze vragen moet worden betrokken dat er op de BES-
eilanden sprake is van een substantiële informele economie, regelmatig
wisselende relaties en dat handhaving op vele terreinen geen prioriteit heeft. Dat
laatste geldt in de huidige situatie ook voor de onderstand, waar het ontbreekt
aan (mogelijkheden tot) controle hierop, wat mede wordt veroorzaakt door het
ontbreken van vastgelegde regels. De voorliggende regeling voorziet wel in de
voor handhaving nodige regels door invoering van een inlichtingenverplichting
(artikel 11). Deze verplichting houdt in dat belanghebbenden op verzoek of
onverwijld uit eigen beweging mededeling moet doen (aan het RSC) van alle
feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij
van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op onderstand.
Aan het niet nakomen van die verplichting verbindt de regeling consequenties in
de vorm van verlaging of intrekken van de uitkering (artikelen 12 en 30). Om de
Pagina 10 van 13
naleving van de verplichting te kunnen handhaven, verplicht de regeling
werkgevers om alle gevraagde informatie te verstrekken (artikel 36) en biedt de
regeling de mogelijkheid om bij ministeriële regeling instanties aan te wijzen die
verplicht zijn om aan de Minister informatie te verstrekken die noodzakelijk is Datum
voor de uitvoering van dit besluit (artikel 37). Ook biedt artikel 41 de Minister de
mogelijkheid om ambtenaren aan te wijzen die belast zijn met toezicht op de
naleving van het bepaalde bij of krachtens het besluit, waaronder dus ook de Onze referentie
inlichtingenplicht valt. Daarmee biedt de regeling de juridische instrumenten die IVV/I/2010/13026
nodig zijn om fraude te voorkomen en aan te pakken. De werking van deze
instrumenten zal afhangen van de wijze waarop zij door de uitvoerders worden
toegepast in de weerbarstige uitvoeringspraktijk. Bij de opleiding en training van
de uitvoerders zal daarom de vereiste aandacht worden besteed aan de
handhaving.
De leden van de VVD-fractie en de leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe
de mogelijkheid om bij te verdienen zich verhoudt tot de situatie in Nederland dat
personen die bijstand krijgen beschikbaar voor de arbeidsmarkt moeten zijn.
Voor het recht op onderstand is bepalend de mate waarin de betrokkene geacht
kan worden een eigen inkomen te verwerven. `Werk boven inkomen' (work first)
zal als uitgangspunt gelden. In verband hiermee wordt een arbeidsverplichting
ingevoerd in de onderstand. Dit geldt ook voor de belanghebbende die nog niet in
staat is om door arbeid volledig in het levensonderhoud te voorzien, maar al wel
in staat is om met deeltijdwerk enige eigen inkomsten te verwerven. Dat
deeltijdwerk kan voorkomen dat de band met de arbeidsmarkt volledig verbroken
wordt en kan een opstap zijn naar het verrichten van arbeid waarmee méér
inkomsten worden verworven. Om deze belanghebbenden te stimuleren om hun
arbeidsmogelijkheden te benutten, voorziet de voorliggende regeling in de
mogelijkheid om bij te verdienen. In dit verband wijs ik ook naar vorenstaande
antwoorden op vragen van de leden van de VVD-fractie en de ChristenUnie-fractie
over de vrijlating van inkomsten. Keerzijde van deze medaille is dat het niet
benutten van mogelijkheden tot deeltijdwerk kan leiden tot verlaging of
beëindiging van de uitkering.
Artikel 20 Toekenning bijzondere onderstand
De leden van de SP-fractie vragen waarom op de betreffende eilanden maar
beperkte toekenning wordt gegeven van bijzondere onderstand. Ook vragen zij of
er mogelijkheden zijn om voor duurzame gebruiksgoederen in aanmerking te
komen via bijzondere onderstand of eventueel via een andere regeling.
