Rijksoverheid
Datum 13 juli 2010
Toezeggingen verzamel AO Jeugdzorg d.d. 11 mei 2010
Geachte voorzitter,
Tijdens het verzamel Algemeen Overleg over de jeugdzorg op 11 mei jl. heb ik
met u over diverse onderwerpen gesproken. Tijdens dat AO heb ik toegezegd u
over een aantal van deze onderwerpen nader te informeren. Met deze brief doe ik
die toezegging gestand. Achtereenvolgens zal ik ingaan op de veiligheid bij
screening en begeleiding van pleegouders, de toegang van de
gezinsvoogdijwerker tot kinderen in een pleeggezin, het toezicht van de Inspectie
jeugdzorg op de pleegzorg, de GZ*psychologen in de jeugdzorg en de
wachtlijstcijfers van de provincie Zuid*Holland.
Veiligheid bij screening en begeleiding pleegouders
Pleegzorg is bedoeld om een veilige plek te geven aan kinderen die deze thuis om
de één of andere reden niet hebben gehad. Zowel in het gedwongen kader als in
het vrijwillige kader dient de veiligheid voor het pleegkind te zijn gewaarborgd.
Daarom zijn enkele voorwaarden om pleegouder te worden en te blijven
opgenomen in de wet.
Hoewel het van belang is dat er voorwaarden worden gesteld aan
pleegouderschap, blijft begeleiding van pleeggezinnen wel mensenwerk en er
worden soms inschattingen gemaakt door gezinsvoogdijwerkers en
pleegzorgbegeleiders die achteraf onjuist blijken te zijn. Daarom bereid ik een
wetswijziging voor die de verplichte registratie en tuchtrecht regelt, zodat het
handelen van deze professionals in eerste aanleg door de beroepsgroep zelf wordt
beoordeeld. Dit bevordert eveneens het vertrouwen in de professionals.
Procedure screening pleegouders
Zoals ik u heb geïnformeerd in mijn brief van 1 april jl. over toezicht in de
pleegzorg, valt de screening van aspirantpleegouders onder het wettelijk kader
van de Wet op de jeugdzorg. De criteria hiervoor zijn opgenomen in de Regeling
pleegzorg. De screening wordt uitgevoerd door de pleegzorgaanbieder en de
vaststelling van de geschiktheid geschiedt door middel van een besluit van de
pleegzorgaanbieder waartegen door de aspirantpleegouders bezwaar en beroep
kan worden ingesteld. In mijn brief van 1 april heb ik de formele criteria benoemd
die in de Regeling pleegzorg zijn opgenomen. Die formele criteria houden onder
meer in dat pleegouders tenminste 21 jaar zijn en dat de pleegouder en alle
anderen die inwonen op het adres van de pleegouder en ouder zijn dan twaalf jaar
een verklaring van geen bezwaar van de Raad voor de Kinderbescherming moeten
hebben (dit geldt ook voor netwerkpleeggezinnen). Ook stelt de Regeling dat de
aanbieder moet hebben vastgesteld dat de pleegouder geschikt is voor de
verzorging en opvoeding van het pleegkind. De pleegzorgaanbieders stellen dit
vast door middel van een screening die bestaat uit een voorbereidings* en
selectietraject.
Specifiek heeft u gevraagd naar de afgifte van de verklaring van geen bezwaar
door de Raad voor de Kinderbescherming. Hierover kan ik u het volgende melden.
De verklaring wordt bij de Raad aangevraagd door een pleegzorgaanbieder. Om te
beoordelen of er voor de aspirantpleegouders belemmeringen zijn voor het
pleegouderschap, raadpleegt de Raad de volgende bronnen:
* de Gemeentelijke Basis Administratie,
* het eigen archief,
* het justitieel documentatieregister (op strafrechtelijke afdoeningen én
verdenkingen van misdrijven van alle op het betreffende adres inwonenden
vanaf 12 jaar).
Met behulp van de informatie uit deze bronnen wordt afgewogen of er redenen
zijn die een afgifte van een verklaring in de weg staan. De verklaring wordt
afgegeven tenzij de ingewonnen informatie duidt op zodanige gedragingen,
mentaliteit of omstandigheden van (één van) de aspirantpleegouders, andere
gezinsleden of bewoners, dat plaatsing van een pleegkind een gevaar voor het
welzijn van deze minderjarige zou opleveren. Dit gevaar is in beginsel aanwezig
indien er sprake is geweest van:
* eerdere contacten van de Raad met het beoogde pleeggezin in
verzorgings* of opvoedingsproblematiek;
* een strafrechtelijke afdoening inzake geweldsdelicten, ernstige
vermogensdelicten en oplichtingsmisdrijven;
* strafrechtelijke afdoeningen inzake overtredingen van zodanige aard en/of
frequentie dat hieruit een gering verantwoordelijkheidsbesef blijkt;
* zaken, ook als afdoening heeft plaatsgevonden door middel van
seponering, die aanleiding geven tot mogelijke bijzondere risico's zoals
verdenking van zedenmisdrijven of kindermishandeling;
Bij een strafrechtelijke afdoening inzake zedendelict of kindermishandeling wordt
de afgifte van een verklaring van geen bezwaar altijd geweigerd.
Indien een gezin voor een periode van twee jaar of langer niet feitelijk als
pleeggezin heeft gefunctioneerd, dient een nieuwe verklaring bij de Raad te
worden aangevraagd. Als er een persoon in het pleeggezin gaat inwonen, nadat
de verklaring is afgegeven en deze persoon nog niet justitieel is gescreend, moet
er voor deze persoon ook een verklaring aangevraagd worden.
De pleegzorgaanbieder wordt schriftelijk geïnformeerd over het besluit van de
Raad. Wanneer de verklaring niet wordt afgegeven, wordt in de brief aan de
pleegzorgaanbieder niet vermeld wat de reden van de afwijzing is. Op grond van
de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) is de Raad niet gerechtigd om
openheid te geven over de aard van de delicten.
Het is mogelijk om een verklaring van geen bezwaar af te geven ten behoeve van
de plaatsing van een specifiek kind.
Screening in de praktijk en noodzaak uniformering
Pleegzorg Nederland (onderdeel van de MOgroep Jeugdzorg) heeft onlangs een
inventarisatie onder haar leden gehouden over de wijze van werving en selectie
van pleegouders. Op basis daarvan heeft Pleegzorg Nederland een, door de leden
gedeelde, beschrijving gemaakt van de procedure van werving en selectie. Dit is
echter geen landelijk vastgestelde richtlijn. Daarin is, naast de formele criteria,
zoals vastgelegd in de Regeling pleegzorg, een aantal inhoudelijke criteria
beschreven, zoals het beoordelen of pleegouders kunnen samenwerken en
ouderschap kunnen delen en of zij jeugdigen kunnen helpen hun gedrag te
veranderen, zonder hen te beschadigen. Een risicotaxatie van het potentiële
pleeggezin maakt ook onderdeel uit van deze inhoudelijke screening. De screening
vindt plaats door onder meer trainingen voor de potentiële pleegouders en door
huisbezoeken. Uitwisseling van informatie tussen pleegzorgaanbieders is ook van
belang om te voorkomen dat pleegouders die eerder zijn geweigerd, elders
nogmaals pleegouder proberen te worden. Ik heb in de gesprekken met
veldpartijen van verschillende kanten gehoord dat deze informatie*uitwisseling
plaatsvindt, maar ik heb nog geen bevestiging dat dat structureel gebeurt.
Ik heb met verschillende partijen gesproken over de wenselijkheid van landelijke
uniformering van de screening van pleegouders. De Nederlandse Vereniging voor
Pleegouders (NVP) en de Landelijke Organisatie voor Pleegouderraden (LOPOR)
zijn sterke voorstanders voor meer uniformering. Het IPO en de MOgroep
Jeugdzorg hebben nog geen voorkeur uitgesproken, maar zijn bereid om de
wenselijkheid nader te bekijken.
Ik zie meerwaarde in uniformering van de screening van pleegouders, omdat dit
het zicht op de toetsing van de veiligheid voorafgaand aan de plaatsing van een
pleegkind verbetert. Bovendien betekent uniformering dat er voor pleegouders
meer duidelijkheid komt: een toegelaten pleeggezin dat verhuist, kan ervan
uitgaan dat het in een ander deel van het land ook als pleeggezin kan fungeren,
zonder dat daar andere eisen gesteld worden. Ik zal daarom samen met de
betrokken partijen bezien op welke wijze uniformering vorm kan krijgen. Daarbij
zal ik het onderwerp informatie*uitwisseling expliciet betrekken.
Toegang gezinsvoogdijwerker tot pleegkinderen
Van (gezins)voogdijwerkers wordt verwacht dat zij regelmatig contact hebben met
het kind dat onder hun toezicht of onder voogdij van bureau jeugdzorg staat.
Hoewel nergens in de methoden of regelgeving verplicht is gesteld dat dit contact
buiten aanwezigheid van andere volwassenen/opvoeders plaatsvindt, hanteren de
meeste bureaus de regel dat de (gezins)voogdijwerker er naar streeft dit wel te
doen. Vast staat wel dat de (gezins)voogdijwerker hiertoe zeker de bevoegdheid
heeft. (Pleeg)ouders of andere opvoeders kunnen dit niet blokkeren. De MOgroep
Jeugdzorg heeft mij laten weten dat gelet op het belang dat kinderen in staat
moeten zijn hun (gezins)voogdijwerkers bepaalde problemen te vertellen, zij de
bureaus jeugdzorg zal adviseren dit expliciet in hun beleid op te nemen.
Toezicht Inspectie jeugdzorg
Leden van uw Kamer hebben gevraagd of de wijze waarop de Inspectie jeugdzorg
het toezicht naar pleegzorg uitvoert voldoende is. Het systeem van toezicht door
de Inspectie jeugdzorg bestaat uit een aantal elementen.
Calamiteiten
Alle jeugdzorginstellingen dienen calamiteiten te melden bij de inspectie. De
inspectie beslist na een dergelijke melding op inhoudelijke gronden of en, zo ja,
op welke wijze een calamiteit wordt onderzocht. Indien de inspectie een calamiteit
besluit te onderzoeken, beoordeelt zij de gang van zaken en de handelwijze van
de betrokken jeugdzorginstellingen. De inspectie acht het een positieve
ontwikkeling dat het melden en onderzoeken van calamiteiten meer
vanzelfsprekend is geworden1. Op deze wijze heeft de inspectie zicht op het aantal
calamiteiten en kan gericht toezicht worden uitgeoefend.
Risicogestuurd toezicht
Naast het onderzoeken van calamiteiten voert de inspectie ook risicogestuurd
toezicht uit. Hierbij analyseert de inspectie door middel van een aantal risico*
indicatoren per jeugdzorginstelling of er sprake is van een verhoogd risico ten
aanzien van bepaalde onderwerpen. De inspectie kan hierin een aanleiding zien
voor eigenstandig optreden.
Thematisch toezicht
Ten slotte is er sprake van thematisch toezicht door de inspectie. Dit zijn de
toezichtprojecten die de inspectie jaarlijks aankondigt in haar
jaarwerkprogramma. Bij de invulling van dit thematisch toezicht wordt rekening
gehouden met de eigen bevindingen van de inspectie en de wensen van de
bestuurlijk verantwoordelijke ministers en provincies. Bij de invulling van het
thematisch toezicht kunnen de in de voorgaande periode gemelde incidenten en
de uitkomst van het risicogestuurd toezicht een rol spelen.
Een voorbeeld van het thematisch toezicht is het toezicht van de inspectie op de
veiligheid in pleeggezinnen dat vorig jaar is uitgevoerd. De inspectie volgt in
hoeverre de verbeterplannen voor veiligheid in pleeggezinnen van de
pleegzorgaanbieders worden uitgevoerd. De inspectie verwacht haar toezicht
hierop eind van dit jaar te kunnen afronden. Ik zal u over de resultaten van het
onderzoek berichten.
Toetsingskader
Bij het uitoefenen van haar toezicht, maakt de inspectie gebruik van een
toetsingskader. De inspectie hanteert geen standaard toetsingskader, maar een
op het betreffende toetsingsproject toegesneden toetsingskader. Zij baseert zich
bij het ontwerpen van deze toetsingskaders uiteraard op haar ervaring met eerder
gehanteerde kaders en inzichten in de bruikbaarheid daarvan.
Ik heb met de inspectie gesproken over dit systeem van toezicht. Ik ben tot de
conclusie gekomen dat het systeem goed functioneert. Door het
calamiteitentoezicht, het risicogestuurd toezicht en het thematisch toezicht, heeft
de inspectie goed zicht op het handelen van de instellingen. Het functioneren van
het systeem wordt onderstreept door het feit dat, zoals de inspectie in haar
Jaarbericht concludeert, instellingen incidenten steeds meer aan de inspectie
melden. Ik ben dan ook van mening dat de wijze waarop de inspectie toezicht
houdt op de pleegzorg voldoende is.
GZ*psychologen in de jeugdzorg
Het kamerlid Langkamp heeft gevraagd naar de opleidingsmogelijkheden van GZ*
psychologen in de jeugdzorg.
Het opleidingsfonds van VWS maakt het mogelijk dat zorginstellingen voor het
opleiden van gezondheidszorgpsychologen (GZ*psychologen) een vergoeding
krijgen. Instellingen die behoren tot een sector waaruit budget is overgeheveld
1 Jaarbericht Inspectie jeugdzorg 2009, Utrecht, aangeboden aan uw Kamer op
8 juni 2010 (TK 2009/2010, 31 839, nr. 62)
naar het opleidingsfonds, kunnen voor opleidingssubsidie in aanmerking komen.
Bij de sector jeugdzorg is daar geen sprake van, maar GZ*psychologen die elders
zijn opgeleid kunnen ook in de jeugdzorg aan de slag. GZ*psychologen worden
merendeels in de geestelijke gezondheidszorg opgeleid. Met subsidie vanuit het
opleidingsfonds stromen jaarlijks gemiddeld 400 gediplomeerde GZ*psychologen
met een diploma de arbeidsmarkt op. In Nederland zijn momenteel ruim 13.000
geregistreerde GZ*psychologen. Er bestaat geen inzicht in de daadwerkelijke
behoefte aan GZ*psychologen. Op verzoek van mijn ambtgenoot van VWS heeft
het Capaciteitsorgaan dan ook een raming van GGZ*zorgverleners in
voorbereiding.
Wachtlijstcijfers Zuid*Holland
Het Kamerlid Voordewind (ChristenUnie) vroeg naar cijfers over de
prestatieafspraken van de provincie Zuid*Holland. De provincie Zuid*Holland is het
in 2008 op twee peildata (1 januari en 1 april) niet gelukt om de cijfers voor
overbruggingszorg apart aan te leveren. Zoals ik gemeld heb in mijn brief aan uw
Kamer van 5 september 20082 is Zuid*Holland hier toen op aangesproken. Deze
provincie heeft vervolgens wel het aantal ontvangers van overbruggingszorg per
1 juli 2008 aangeleverd. Eerdere cijfers waren niet meer te reconstrueren.
Sindsdien zijn er geen problemen meer geweest met de aanlevering van de
cijfers. Volledigheidshalve heb ik bij het publiceren van cijfers van 1 januari of
1 april 2008 steeds vermeld dat cijfers over overbruggingszorg door Zuid*Holland
op die peildata niet zijn aangeleverd.
Hoogachtend,
de Minister voor Jeugd en Gezin,
mr. A. Rouvoet
2 TK 2007-2008, 29 815, nr. 166