Schriftelijk overleg vaste commissie LNV inzake blueports
12 juli 2010 - kamerstuk
Kamerbrief over ontwikkeling van de blueports. De minister wil het
succesvolle werk van het Visserij Innovatie Platform in de regionale
blueports te verankeren, bijvoorbeeld schelpdieren in Zeeland.
Datum 12 juli 2010
Betreft Schriftelijk overleg vaste commissie LNV inzake blueports
Geachte Voorzitter,
Hierbij stuur ik u mijn reactie op de vragen en opmerkingen uit het verslag van
het schriftelijk overleg van de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit over de voortgang van de ontwikkelingen van de Blueports
(Kamerstuk 29675, nr. 95).
De leden van de CDA-fractie wijzen op het belang van de ontwikkeling van een
Blueport met het oog op de noodzaak van de verdere verduurzaming en innovatie
van de visserij. Naar de mening van deze leden is bij de totstandkoming van een
Blueport kennis en wetenschap van cruciaal belang. Om die reden spreken zij
steun uit voor mijn voorstel om WUR-kennisinstituten als Imares te laten
participeren. Ik deel de opvatting van de CDA-fractie om binnen de Blueport ook
ruimte te bieden voor de inbreng van andere expertise. Of dit ook de concrete
organisaties zullen zijn als door deze leden genoemd, zoals de zeehondenopvangcentra
en de wadpierenvissers, is onderwerp van nadere uitwerking.
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat in de Blueports aandacht moet
zijn voor alle vormen van visserij. Zij spreken steun uit voor mijn voorstel om,
naast de ontwikkeling van regionale Blueports, ook tot een nationale Blueport te
komen. Mijn inzet is er op gericht het succesvolle werk van het Visserij Innovatie
Platform (VIP) vooral in de regionale blueports te verankeren. Deze regionale
initiatieven dienen aan te sluiten bij de bestaande visserij-economische
bedrijvigheid in de verschillende regio's. Dat betekent bijvoorbeeld in Zeeland op
het gebied van schelpdieren, in Urk op het terrein van platvisvisserij en in
IJmuiden voor de pelagische visserij. En zeker ook mogelijk nog in andere regio's,
voor andere types visserij.
In aanvulling daarop moet de nationale Blueport vooral bijdragen aan het
waarborgen van een internationale uitstraling van het visserijcluster en de
regionale initiatieven zoveel mogelijk verbinden.
De leden onderschrijven de goede kansen voor de provincie Zeeland bij de
verdere ontwikkeling van het concept van de nationale Blueport, maar zijn wel
van mening dat gelet op de diverse initiatieven in bijvoorbeeld Flevoland (Urk) en
Noord-Holland (IJmuiden) alle geïnteresseerden op basis van objectieve criteria
een gelijke kans moeten krijgen op het verkrijgen van de nationale Blueport.
Ik heb, gelet op de initiatieven die in Zeeland ontplooid worden, goede redenen
gehad om een voorkeur uit te spreken voor Zeeland. Het bijzondere van Zeeland
is, dat er niet alleen de meeste vormen van visserijbedrijvigheid voorkomen, maar
ook de teelt van schelpdieren en het project Zeeuwse Tong. Dat is in nationaal
opzicht uniek. Het is van belang het concept nu eerst verder uit te werken.
De CDA-fractie is verder van mening dat de Blueport ook een rol moet spelen in
de discussie rond ruimteclaims en de Natura 2000-opgave. Ik heb in mijn brief
onderstreept dat een Blueport zich primair dient toe te spitsen op innovatie,
ondernemerschap en versterking van de afzetkracht. Een Blueport is voor mij
geen overlegplatform waar alle lopende vraagstukken in de visserij aan de orde
komen. Voor mij staat centraal de bijdrage aan de versterking van het innovatieen
investeringsklimaat in de visserij en de gehele keten. Een versterking gericht
op duurzaam beheer, een duurzame en rendabele vangst, verwerking en
vermarkting van vis. Voorts moet het een bijdrage geven aan de Europese en
internationale uitstraling.
Vergelijkbare vragen heeft de CDA-fractie om andere initiatieven als de kenniskringen
en de helpdesk voor visstandbeheercomissies, die ik al ondersteun, ook te
bundelen in de blueportstructuur. Zij vragen of initiatieven van visserijscholen,
opleidingschepen kunnen worden gekoppeld aan de Blueports.
