Rijksoverheid
Datum 12 juli 2010
Betreft Kamervragen
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Bouwmeester
(PvdA) over het niet meer melden van suïcidepatiënten bij de Inspectie voor de
Gezondheidszorg (ingezonden 23 juni 2010).
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Bouwmeester over het niet meer
melden van suïcidepatiënten bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg.
(ingezonden 23 juni 2010).
1
Is het waar dat GGZ-instellingen als proef niet langer elke suïcidepatiënt hoeven
te melden bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg? Wat is uw mening over deze
wijziging in de meldprocedure? 1)
13
Wat is de waarde van de proef, als de IGZ alleen de selectie controleert en
instellingen dat van te voren ook weten?
Antwoord op vraag 1 en 13.
In de tweede helft van dit jaar vindt in drie GGZ instellingen een pilot plaats met
een aangepaste meldprocedure bij suïcide. In deze pilot worden álle meldingen
aan het einde van de pilot geëvalueerd met de IGZ en besproken met de
instellingen. Alle andere instellingen blijven dit jaar melden volgens de huidige
procedure. In 2011 zullen alle instellingen naar verwachting gaan melden volgens
de gewijzigde meldprocedure, na evaluatie van de pilot.
De voorgenomen wijziging in de meldprocedure past binnen het beleid van de IGZ
van `gerechtvaardigd vertrouwen in verantwoorde zorg'. In de afgelopen ruim
vijfentwintig jaar heeft de IGZ alle suïcidemeldingen onderzocht. De kennis over
suïcide en suïcidepreventie is de laatste jaren bij instellingen toegenomen. Uit de
suïcidemeldingen van de afgelopen jaren en onderzoek dat de IGZ heeft laten
uitvoeren (zie het antwoord op vraag 2 en 4) is duidelijk geworden dat er veelal
geen sprake is van een calamiteit zoals omschreven in de Kwaliteitswet
zorginstellingen. Uiteraard is elke suïcide een zeer ernstige gebeurtenis. Er blijkt
echter doorgaans geen duidelijk verband met de kwaliteit van de zorg te bestaan.
Helaas komt suïcide soms voor in het beloop van ernstige psychiatrische
ziektebeelden.
In de voorgenomen wijziging van de meldprocedure dienen de instellingen ook alle
suïcides te onderzoeken volgens het format van de IGZ met de noodzakelijke
evaluatie en leeraspecten. Alle suïcides bij patiënten die gedwongen zijn
opgenomen, zoals bij een inbewaringstelling of rechterlijke machtiging en bij
(vrijwillige) separatie of andere vrijheidsbeperkende maatregelen blijven, ook
ingevolge de gewijzigde meldprocedure, te worden gemeld aan de IGZ.
Ook in de gewijzigde meldprocedure blijft er sprake van extern toezicht. De
nadruk verschuift van individueel toezicht naar systeemtoezicht. Er zal te zijner
tijd een grondige evaluatie van de pilot en bredere implementatie plaatsvinden.
2
Op basis van welke onderzoeken of signalen is tot een wijziging in de
meldprocedure besloten?
4
Kan aangegeven worden op welk onderzoek de heer B. van R., waarnemend
programmaleider GGZ bij de IGZ, wijst als hij stelt: "Onderzoek heeft uitgewezen
dat veel suïcides niet samenhangen met tekortkomingen in de zorg"?
Antwoord op vraag 2 en 4.
De IGZ heeft tot een wijziging van de meldprocedure besloten op basis van een
promotie-onderzoek van mevrouw dr. A. Huisman, `Learning from suicides',
Towards an improved supervision procedure of suicides in mental health care in
the Netherlands' (Proefschrift Vrije Universiteit Amsterdam, 2010).
Dit promotie-onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de IGZ om dit onderdeel
van het bestaande toezicht te verbeteren.
3
Zijn de patiënten- en familieorganisaties voor het instellen van de proef
geconsulteerd? Zo ja, wat is hun mening? Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vraag 3.
Nee, patiënten - en familieorganisaties zijn niet vooraf geconsulteerd.
Op 7 juli 2010 heeft overleg plaatsgevonden tussen de IGZ en het Landelijk
Platform GGZ en de familieorganisatie Ypsilon. Zij hebben in de media hun zorgen
geuit over de gewijzigde meldprocedure. De IGZ heeft toegelicht op welke wijze
het toezicht zorgvuldig zal blijven plaatsvinden. De aandachtspunten van het
Landelijk Platform GGZ en de familieorganisatie Ypsilon zullen worden betrokken
bij de evaluatie van de pilot.
5
Bestaat er volgens u ook onderzoek dat aantoont, of zijn er eerdere
suïcidegevallen die aantonen, dat veel suïcides wel samenhangen met
tekortkomingen in de zorg?
Antwoord op vraag 5.
Er is mij geen onderzoek bekend dat aantoont dat vooral onvoldoende kwaliteit
van zorg leidt tot een suïcide. Wel worden achteraf bij een deel van de suïcides
verbeterpunten geconstateerd.
6
Op basis waarvan gaat de IGZ er van uit dat de geneesheer-directeuren van
instellingen onderscheid kunnen maken tussen zelfdodingen, die gezien kunnen
worden als calamiteit en gevallen waarbij de behandeling "voldoende zorgvuldig
en volgens geldende veldnormen is uitgevoerd"?
