beroepsbevolking
13 juli 2010
TNO/CBS publicatie over de niet-beroepsbevolking en hun activiteiten
Steeds minder ouderen buiten de beroepsbevolking
Het percentage 50-plussers buiten de beroepsbevolking blijft dalen.
Gemiddeld gaat de Nederlander later met pensioen. De pensioenleeftijd
is wel afhankelijk van de bedrijfstak waarin men werkt. Personen met
een langdurige aandoening hebben vaker geen werk of werken meer in
deeltijd. Ook blijken honderdduizend jongeren geen opleiding of werk te
hebben en zijn allochtone moeders nog steeds ondervertegenwoordigd op
de arbeidsmarkt. Dit zijn enkele conclusies uit de vandaag verschenen
TNO/CBS-publicatie `Alle Hens aan Dek: Niet-werkenden in beeld
gebracht'.
Aandeel personen buiten de beroepsbevolking, 50 tot 65 jaar (Bron: CBS)
Aandeel personen buiten de beroepsbevolking, 50 tot 65 jaar (Bron: CBS)
Daling percentage 50 tot 65-jarigen buiten de beroepsbevolking
Het aandeel 50 tot 65-jarigen dat geen deel uitmaakt van de
beroepsbevolking, blijft dalen. Vooral het percentage 60-plussers dat
behoort tot de niet-beroepsbevolking is sterk afgenomen. Daarnaast is
het aandeel zowel onder 50 tot 55-jarigen als onder 55 tot 60-jarigen
in nog geen 15 jaar tijd bijna gehalveerd. Steeds meer ouderen blijven
dus aan het werk.
Flinke verschillen in pensioenleeftijd tussen bedrijfstakken
Doordat ouderen langer aan het werk blijven, loopt de gemiddelde
leeftijd waarop mensen met pensioen gaan op. Wel is er verschil tussen
bedrijfstakken in de gemiddelde leeftijd waarop men met pensioen gaat.
In 2007 was de gemiddelde pensioenleeftijd 62 jaar. Bij de overheid en
in de zorg lag dit rond 61 jaar. In de landbouw en visserij is deze met
64 jaar een stuk hoger. Zelfstandige ondernemers gaan gemiddeld zelfs
niet voor hun 66ste met pensioen. Vooral bedrijfstakken die een hoge
vergrijzinggraad combineren met een lage gemiddelde pensioenleeftijd,
zoals de overheid en de zorg, lopen op termijn risico om een tekort aan
vakbekwaam personeel te krijgen.
Personen met een langdurige aandoening hebben vaker geen werk
Mensen die ten minste een half jaar aaneengesloten te maken hadden met
een aandoening, vormen de grootste groep binnen de
niet-beroepsbevolking. Van de 2,7 miljoen personen met een langdurige
aandoening behoorde 48 procent tot de niet-beroepsbevolking tegenover
23 procent van de personen zonder langdurige aandoening. Bovendien nam
het aandeel gezonde personen zonder werk af, terwijl het aandeel
personen met een langdurige aandoening zonder werk iets opliep. De
trends voor personen met en zonder langdurige aandoening lopen dus
uiteen. Personen met een langdurige aandoening werken meer dan
gemiddeld in deeltijd.
Honderdduizend jongeren zonder werk of opleiding
In 2009 volgden honderdduizend jongeren van 15 tot en met 26 jaar geen
onderwijs en maakten ook geen deel uit van de beroepsbevolking. Dit
betreft vooral jongeren met een lage opleiding. Van deze groep jongeren
zijn er vierendertigduizend die wel zouden willen werken, maar die niet
(meer) op zoek zijn naar betaald werk. De overige zesenzestigduizend
willen of kunnen helemaal niet werken. Van deze laatste groep hadden
drieënveertigduizend jongeren geen startkwalificatie. Lichamelijke of
psychische beperkingen liggen vaak ten grondslag aan het niet behalen
van een startkwalificatie.
Allochtone moeders blijven ondervertegenwoordigd op de arbeidsmarkt
In vijftien jaar tijd is het percentage vrouwen buiten de
beroepsbevolking gehalveerd naar 37 procent in 2009. Deze trend is ook
te zien voor moeders met jonge kinderen. Anno 2009 had 29 procent van
de moeders met jonge kinderen geen betaalde baan van ten minste 12 uur
per week. In 1996 was dat nog 60 procent. Allochtone moeders, vooral
van Turkse of Marokkaanse herkomst, blijven ondervertegenwoordigd op de
arbeidsmarkt. In de periode 2006-2008 participeerde ruim de helft van
de Turkse en Marokkaanse moeders niet; bij autochtone moeders was dit
25 procent. Dat heeft niet alleen te maken met de zorg voor kinderen,
maar ook komt het door het lagere opleidingsniveau. Daarnaast spelen
cultuurverschillen een rol.
Alle Hens aan Dek
De publicatie Alle Hens aan Dek: Niet-werkenden in beeld gebracht is
het product van een samenwerking tussen TNO en CBS. Deze publicatie
bevat actuele gegevens over de niet-beroepsbevolking. CBS- en
TNO-auteurs beschrijven aan de hand van cijfermateriaal van zowel het
CBS als TNO uiteenlopende aspecten van niet werken in Nederland. In
Alle Hens aan Dek is de niet-beroepsbevolking van 15 tot 65 jaar
onderverdeeld naar onderwijsvolgenden, personen met VUT/pensioen,
personen met een langdurige aandoening, moeders met minderjarige
kinderen en personen zonder of met verouderde werkervaring.
Aan de hand van databronnen, zoals de Enquête Beroepsbevolking (EBB) en
het Sociaal Statistisch Bestand (SSB) van het CBS, de Nationale Enquête
Arbeidsomstandigheden (NEA) van het CBS en TNO en de Werkgeversenquête
Arbeid (WEA) van TNO, beschrijven de auteurs onder andere de
belangrijkste doelgroepen voor het participatiebeleid. De publicatie is
als pdf beschikbaar op www.tno.nl/allehensaandek.
bericht 2010-37
Downloaden of bestellen:
Alle Hens aan Dek: Niet-werkenden in beeld gebracht
Zie het origineel
TNO