Ministerie van Financiën

Fiscale nieuwsflits 9 juli 2010

Nieuwsbericht | 09-07-2010 | Algemene wet inzake rijksbelastingen

In deze fiscale nieuwsflits geeft de minister een toelichting waarom hij afziet van cassatie tegen een hofuitspraak over AWR: administratie ten onrechte verworpen.

AWR: administratie ten onrechte verworpen

De minister laat weten dat hij zijn cassatieberoep tegen de hofuitspraak dat de administratie van een Chinees restauranthouder ten onrechte is verworpen, heeft ingetrokken. Hij geeft daarbij een toelichting.

B exploiteerde vanaf januari 2002 tot en met 15 februari 2005 in firmaverband met zijn echtgenote een Chinees restaurant geëxploiteerd. De omzet van de onderneming werd hoofdzakelijk behaald door de verkoop van afhaalmaaltijden. In maart 2004 is een boekenonderzoek ingesteld waarbij de administratie op een aantal punten werd verworpen. De inspecteur heeft de conclusies en berekeningen uit het rapport gevolgd. Hij ging daarbij onder meer uit van de bij zichtwaarnemingen geconstateerde verhouding tussen wel (40%) en niet (60%) geboekte omzet.

Nadat de rechtbank de inspecteur in het gelijk had gesteld, oordeelt het hof in hoger beroep anders. Het hof gaat uitgebreid in op het controlerapport en komt tot de conclusie dat niet aannemelijk is geworden dat de door B gevoerde kasadministratie niet kan worden gevolgd omdat hierin negatieve kassen zouden voorkomen. Verder is met de aangevoerde omzetverschillen onvoldoende aannemelijk geworden dat in de door B gevoerde administratie omzet is verzwegen. Niet aannemelijk is geworden dat de administratie van B niet voldoet aam de vereisten van art. 52 AWR, ook niet indien hetgeen de inspecteur daaraan ten grondslag heeft gelegd in onderlinge samenhang wordt bezien. Het hoger beroep van B is gegrond.

De minister heeft het eerder ingediende cassatieberoep ingetrokken. Hij acht de oordelen van het hof niet volstrekt onbegrijpelijk en is het eens met het hof er onvoldoende bewijs is dat in de periode 2001-2003 structureel omzet is verzwegen. Dat er aanwijzingen zijn voor het tegendeel, maakt niet dat het hof binnen de hem toekomende keuze en waardering van de bewijsmiddelen tot het oordeel had moeten komen dat omzet werd verzwegen en de administratie verworpen moest worden. Het hofoordeel is feitelijk van aard en niet volstrekt onbegrijpelijk zodat van het instellen van cassatie geen succes wordt verwacht.

Intrekking minister cassatieberoep in lopende procedure Hoge Raad nr. 2010/001844, n.a.v. uitspraak Hof Arnhem van 30 maart 2010, 2008/00564, 2002 en 2003, Awr 27j, 27e en 52

Meer informatie


* UItspraak Hof Arnhem van 30 maart 2010, 2008/00564
* Toelichting minister 21 juni 2010, nr. DGB2010-3370 09-07-2010 | PDF bestand, 18 Kb