Antwoord op vraag 6.
Op grond van de ervaringen vanuit het toezicht op de suïcidemeldingen van de
afgelopen ruim 25 jaren acht de IGZ de geneesheer-directeuren gezien hun
functie en deskundigheid in staat om verantwoord een onderscheid te maken
tussen de suïcides die al dan niet als een calamiteit beschouwd moeten worden.
Eind 2010 komt naar verwachting de multidisciplinaire richtlijn 'Beoordeling en
behandeling suïcidaal gedrag' voor de hulpverlening aan suïcidale patiënten
beschikbaar. Als de hulpverlening is uitgevoerd volgens deze nog te verschijnen
richtlijn is deze 'voldoende zorgvuldig en volgens geldende veldnormen
uitgevoerd' en is er geen sprake van een calamiteit als bedoeld in de Kwaliteitswet
zorginstellingen.
7
Bent u van mening dat bij een ernstige daad als suïcide, met alle gevolgen van
dien voor de omgeving, een onafhankelijk onderzoek naar de oorzaak altijd vereist
is?
Antwoord op vraag 7.
Nee. Wel is altijd een evaluatie nodig door de instelling waar een patiënt onder
behandeling was. Deze evaluatie kan worden uitgevoerd door een suïcidepreventie
commissie van de instelling waaraan ook niet bij de suïcide betrokken
deskundigen deelnemen. Suïcide is een complex proces waarin meerdere factoren,
waaronder onder meer situationele, persoonlijke en genetische factoren een rol
spelen. De exacte oorzaak is vrijwel nooit geheel vast te stellen.
8
Deelt u de mening dat de kwaliteit van de GGZ-zorg op dit moment nog niet zo
hoog is dat het niet nodig meer is om suïcide bij de IGZ te melden? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, bent u bereid deze proef onmiddellijk te stoppen?
Antwoord op vraag 8.
De afgelopen jaren is de kwaliteit van de hulpverlening aan suïcidale patiënten
verbeterd. De kwaliteit van zorg kan nog verder in het veld worden verbeterd op
een andere wijze dan door handhaving van de huidige meldingsprocedure aan de
IGZ, onder meer door zorgvuldige implementatie en naleving van de nog te
verschijnen multidisciplinaire richtlijn.
9
Zijn de interne veiligheidssystemen overal dusdanig op orde, dat de instellingen
van hun fouten blijven leren? Zo ja, waar blijkt dat uit? Of trekt de inspectie zich
door deze wijziging in de meldingsprocedure te vroeg terug?
Antwoord op vraag 9.
Volgens het kwaliteitsbeleid en het veiligheidsbeleid
Veiligheidsmanagementsysteem (VMS) en het veilig incidenten melden (VIM)
dienen instellingen alle suïcidemeldingen te blijven onderzoeken volgens het
format van de IGZ met beoordeling en evaluatie door een suïcidecommissie en de
geneesheer-directeur. Naast de blijvende noodzakelijke meldingen van suïcides
aan de IGZ zal de IGZ zich ieder jaar op de hoogte stellen over het aantal, de
vormen en oorzaken van alle suïcides en de genomen maatregelen naar aanleiding
van het intern onderzoek, op geaggregeerd niveau. De IGZ ziet toe op het
functioneren van de suïcidepreventiecommissie en stelt dit functioneren aan de
orde in het jaargesprek met de instelling.
10
Kunt u een overzicht geven van de meldingsprocedure in andere landen?
Antwoord op vraag 10.
In Zweden, Denemarken en Noorwegen is het toezicht redelijk vergelijkbaar met
de procedure in Nederland. In het Verenigd Koninkrijk is er geen
overheidstoezicht. Wel kent men daar een langlopend nationaal onderzoek op
basis waarvan aanbevelingen worden gedaan voor het verbeteren van zorg voor
patiënten. Australië kent lokaal (rondom Sydney) een toetsingscommissie voor het
verbeteren van zorg. Het Nederlandse systeem is vrij uniek in de wereld en de
meldingsbereidheid blijkt vrij hoog te zijn.
11
Hoe kan de IGZ precies controleren of instellingen te weinig melden?
Antwoord op vraag 11.
In de jaarlijkse gesprekken met de instelling worden alle suïcides en de
maatregelen op geaggregeerd niveau besproken waarbij de aantallen uit het
verleden en gegevens van andere instellingen als parameters en referenties zullen
dienen. Uit het promotie-onderzoek van mevrouw dr. A. Huisman blijkt dat de
meldingsbereidheid van instellingen vrij groot is. Overigens is het niet melden van
calamiteiten strafbaar op grond van de Kwaliteitswet zorginstellingen.
12
Is het u bekend dat over cijfers en daadwerkelijke separaties in Nederland nog
steeds onduidelijkheid bestaat? Kunt u garanderen dat de cijfers over suïcide of
een poging daartoe wel kloppen?
Antwoord op vraag 12
Ja, dat is mij bekend. De instellingen toonden de afgelopen jaren een grote en
betrouwbare meldingsbereidheid van suïcides en ernstige suïcidepogingen aan de
IGZ, ook gezien gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek dat de
aantallen suïcides onder de gehele Nederlandse bevolking registreert. Mede
daarom heeft de IGZ vertrouwen in de voorgenomen wijziging van de
meldprocedure.
1) Zorgvisie, 10 en 18 juni 2010