Binnen de bredere context van het transitieproces geldt op alle beleidsterreinen
dat zoveel mogelijk voortzetting van de bestaande situatie (status quo) als
startpunt geldt. Voor wat betreft de verlening van bijzondere onderstand is om die
reden vastgehouden aan de huidige limitatieve verlening hiervan. Verlening van
bijzondere onderstand voor duurzame gebruiksgoederen komt om deze reden niet
in aanmerking. Er is ook geen andere bestaande of voorziene regeling waarin
duurzame gebruiksgoederen worden verstrekt.
Artikel 24 Toekenning
De leden van de VVD-fractie hebben enkele opmerkingen over de redactie van
artikel 24, in welk artikel is bepaald dat onderstand wordt toegekend vanaf de dag
waarop dit recht is ontstaan, voor zover dit niet ligt voor de dag waarop de
aanvraag is ingediend. Deze leden vragen of de concrete situatie van dreigend
Pagina 11 van 13
ontslag niet aan het artikel zelf moet worden toegevoegd in plaats van enkel in de
artikelsgewijze toelichting.
Ik geef de voorkeur aan de huidige redactie van deze bepaling, die is gebaseerd
op een vergelijkbare bepaling in de WWB (artikel 44, eerste lid, van die wet). In Datum
de praktijk bestaan er namelijk meerdere situaties waarin een aanvraag voor
onderstand voorafgaat aan het moment waarop de noodzaak ontstaat.
Onze referentie
De leden van de VVD-fractie vragen, of het aanvragen van onderstand, IVV/I/2010/13026
voorafgaand aan de noodzaak hiervan, geen fraude in de hand kan werken.
Het aanvragen van onderstand voorafgaande aan de dag waarop het recht
bestaat werkt geen fraude in te hand, maar voorkomt die juist. In voorkomende
gevallen is de wijze waarop het recht op uitkering wordt beoordeeld gelijk aan die
welke wordt gevolgd bij een aanvraag die wordt gedaan op de dag dat de
noodzaak ontstaat. Artikel 24 spreekt immers over een recht dat "Onze Minister
heeft vastgesteld". Onze Minister zal geen recht vaststellen zonder voorafgaand
onderzoek en zonder dat de oorzaak van de onderstandbehoeftigheid concreet
aanwezig is.
Het artikel voorkomt fraude doordat het verlening van onderstand met
terugwerkende kracht uitsluit. Bij terugwerkende kracht moet immers een situatie
uit het verleden worden onderzocht, wat vaak lastiger is dan een actuele situatie,
zeker in een situatie met een substantiële informele economie en regelmatig
wisselende relaties.
Artikel 25 Vaststelling en betaling
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over de betekenis van de
regel in artikel 25 dat onderstand tweewekelijks wordt vastgesteld en betaald.
De redactie van deze bepaling is in lijn met een vergelijkbare bepaling in de WWB
(artikel 45, eerste lid van die wet), maar dan met een tweewekelijkse in plaats
van maandelijkse termijn. Dit sluit aan bij de bestaande uitvoeringspraktijk op de
BES-eilanden. De vaststelling van de hoogte van de algemene onderstand,
waarbij de financiële omstandigheden van belanghebbenden van belang zijn, vindt
behoudens uitzonderingen per twee weken plaats. De uitbetaling van de
algemene onderstand vindt eveneens tweewekelijks achteraf plaats. De huidige
praktijk heeft uitgewezen dat het bij een maandelijkse betaling (te) regelmatig
gebeurt dat de betrokkenen hun uitkering volledig hebben uitgegeven voordat de
maand om is, en dat bij een weekbetaling de betaling van vaste lasten in het
gedrang kan komen.
Een voorbeeld van een dringende reden waarin hiervan kan worden afgeweken,
waarnaar de leden van de VVD-fractie vragen, is niet te geven. Artikel 25 biedt
geen afwijkingsmogelijkheid en de in artikel 10 vastgelegde
afwijkingsmogelijkheid bij zeer dringende redenen geldt alleen voor § 2.2.
