Rijksoverheid
)
Datum 14 juli 2010
Voortgangsrapportage Deltaplan Bèta/Techniek
Hierbij ontvangt u het Meerjarig Beleidskader van het Platform Bèta Techniek
(PBT) waarin u wordt geïnformeerd over het Deltaplan Bèta Techniek en de
toezegging van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om de Kamer
te informeren over het vervolg van het PBT na 2010. De grondslag hiervoor is
gelegen in de OCW;begroting 2010.
Deze brief is als volgt opgebouwd:
Allereerst zal worden ingegaan op het besluit van het kabinet om door te
gaan met het PBT;
Vervolgens zal worden beschreven hoe in het funderend en
wetenschappelijk onderwijs een vervolg wordt gegeven aan bèta/techniek
onderwijs;
Tot slot zullen de impulsen in het beroepsonderwijs besproken worden.
Bij deze brief zijn verder de volgende bijlagen opgenomen:
Het meerjarig beleidskader 2010/2011;
De behaalde resultaten en de stand van zaken met betrekking tot de
realisatie van de kwantitatieve doelstellingen;
De belangrijkste conclusies uit de evaluatie van het PBT en de uitbreiding
van thema's van het PBT;
De evaluatie van de Taskforce Technologie Onderwijs en Arbeidsmarkt
(TOA).
1) De toekomst van het Platform Bèta Techniek
In de OCW;begroting 2010 is aangegeven dat het kabinet het besluit heeft
genomen om vanaf 2011 in afgeslankte vorm verder te gaan met het Platform
Bèta Techniek (PBT). Het PBT zou aanvankelijk, na het aflopen van de Regeling
Stimulering Bèta/techniek, ophouden te bestaan. Het kabinet vindt echter dat de
tijd nog niet rijp is om 'afscheid' te nemen van het PBT en wel om de volgende
redenen:
De verduurzaming van bèta/techniek beleid is nog niet gewaarborgd
De afgelopen jaren heeft het PBT samen met scholen en instellingen prachtige
resultaten behaald. Zowel scholen, instellingen als het PBT zijn erin geslaagd de
uitstroom van scholieren en studenten met een bèta/technische achtergrond te
vergroten. Vooral de groei van het aantal meisjes dat kiest voor een NT/NG;
profiel is indrukwekkend. In bijlage II treft u een overzicht aan met daarin de
behaalde resultaten vanaf het primair tot en met het wetenschappelijk onderwijs.
Daarnaast zijn er ook initiatieven ondernomen om het bedrijfsleven meer te
betrekken bij het onderwijs in de regio. Eén van deze initiatieven is de Taskforce
Technologie Onderwijs Arbeidsmarkt (TOA). De TOA is afgelopen zomer
geëvalueerd en werd als positief ervaren. In bijlage IV treft u hier meer informatie
over.
De borging van deze resultaten is echter nog wel kwetsbaar. Uit de evaluatie van
het PBT (zie bijlage III) blijkt dat veel scholen en instellingen de vertaalslag naar
verduurzaming/verankering van resultaten en bèta/techniek beleid (nog) niet
hebben gemaakt. Structurele veranderingen vinden incrementeel plaats en vergen
(veel) tijd. Ook de commissie Dijsselbloem noemt een minimale doorlooptijd van
10 jaar om innovaties in de core business van instellingen te verduurzamen. Er is
dus nog een belangrijke taak weggelegd voor het PBT. Het PBT heeft zich de
afgelopen jaren bewezen als een organisatie die veranderingen teweeg kan
brengen en die het bèta/techniek beleid op de agenda van instellingen weet te
behouden.
Er is behoefte aan een "light version" van het PBT
Uit de evaluatie van het PBT blijkt ook dat scholen en instellingen een 'light
version' van het PBT wensen en dat een programma in de huidige vorm niet meer
nodig en gewenst is. Afgelopen jaren is veel bereikt en nu moet de stap worden
gemaakt om dit structureel te verankeren. Daarvoor kan een 'light version' van
het PBT volstaan. Het PBT zou zich de komende jaren vooral bezig moeten
houden met:
* Het bevorderen en promoten van de innovatiestrategie van het PBT en de
advisering op uitvoering en programmakeuzes op sectoraal niveau
(stimulerende intervisie);
* Bewaken en stimuleren van de ketenaanpak, hierin speelt ook de link met
het bedrijfsleven een belangrijke rol;
* Onafhankelijk auditor/intervisie op sectorale uitvoering, adviezen geven
aan sectoren en op basis daarvan advies uitbrengen aan de overheid.
* Budgettaire adviezen over de allocatie van de beschikbare middelen.
Nieuwe kansrijke initiatieven
De afgelopen tijd heeft het onderwijs, veelal in nauwe samenwerking met het
bedrijfsleven, kansrijke initiatieven ontwikkeld die een belangrijke bijdrage
leveren aan ons streven om tot de top vijf van de kenniseconomieën te behoren.
In de volgende paragrafen komen de initiatieven uitvoerig aan bod. De rol van het
PBT daarbij komt in hoofdlijnen neer op uitwerking van de verschillende plannen,
implementatie van de plannen en het bewaken van de voortgang door
monitoring/auditing.
Er tekorten zullen zijn in de bèta/techniek sector
Het zijn de bèta/technici die verantwoordelijk zijn voor technologische
ontwikkelingen en leveren daarmee een belangrijke bijdrage aan het innovatief
vermogen van ons land. Het ROA (2009) voorspelt op korte termijn een zekere
afname van het tekort aan wetenschappelijke bèta/technici met uitzondering van
2e en 3e graads docenten techniek/exacte vakken, weg; en waterbouwkundigen,
natuurwetenschappers en technisch analisten1.
Er zijn indicatoren die erop wijzen dat na 2013 oplopende tekorten worden
verwacht in de bèta/techniek sector2. Ook in andere beroepssectoren, zoals de
zorg, worden vanwege de vergrijzing tekorten verwacht. Echter, gezien de
belangrijke rol van bèta/technici in technologische ontwikkelingen en innovatie
kiest het kabinet ervoor om juist het arbeidsaanbod voor technische beroepen te
stimuleren.
Verloren gaan van expertise
Als het PBT ophoudt te bestaan, zou veel opgedane kennis en expertise verloren
gaan. De afgelopen tijd is er veel geïnvesteerd in deze kennis. Het PBT heeft de
afgelopen jaren veel expertise opgebouwd op het gebied van bèta/techniek en
een succesvolle strategie ontwikkeld om deze in het onderwijs te implementeren.
Deze strategie en de daarmee gekoppelde aanpak vormt de basis van het succes
van het PBT. Inmiddels past het PBT haar strategie ook toe op andere terreinen
zoals het stimuleren van excellentie (zie bijlage III).
2) Bèta/techniek in het funderend en wetenschappelijk onderwijs
Willen we meer bèta/technici dan moeten we het bètapotentieel onder jonge
mensen vroegtijdig enthousiasmeren. Het funderend onderwijs is 'leverancier' van
aankomende bèta/techniek studenten. Toename van het aantal bèta/techniek
afgestudeerden kan mede worden bereikt door leerlingen in een vroeg stadium te
motiveren voor bèta/techniek te kiezen. Daarom hebben we besloten om in de
periode 2011;2016 ¤ 24,5 mln. per jaar te investeren in het funderend onderwijs.
In het funderend onderwijs zal de komende tijd uitwerking gegeven worden aan
het Masterplan Ruimte voor Talent: Ruimte voor Wetenschap en Techniek (primair
onderwijs) en het Manifest Samen Sterk (voortgezet onderwijs). Voor beide geldt
dat ze ontwikkeld en gedragen worden door het onderwijsveld. Het gaat hier om
veelbelovende, ambitieuze en kansrijke plannen:
1) Het Masterplan Ruimte voor Talent: Ruimte voor Wetenschap en Techniek
2011.2016
Het Masterplan Ruimte voor Talent: Ruimte voor Wetenschap en Techniek stelt
zich ten doel het prestatieniveau van kinderen in de leeftijd van 2 tot en met 14
jaar te verhogen op het gebied van Wetenschap en Techniek (science &
technology). Daarbij is de relatie gelegd met andere beleidsprioriteiten zoals
rekenen en taal, excellentie, het bestrijden van achterstanden en ontwikkeling
van de brede school. Voor dit plan is een bedrag van ¤ 14,7 mln. per jaar voor de
periode 2011;2016 gereserveerd.
1 De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2014, ROA, 2009
2 Het Bureau Louter heeft in opdracht van het Platform Bèta Techniek de prognoses uit het
rapport "De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2014, ROA, 2009, geanalyseerd. In
de jaren na 2014 zullen met name in de beroepsopleidingen op alle niveaus de tekorten
weer oplopen. Ook het ROA verwacht oplopende tekorten na 2013
Tweederde van de middelen komt beschikbaar voor scholen om de prestaties van
leerlingen te verhogen. Met deze middelen kunnen scholen hun eigen
innovatieagenda faciliteren en worden niet;vrijblijvende afspraken gemaakt over
de professionalisering van leerkrachten. De doelstelling is dat 1/3 van de
basisschoolleerkrachten voldoende is toegerust voor Wetenschap en Techniek.
Eenderde van de middelen is beschikbaar voor de netwerkstructuur die scholen
ondersteunt in hun innovatieproces, voor wetenschappelijk en praktisch
onderzoek naar talentontwikkeling ten behoeve van het onderwijs en voor een
programmalijn die is gericht op het actief betrekken van ouders bij de
ontwikkeling van (verborgen) talent.
Het Masterplan levert een bijdrage aan het maximaliseren van de
talentontwikkeling van alle kinderen in het basisonderwijs. Het plan wordt daarom
ook ondersteund door de bestuurlijke koepels van het onderwijs (van primair tot
wetenschappelijk onderwijs), de KNAW, de buitenschoolse educatieve
infrastructuur (science centra zoals NEMO e.d.) en het Nederlands bedrijfsleven.
De voorbereiding van de uitvoering in het primair onderwijs is in gang gezet door
een kwartiermakersgroep en er is een denktank opgericht onder voorzitterschap
van de president van de KNAW.
2) Het Manifest Samen Sterk
Met het Manifest Samen Sterk zal ook na 2010 een krachtige impuls gegeven
worden aan bèta/techniek in het voortgezet onderwijs (vmbo, havo en vwo). De
periode 2011;2016 zal in het teken van excellentiebevordering staan. Dit door
middel van een nieuw programma: Excellent Bèta. Nieuw in de programmering
2011;2016 is de verbinding tussen bèta;innovatie en het thema excellentie.
Hierbij is het van belang dat er op scholen gericht en integraal gewerkt wordt aan
excellentiebevordering en toptalent binnen het voortgezet onderwijs (op alle
niveaus: vmbo, havo en vwo).
Daarbij zullen alle participerende scholen werken met een nieuwe
prestatieovereenkomst, waarin overeengekomen wordt dat scholen (vmbo en/of
havo/vwo) specifiek beleid ontwikkelen dat gericht is op 15% van de talentvolle
leerlingen in bètatechnische richting.
Tegelijkertijd blijven scholen werken aan het verhoging van het aantal leerlingen
dat kiest voor exacte leerwegen. Specifiek betekent dit dat in 2016:
" Ten minste 35% van de jongeren in de vmbo;scholen kiest een
technisch beroepsgericht programma;
" Ten minste 55% van de jongeren in de gemengd theoretisch leerweg
zit in de sector techniek;
" Ten minste 45% van de havo;leerlingen kiest voor een NG, NT of
dubbelprofiel NG NT;
" Ten minste 65% van de vwo;leerlingen kiest voor een NG, NT of
dubbelprofiel NG NT;
" Tenminste 60% van de leerlingen in de exacte leerwegen op het vmbo
stroomt door naar niveau 1, 2, 3 en 4 van het mbo;
" Tenminste 60% van de leerlingen met N;profielen op havo/vwo
stroomt door naar bètatechnische vervolgopleidingen in het hoger
onderwijs.
Voor het bereiken van voldoende 'massa' is het doel om tenminste 50% van alle
VO;scholen deel te laten nemen aan het nieuwe programma Excellent Bèta en
met hen te werken aan bovengenoemde doelstellingen.
Voor dit plan is een bedrag van ¤ 9,8 mln. per jaar gereserveerd voor de periode
2011;2016. Deze middelen zijn bedoeld voor scholen en worden ingezet om de
prestatieafspraken met scholen te faciliteren, alsmede daarmee samenhangende
professionaliseringstrajecten voor docenten en de scholen.
Deze bètatechniek agenda 2011;2016 voor het voortgezet onderwijs wordt breed
gedragen, niet alleen door het onderwijs maar ook door de betrokken private
partijen. Zowel het bedrijfsleven als het Vakcollege hebben zich gecommitteerd
aan de doelstellingen van deze agenda, ook financieel. Zo zullen de 56 bedrijven
aangesloten bij Jet;Net jaarlijks een financiële bijdrage leveren van ¤ 5,5 miljoen
in kind en ¤ 500.000 in cash. Ook de 1000 bedrijven aangesloten bij Technet
hebben zich financieel gecommitteerd en zullen ieder jaar een bijdrage leveren
van ¤ 500.000 en het Vakcollege zal ook met een investering van ¤ 500.000 per
jaar meefinancieren aan deze agenda.
De komende tijd wordt gewerkt aan een uitgebreider masterplan 2011;2016 en
een werkplan 2011;2012. Deze worden in juli a.s. verwacht. In deze plannen
zullen, naast de eerder genoemde doelstellingen, ook tussendoelstellingen worden
geformuleerd. Het PBT zal worden beoordeeld op de realisatie van de
(tussen)doelstellingen.
3) Het sectorplan Natuur. en Scheikunde
In het wetenschappelijk onderwijs is het sectorplan Natuur; en Scheikunde (SNS)
ontwikkeld. Voor dit plan is jaarlijks een bedrag van ¤ 20 mln. beschikbaar.
Met dit sectorplan hebben de faculteiten natuur; en scheikunde het initiatief
genomen om in het verlengde van het Sprint;programma van het PBT instroom
en rendement van de opleidingen te verhogen. Tegelijkertijd vergroten de
faculteiten de focus en massa in het onderzoek. Onderlinge afstemming van de
focusgebieden leidt tot versterking van het onderzoek voor Nederland. In het
bijzonder is gekozen voor onder meer de thema's duurzaamheid, fysische en
chemische processen in life science, energie, complexe systemen en quantum
universum. Met een sterkere koppeling tussen onderzoek en onderwijs wordt
beoogd te komen tot 500 extra BSc afgestudeerden per jaar vanaf 2016 en
fundamenteel onderzoek dat zich internationaal blijvend kan meten met de
topinstituten in de wereld.
De onafhankelijke commissie Sectorplan natuur; en scheikunde, onder
voorzitterschap van de heer Breimer heeft de staatssecretaris van Onderwijs
geadviseerd over de toedeling van de middelen voor het sectorplan aan de
verschillende faculteiten van 2011;2016. Per 1 juni heeft de staatssecretaris van
Onderwijs bekend gemaakt het advies integraal over te nemen. De commissie
blijft tot 2016 actief en rapporteert tweejaarlijks aan de staatssecretaris over de
voortgang van het sectorplan. Het PBT is nauw betrokken bij de monitoring van
de voortgang.
3) Impulsen in het beroepsonderwijs
Zoals het er nu naar uitziet worden zowel in het middelbaar als het hoger
beroepsonderwijs tekorten verwacht aan bèta/technici. Dit wordt niet alleen
voorspeld door het ROA; ook de commissie Veerman wijst in haar rapport
"Differentiëren in drievoud" op aanhoudende tekorten in deze sectoren.
Het bedrijfsleven en het onderwijs hebben de handen ineen geslagen en een plan
ontwikkeld dat een oplossing biedt voor de voorspelde tekorten. Voor wat betreft
het middelbaar beroepsonderwijs heeft de commissie Hermans, onder leiding van
de voorzitter van MKB;Nederland, het sectorinvesteringsplan mbo techniek 2011;
2016 uitgebracht. In het hoger beroepsonderwijs heeft de commissie de Boer het
sectorinvesteringsplan techniek hbo 2011;2016 opgesteld. Hieronder treft u een
korte beschrijving van beide plannen:
1. Het sectorinvesteringsplan mbo techniek 2011.2016
In maart 2010 is het sectorinvesteringsplan aangeboden aan de voorzitters van
het PBT en de MBO Raad. Het sectorinvesteringsplan moet leiden tot een
verbetering van:
De kwaliteit van het middelbaar technisch beroepsonderwijs;
De samenwerking tussen het middelbaar beroepsonderwijs en het
bedrijfsleven, in het bijzonder het midden; en kleinbedrijf;
De instroom van het aantal studenten in technische opleidingen.
Deze ambities kunnen bereikt worden door het ontwikkelen van Centra voor
Innovatief Vakmanschap die aansluiten bij de ontwikkelingen in één van de
sleutelgebieden, maatschappelijke innovatieprogramma's en/of aansluiten bij
Pieken in de Delta. Nederland investeert met zijn innovatiebeleid in
sleutelgebieden. Deze investeringen leveren meer rendement op wanneer het
onderwijs aansluit bij de kennisinfrastructuur geënt op deze inhoudelijke keuzes.
Binnen de Centra voor Innovatief Vakmanschap krijgt door de overheid
gestimuleerde kennisontwikkeling in sleutelgebieden, een plek in onderwijs en
bedrijfsleven. Excelleren in vakmanschap voor bedrijven is binnen de centra de
norm. Bedrijven en onderwijs investeren samen in de centra. Dit levert voor
studenten en docenten inhoudelijk interessante opleidingstrajecten op, voor het
bedrijfsleven werknemers die over innovatieve kennis en vaardigheden
beschikken.
2. Het sectorinvesteringsplan techniek hbo 2011.2016
In oktober 2009 heeft de commissie De Boer het sectorinvesteringsplan HBO
2011;2016 aangeboden aan het PBT en de HBO;raad. Het doel van het
sectorinvesteringsplan hbo techniek is dat een aantal geselecteerde hogescholen
in samenwerking met het bedrijfsleven bètatechnische Centres of Expertise
ontwikkelen op thema's die gekoppeld zijn aan de nationale sleutelgebieden en
maatschappelijke innovatieprogramma's. Het gaat hier om de volgende thema's:
1) creatieve industrie, 2) flowers & food, 3) hightech systemen & materialen, 4)
chemie, 5) water, 6) veiligheid, 7) energie, 8) gezondheid en 9) duurzaamheid.
Door een selectieve investeringsimpuls kunnen de betrokken instellingen
uitgroeien tot Centres of Expertise op de genoemde specifieke kennisgebieden.
Centres die bijdragen aan de valorisatie van de binnen de sleutelgebieden
ontwikkelde nieuwe kennis en technologieën. Dit gebeurt door middel van
toegepast onderzoek en de integratie van actuele kennis van bedrijven en
onderwijs. Verwacht wordt dat de Centres of Expertise de zogenaamde
Nederlandse kennisparadox kunnen doorbreken. De vele nieuwe vindingen waar
Nederland om bekend staat, kunnen doorontwikkeld worden tot marktproducten
met een economische waarde. Een aantrekkelijk perspectief voor zowel
studenten, docenten als bedrijfsleven.
In beide plannen staat de nauwe samenwerking met het bedrijfsleven centraal,
zoals dat samenwerkt en deelneemt in de genoemde innovatieprogramma's op
sleutelgebieden. Deze samenwerking komt duidelijk tot uiting in de financiële
bijdrage die het bedrijfsleven en de instellingen moeten leveren (50% van het
totale budget). Dit heeft te maken met het feit dat voor het bedrijfsleven de
urgentie van het probleem duidelijk is; gebeurt er niets dan zullen zij kampen met
tekorten die gevolgen voor hun sector en hun ambities op innovatiegebied zullen
hebben. Het bedrijfsleven, samenwerkend in de innovatieprogramma's op
sleutelgebieden, is dan ook nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van
deze plannen en ondersteunt deze plannen volledig.
Wij zijn ervan overtuigd dat het kansrijke en ambitieuze plannen zijn die een
belangrijke bijdrage zullen leveren aan onze ambitie om tot de top van de
kenniseconomieën te behoren. De plannen zijn bovendien volledig in lijn met de
aanbevelingen die de commissie Veerman doet voor het hoger onderwijs in haar
rapport "Differentiëren in drievoud". Ten eerste beogen de plannen de kwaliteit
van het onderwijs te verbeteren. Ten tweede willen we de wisselwerking tussen
instellingen en het MKB beter benutten. Volgens de commissie Veerman gebeurt
dat op dit moment nog onvoldoende. En ten derde is het de bedoeling dat de
sectorinvesteringsplannen tot een duidelijke profilering leiden van instellingen op
één van de thema's van de sleutelgebieden zodat zij kunnen uitgroeien tot
(inter)nationale kennisinstituten. Dit is één van de aanbevelingen die de
commissie Veerman ook doet.
De combinatie van intensieve samenwerking tussen instellingen en het
bedrijfsleven en een duidelijke profilering moet leiden tot meer uitstroom van
jongeren op de technische arbeidsmarkt.
Wij willen nog in 2010 op kleinschalig niveau een start maken met de uitvoering
van de plannen voor het technisch beroepsonderwijs. De voorbereiding vindt dit
jaar plaats. Het voornemen is om in drie sleutelgebieden te starten. In het hbo
zullen drie Centers of Expertise worden ontwikkeld. In het mbo zullen zes Centra
voor Innovatief Vakmanschap ontstaan. Voor de komende vijf jaar is voor het hbo
een bedrag van ¤ 16 mln. gereserveerd en voor het mbo een bedrag van ¤ 13
mln.
De middelen zullen in concurrentie worden verdeeld. In overleg met de HBO;raad
en de MBO;raad zullen de criteria voor toewijzing nader worden bepaald, waarbij
uitgangspunten zijn, dat:
* de voorstellen betrekking hebben op sleutelgebieden;
* er sprake is van een krachtige samenwerkingsrelatie met het bedrijfsleven;
* er sprake is van bewezen kwaliteit als fundament om uit te groeien tot een
Centre of Expertise dan wel een Centre voor innovatief vakmanschap.
Het volgende kabinet zal besluiten over de financiering van de centers en de
verdere ontwikkeling van dit beleid.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur De minister van Economische
en Wetenschap Zaken
Marja van Bijsterveldt;Vliegenthart Maria J. Van der Hoeven