Rijksoverheid
Datum 13 juli 2010
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer, de antwoorden op de vragen van de Kamerleden Elias en
Neppérus (beiden VVD) over bureaucratische beslissingen waardoor ondernemers in
het nauw dreigen te komen (2010Z09232).
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Antwoorden op kamervragen van de Kamerleden Elias en Neppérus (beiden VVD)
over bureaucratische beslissingen waardoor ondernemers in het nauw dreigen te
komen (2010Z09232).
1
Bent u bekend met het feit dat ondernemers in de problemen dreigen te komen
door bureaucratische beoordeling van de regels en onduidelijke berichtgeving
vanuit het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM)
over het gebruik van in Europees verband goedgekeurde bestanddelen (biociden),
die bijvoorbeeld zijn opgenomen in consumentenproducten als
handdesinfectiemiddelen?
Antwoord 1
De toelating van biociden en biocidenmiddelen kent een Europese en een
nationale component. Hieronder wordt dit kort toegelicht.
De toelating van biocidenmiddelen in Nederland is vastgelegd in de Wet
Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden. Daarin is onder andere geregeld dat de
toelating de taak is van het College voor de toelating van
gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). Pas als een werkzame stof
(biocide) is geplaatst op de bijlage van de Europese Biocidenrichtlijn of is
opgenomen in het Europese werkprogramma (ter beoordeling van de stoffen voor
de Biocidenrichtlijn) kan een toelating voor een middel in Nederland aangevraagd
worden. De Europese beoordeling richt zich derhalve op stofbeoordelingen en niet
op middelen. De stof waar het hier om gaat is opgenomen in het Europese
beoordelingstraject, maar nog niet goedgekeurd.
De middelbeoordelingen, zoals voor een handdesinfectiemiddel, dienen door een
lidstaat zelf te worden uitgevoerd. Ik heb u reeds op 23 februari 2009,
(TK 2008/09, 27 858, nr. 75) geïnformeerd over het ongelijke Europese speelveld
en de handreiking die de minister van VROM heeft gedaan om middelen die
illegaal in Nederland op de markt zijn te legaliseren middels het gedifferentieerd
handhavingsbeleid biociden. Dit betekent dat ondernemers van nog niet
aangemelde middelen deze konden aanmelden. Betreffende ondernemer heeft dat
niet gedaan.
2
Hoe verklaart u het feit, met inachtneming van bovenstaande gegevens, dat er in
andere Europese landen, waaronder Zweden en Duitsland, naar aanleiding van
berichtgeving uit Brussel (brief van de heer Barosso) is besloten de distribuering
van dit soort producten, en dit product in het bijzonder, wel mogelijk te maken?
Antwoord 2
De brief van Barroso van de Europese Commissie van 9 april 2010 (Verordening
298/2010) waaraan u refereert, is een brief waarin een uitzondering beschreven is
voor producten die een groot nationaal belang dienen. De genoemde mogelijke
uitzonderingen hebben betrekking op stoffen van middelen die niet zijn geplaatst
op de bijlage van de Biocidenrichtlijn of zijn opgenomen in het Europese
werkprogramma (ter beoordeling van de stoffen voor de Biocidenrichtlijn).
De werkzame stof van het middel waar u over spreekt is Benzalkonium chloride
(CAS 68424-85-1). Deze stof is opgenomen in het Europese beoordelingstraject
voor productgroep 1 (desinfecterende middelen voor privé gebruik en voor de
openbare gezondheidszorg). Dit soort producten vallen niet onder de
bovengenoemde uitzondering. Dit laat echter onverlet dat lidstaten dergelijke
producten wel toegelaten kunnen hebben. Dit is te verklaren omdat de
Biocidenrichtlijn een overgangsbepaling kent, die de lidstaten de ruimte geeft om
in afwachting van een volledig geharmoniseerde markt, hun eigen
toelatingssysteem te hanteren.
3
Wat bent u voornemens te gaan doen om dit probleem op korte termijn op te
lossen?
4
Bent u voornemens maatregelen te nemen om dit soort problemen in de toekomst
tegen te gaan? Zo ja welke? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3, 4
De stof waar het in dit geval om gaat is opgenomen in het Europese
beoordelingstraject, maar is nog niet goedgekeurd. De ondernemer heeft
bovendien geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om het middel aan te
melden in het kader van het gedifferentieerd handhavingsbeleid biociden en ook
geen toelating aangevraagd. Ik ben niet voornemens om voor dit middel een
uitzondering te maken.
Zonder toelating mag een product met een biocide niet op de markt worden
aangeboden. In Nederland zijn op dit moment 1350 middelen toegelaten door het
Ctgb. Nog eens 620 middelen zijn aangemeld om te worden beoordeeld door het
Ctgb. Er is uitgebreide voorlichting geweest over het gedifferentieerd
handhavingsbeleid en alle ondernemers van deze middelen zijn inmiddels bekend
met de toelatingsregels in Nederland.
---- --