Ik ben van mening dat activiteiten met een direct effect op de bedrijfseconomische
en duurzame ontwikkeling van ondernemingen in de visketen, dus
activiteiten op het terrein van innovatie, afzet, verduurzaming en waarbij
kennisvergaring en -verspreiding van belang is, deel kunnen uitmaken van een
blueport-concept.
De CDA-fractie vraagt om bovenstaande opties onder de aandacht te brengen van
het VIP. Dat is gebeurd. Het VIP is bezig een visie op regionale Blueports te
ontwikkelen. Ik herhaal het belang dat ik hecht aan het aanjagen van innovatie en
de verduurzaming, het bevorderen van ondernemerschap en het versterken van
afzetkracht in de visketen. Dit alles zijn activiteiten, waar het VIP zich sinds zijn
oprichting met succes voor inzet. Nu het VIP eind dit jaar stopt, acht ik het van
groot belang om de bewegingen die zijn ingezet en de energie die dat in de
visserijsector heeft gegenereerd, zoveel mogelijk te behouden. Daarom heb ik het
VIP gevraagd om zorg te dragen voor de inbedding van zijn erfenis in verschillende
regionale Blueports.
Het is mijn inzet, zoals de leden van de CDA-fractie vragen, de visie van het VIP
vóór de behandeling van de LNV-begroting toe te sturen. Dit is echter mede
afhankelijk van de planning van de Kamer. Hierbij is ook van belang, dat het
mandaat van het VIP tot eind van dit jaar doorloopt.
De leden van de PvdD merken op dat de effecten van de visserij op het zeeleven
zo groot zijn en dat ik verkeerde prioriteiten stel. Waarom wordt wel aan de slag
gegaan met de Blueports terwijl de broodnodige beschermde gebieden op zee nog
in de verste verte niet zijn gerealiseerd?
Ik heb concrete stappen genomen om te komen tot de instelling van beschermde
Natura 2000-gebieden. De gesprekken over de maatregelen voor de visserij zijn
daadwerkelijk gestart.
Ik wijs u op het begin van 2009 in gang gezette traject rond de instelling van de
beschermde Natura 2000-gebieden op de Noordzee. Ik heb stakeholders
Regiegroep Visserijmaatregelen Beschermde Gebieden Noordzee (RG VIBEG)
ingesteld. De groep staatonder leiding van de heer Heijkoop. Ik heb de heer
Heijkoop ook gevraagd om namens mij te beginnen met met het overleg met alle
partijen die betrokken zijn bij visserijmaatregelen in de Vlakte van de Raan en de
Noordzeekustzone. Daarnaast heb ik in oktober 2009 een contract gesloten met
de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) om te komen met
voorstellen voor visserijmaatregelen op de Doggersbank, de Klaverbank en het
Friese Front. Ik heb april jl. de ontwerp-aanwijzingsbesluiten voor Noordzeekustzone
en Vlakte van de Raan voor inspraak opengesteld.
De PvdD-fractie merkt onder verwijzing naar de recente doorlichting van artikel 21
van de LNV begroting op, dat doelen weinig operationeel worden geformuleerd en
dat niet of onvoldoende expliciet wordt aangegeven wat, wanneer bereikt moet
zijn. Zij vragen of ik van plan ben doelstellingen nu wél nader te specificeren en
om aan te geven hoe ik de mate van succes van mijn beleid wil meten.
Ik wijs er op dat de doorlichting van artikel 21 van de begroting van mijn
ministerie betrekking heeft op de periode 2004-2008. In mijn brief over de lange
termijnstrategie met betrekking tot de toekomst van de visserijsector ben ik
uitgebreid ingegaan op de maatregelen en acties die ik wil nemen om bij te
dragen aan de transitie van de visserijsector naar een in alle opzichten duurzame
sector (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 29675, nr. 28). Ik heb daarbij
op hoofdlijnen en in heldere bewoordingen (meetbaar) uiteengezet wat het
Kabinet tussen 2008 en 2013 (tijdgebonden) gerealiseerd wil zien.
Ik informeer de Kamer sindsdien jaarlijks via de begroting van mijn departement
over de gedetailleerde inhoudelijke en financiële invulling van het transitietraject.