Artikel 28 Eigen woning
De leden van de VVD-fractie zouden graag meer inzicht hebben in de criteria die
bij de toepassing van artikel 28 worden gehanteerd ingeval tegeldemaking van de
eigen woning van de belanghebbende(n) in de onderstand in redelijkheid niet kan
worden verlangd.
Onderstandsgerechtigden op de BES-eilanden wonen vaak met meerdere families
in een huis waarbij verkrijging van de eigendom door meerdere personen heeft
plaatsgevonden via erfopvolging. In de praktijk gaat het in de regel om uiterst
sobere woningen met veel achterstallig onderhoud en een lage economische
waarde.
Pagina 12 van 13
Zonder uitputtenheid te beogen noem ik de volgende criteria die, mede bezien in
hun onderlinge verband, bij de toepassing van artikel 28 gehanteerd zouden
kunnen worden ingeval tegeldemaking van de eigen woning van de
belanghebbende(n) in de onderstand in redelijkheid niet kan worden verlangd: Datum
het inkomen van de belanghebbende in het verleden, de verwachte
inkomenspositie in de nabije toekomst, de overwaarde van de woning, de
beschikbaarheid van andere geschikte woonruimte, de courantheid van het Onze referentie
object, de grootte van het gezin in relatie tot de grootte van het huis, eventuele IVV/I/2010/13026
huisvestingsproblemen bij tegeldemaking van de woning, de belangen van de
overige inwonende personen of gezinnen.
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de regeling overeen komt met de
regeling in het Europese deel van het Koninkrijk.
Voor zover bijstandsgerechtigden beschikken over een eigen woning wordt op
grond van de WWB een deel van de overwaarde van die woning (minus de
schulden) vrijgelaten (artikel 34, tweede lid, sub d, van de WWB). Als de
overwaarde de vrijlating overschrijdt, wordt de bijstand verstrekt in de vorm van
een geldlening, voor zover tegeldemaking, bezwaring of verdere bezwaring, van
het in de woning met bijbehorend erf gebonden vermogen in redelijkheid niet kan
worden verlangd (artikel 50, eerste lid, van de WWB).
Het redelijkheidselement uit artikel 50, eerste lid, van de WWB is ook te vinden in
artikel 28 van de voorliggende regeling. Anders dan in de WWB voorziet de
voorliggende regeling echter niet in de mogelijkheid van verstrekking van
onderstand onder verband van krediethypotheek. Van die mogelijkheid is om de
volgende reden afgezien.
In de regel betreft het in Nederland courante woningen die alleen-eigendom zijn
van de bewoner en eventueel diens partner en die één huishouden tot
woonruimte dienen. Zoals hiervoor is aangegeven betreft het op de BES in de
regel incourante panden, die bij meerdere personen in eigendom zijn en door
meerdere families bewoond worden. Dit maakt de haalbaarheid van verstrekking
van de onderstand in de vorm van een (later invorderbare) geldlening zo klein,
dat mede uit oogpunt van deregulering hiervan is afgezien.
Artikel 31 Nadere verplichtingen
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre nadere verplichtingen als bedoeld
is artikel 31 worden gewogen per individu, in die zin dat er sprake is van een
zuiver individuele beoordeling dan wel worden er beleidsregels opgesteld.
De nadere verplichtingen als bedoeld in artikel 31 zijn bedoeld om maatwerk te
leveren door weging per individu. Om ruimte te hebben om, zeker in de
aanloopfase van de onderstandsverlening, terzake beleid te ontwikkelen, ben ik
niet voornemens om beleidsregels op te stellen. Wel wil ik door middel van
werkinstructies deze bepaling toegankelijk maken voor de uitvoerende
ambtenaren van het RSC.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
J.P.H. Donner
Pagina 13 van 13
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid