Plant Research International


Wapens tegen fytoftora


12 jul 2010
Onderdeel: Plant Sciences Group

In het project DuRPh hebben verschillende aardappelrassen met succes één of meerdere resistentiegenen tegen de ziekte fytoftora gekregen. Vanaf volgend jaar kunnen met veldproeven beheerstrategieën worden getest.

Foto: Onderzoekers Anton Haverkort (voor) and Ronald Hutten op een proefveld met gentechaardappelen.

âIn DuRPh kijken we of we via genetische modificatie aardappels kunnen maken met resistentie tegen fytoftoraâ, vertelt onderzoeker Ronald Hutten van het Laboratorium voor plantenveredeling. âHet zou namelijk mooi zijn als je fytoftora onder de duim kon houden door een ras steeds andere resistentiegenen te geven.
Heb je een reeks transformanten met verschillende resistentiegenen van een ras, dan kun je die planten op vangveldjes uitzetten en zo constateren welke genen op dat moment en op die plek werken. Daar kun je dan je teelt en fytoftorabeheersing mee sturen.â

Heeft je aardappelgewas bijvoorbeeld drie resistentiegenen en wordt er daar eentje van doorbroken, dan is er nog niets aan de hand. Bij twee doorbroken resistentiegenen moet je wel preventief gaan spuiten, want als het laatste werkzame resistentiegen wordt doorbroken volgt aantasting.

Het voordeel van het inbouwen van resistentiegenen tegen fytoftora via genetische modificatie is dat je in een veel vroeger stadium dan bij klassieke veredeling kunt bepalen of een resistentie duurzaam kan zijn, en of je de beste resistentiegenen of combinaties daarvan gebruikt. âBinnen Wageningen UR Plantenveredeling hebben we al een aantal resistentiegenen tegen fytoftora gekloneerd, waarbij tot nu toe één binnen DuRPh. Voordat ze worden gekloneerd is meestal via klassieke veredeling duidelijk geworden dat deze resistentiegenen waardevol zijn. DuRPh heeft dus vooralsnog meer aan de klassieke veredeling dan andersom.â
Â
Belanden bij de klassieke plantenveredeling genen wel steeds op een zelfde plek in het genoom, als je ggoâs maakt komt het gen op een willekeurige plaats in het genoom terecht. âDat kan één van de oorzaken zijn waardoor je tussen de transformanten veel planten vindt die afwijken van het oorspronkelijke rasâ, vertelt Hutten. Â
Uit het DuRPh-onderzoek blijkt dat ongeveer de helft van de transformanten met één nieuw en in meer of mindere mate van het uitgangsras afwijkt. âWe verwachten dat hoe meer resistentiegenen je in gaat bouwen, hoe moeilijker het wordt om goede ggoâs te krijgen. Het duurt langer voor je van de labfase weer een nieuw plantje krijgt, en daardoor wordt het percentage afwijkende transformanten hoger.â Die afwijkende planten kun je overigens op het veld al ontdekken. Ze zijn bijvoorbeeld kleiner, hebben een ander bladtype, rijpen later af of bloeien anders. Ook bij het koken en bakken zie je soms kwaliteitsverschillen.

Voordat er genetische gemodificeerde aardappels op de markt komen die er net zo uitzien als het oorspronkelijke ras, hebben de onderzoekers nog wel een paar jaar nodig. âDit jaar hebben we duizend planten voor pootgoedproductie. Vanaf volgend jaar kunnen we daar beheersstrategieën mee gaan beproevenâ, besluit Hutten.
---