Ik doe dat onder meer met meetbare en tijdgebonden te behalen doelen. Ik leg
daar vervolgens verantwoording over af in het jaarverslag van het departement.
De cijfers in het jaarverslag over 2009 laten zien dat de voor dat jaar te behalen
doelen ruimschoots, dan wel volgens planning zijn gehaald en dat de sector
vernieuwt en verduurzaamt zoals beoogd.
Voor de begrotingstechnische aspecten met betrekking tot dit onderwerp verwijs
ik naar mijn brief over de beleidsdoorlichting en mijn reactie daarop (Tweede
Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 31 104, nr. 3).
De leden van de PvdD fractie merken verder op dat stakeholders aangeven dat bij
maatschappelijk verantwoord ondernemen "people" en "planet" niet vanzelf
komen als de inkomstenkant goed zit. Zij vragen of ik dit herken en hoe ik
waarborg, dat ook in deze twee aspecten wordt geïnvesteerd.
De stakeholders hebben bij deze constatering de kanttekening geplaatst dat
ondernemerschap primair de verantwoordelijkheid is van de sector zelf en dat LNV
een faciliterende rol moet vervullen.
Ik herken dit. Ik heb de Kamer in mijn reactie op de beleidsdoorlichting (Tweede
Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 31 104, nr. 3) laten weten, dat verduurzamen
vooral een dynamisch proces is, dat tijd-, kennis- en contextgebonden is. Het is
essentieel dat maatschappelijke partijen in elk van deze sectoren ook zelf blijven
aangeven waar zij extra stappen willen zetten op weg naar duurzaamheid. Dit
gebeurt bijvoorbeeld in het kader van de convenanten tussen sectoren,
consumenten en maatschappelijke organisaties, waarmee ik mijn duurzaamheidsbeleid
onder meer vorm geef.
De leden van de PvdD fractie stellen verder, dat de Blueports gericht zijn op
innovatie en ondernemerschap, maar dat dit slechts geldt voor de ondernemingen
die bij dit initiatief zijn aangesloten. Zij spreken zorg uit, dat niet aangesloten
ondernemingen niet duurzaam gaan werken.
Ik zie Blueports als netwerken van bedrijven, die innovatie, ondernemerschap en
verduurzaming van de visserij als geheel versterken. Dit komt via kennisopbouw,
kennisdeling en kennisverspreiding de hele visserijsector ten goede.
Een Blueport is echter geen instrument dat in de plaats komt van het milieu- en
instandhoudingsbeleid voor de visserij. Het is in mijn beeld ook geen organisatie
met lidmaatschappen. Het al of niet aangesloten zijn als onderscheidend criterium
waarvan de PvdD fractie spreekt, is daarmee niet aan de orde.
Als antwoord op de vraag van de PvdD hoeveel geld beschikbaar is voor de
Blueports heb ik al eerder gezegd, dat ik voor de totstandkoming van een
nationale Blueport denk aan een rijksbijdrage van maximaal ¤ 1 mln. Voor het
overige wacht ik het advies van het VIP af. Ik deel de opvatting, dat alle
investeringen moeten bijdragen aan het aan het einddoel, namelijk een werkelijk
duurzame visserij.
De PvdD vraagt mij klare wijn te schenken over heldere einddoelen voor de
ondernemers met betrekking tot duurzaamheid, zodat duidelijk is welk perspectief
er op de langer termijn is voor de sector. Ook vraagt de PvdD-fractie mij aan te
geven hoe ik de afweging tussen economie en de ecologische draagkracht inschat,
welke definitie ik geef aan ecologische draagkracht en of ik kijk naar soortniveau
of dat ik het hele ecosysteem als uitgangspunt hanteer.
Ik deel de opvatting dat helderheid over de lange termijn perspectieven voor
ondernemers wenselijk is. De toekomst vraagt om een ondernemer die oog heeft
voor duurzaam gebruik van de visbestanden. Om de duurzaamheid van de visserij
te kunnen beoordelen, moeten er heldere en toetsbare criteria komen om
negatieve invloeden op mens, milieu en natuur te voorkomen. Momenteel heeft de
EU hiertoe een aantal instrumenten. Dat zijn de voorzorgsniveaus voor de
visbestanden, de doelstellingen van de meerjarige beheerplannen en de verdere
implementatie van het Maximale Duurzame Opbrengst (MSY) beginsel. Dit laatste
met oog op het behalen van de Johannesburg doelstelling in 2015. In 2020 moet
de Goede Milieu Toestand zijn bereikt. De invulling hiervan zal, niet alleen voor
vis, maar ook voor milieu en natuuraspecten, in 2012 plaatsvinden.
In mijn visie op de toekomst van het Gemeenschappelijke Visserijbeleid is
duurzaam gebruik van het ecologische kapitaal het eerste en belangrijkste
speerpunt. Immers, zonder vis, geen visser.
Om te kunnen bepalen hoeveel vis er geoogst kan worden, hoort de natuurlijke
draagkracht van de bestanden en hun leefomgeving leidend te zijn. Naast de MSYbenadering
is voor mij het uitbannen van discards essentieel. Biologische adviezen
zijn daarom - waar mogelijk - gebaseerd op MSY. Daarbij wordt rekening gehouden
met ecosysteemeffecten en relaties met andere vissoorten. Onderzoekers
leren nog steeds van het ecosysteem en doelstellingen zullen regelmatig moeten
worden geëvalueerd. Toepassing van de MSY-benadering biedt ook in economisch
opzicht perspectief voor de visserijsectoren. Ik hecht er wel aan om bij de
uitwerking van de MSY-aanpak oog te houden voor de economische effecten in de
visserij. Daarvoor is niet alleen wetenschappelijk onderzoek vereist, maar ook
dialoog met sector en maatschappelijke organisaties over hoe MSY het best te
realiseren.
De leden van de PvdD-fractie vragen of ik dierenwelzijn betrek bij de Blueports.
Ik heb in mijn brief onderstreept, dat een Blueport zich primair dient toe te
spitsen op innovatie, verduurzaming, ondernemerschap en versterking van de
afzetkracht. Een Blueport is geen overlegplatform waar alle lopende vraagstukken
die in de visserij spelen aan de orde komen. Verder verwijs ik naar hetgeen ik
hiervoor al heb aangegeven over de rol en functie van Blueports. Het VIP heeft
intussen dierenwelzijn als selectiecriterium opgenomen bij de beoordeling van
innovatieve projectvoorstellen. Dit naar aanleiding van een motie van de PvdD.
Met betrekking tot onderzoek naar vissenwelzijn verwijs ik naar het onderzoek
naar het diervriendelijk doden van kweekvissoorten als snoekbaars, tarbot en
tong, paling en meerval. Daarnaast lopen er bijvoorbeeld ook onderzoeken naar
transport en waterkwaliteit en het ongerief en de gezondheid van vis in
recirculatiesystemen.
De leden van de PvdD-fractie zijn van mening dat er niet steeds meer nieuwe
vissoorten dienen bij te komen in de aquacultuur als vervanging voor de visserij.
Ze zijn van mening dat het op dit moment veel te makkelijk is om een ontheffing
te krijgen in het kader van art. 34 van de Gezondheids-en welzijnswet voor dieren
(GWWD) (positieflijst van productiedieren) voor het houden van nieuwe
diersoorten.
Ik wijs er op dat het Europese beleid is gericht op duurzame groei van de
aquacultuur. Voor de toelating voor de kweek van nieuwe vissoorten hanteer ik als
kader de toelatingsprocedure die de Raad voor Dier Aangelegenheden (RDA) heeft
opgesteld. Ik heb dit uitgewerkt in een protocol voor toelating van nieuwe soorten
voor productiedoeleinden. Tijdens deze procedure toetsen zowel Imares/WUR als
een onafhankelijke wetenschappelijke commissie. Hierbij gebruiken zowel de
aanvrager als de commissie van beoordelaars de best beschikbare kennis.
Nederland is met deze toelatingsprocedure uniek in Europa.
Naar aanleiding van het nagekomen verzoek om informatie over de stand van
zaken met betrekking tot de uitvoering van de motie Polderman (32123-XIV nr.
49) verwijs ik naar mijn brief van 15 april jongstleden (Tweede Kamer,
vergaderjaar 2009-2010, 32 123 XIV, nr. 193).
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit