Rijksoverheid
8 juli 2010
Lijst van vragen van het lid van Dijk over fraude bij Hogeschool Windesheim
Hierbij zend ik u het antwoord op de vragen van het Kamerlid van Dijk van uw
Kamer inzake de fraude bij de Hogeschool Windesheim.
De vragen werden aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
toegezonden bij uw bovenaangehaalde brief met kenmerk 2010Z09716.
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
Antwoorden op de schriftelijke vragen van het Kamerlid Jasper van Dijk van
de Tweede Kamer der Staten-Generaal aan de staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap (ingezonden 23 juni 2010 kenmerk 2010Z09716)
1
Wat is uw reactie op het bericht dat een voormalig directeur van de Hogeschool
Windesheim voor meer dan 800.000 euro heeft gefraudeerd in de periode van
2002 tot 2005? 1)
In oktober 2009, kort na de ontdekking van de fraude bij Hogeschool Windesheim
ben ik op de hoogte gesteld. Over de duur van de fraude en het daarmee
gemoeide bedrag was op dat moment nog niets bekend. Inmiddels richt het
onderzoek naar de fraude zich op de periode januari 2002 tot en met september
2009. Niettemin acht ik fraude van welke omvang dan ook onacceptabel.
2
Deelt u de mening dat de fraude bij Winsdesheim onaanvaardbaar is, zeker
vanwege het feit dat het om belastinggeld gaat, bestemd voor onderwijs?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
3
Hoe verklaart u de fraude bij Windesheim? Heeft dit te maken met de wijze van
financiering van hogescholen (de lumpsum)? Heeft het te maken met de
schaalvergroting en het feit dat managers relatief eenvoudig grote bedragen
kunnen uitgeven zonder deugdelijke verantwoording? Zo ja, welke maatregelen
gaat u daartegen nemen?
Hoe de fraude bij Hogeschool Windesheim heeft kunnen plaatsvinden is op dit
moment niet te verklaren. Het College van Bestuur van Hogeschool Windesheim
heeft direct na de melding van de FIOD aan een extern bureau de opdracht
verstrekt om een forensisch onderzoek naar de onderhavige fraude te laten
uitvoeren. Ik wacht de resultaten van dat onderzoek met belangstelling af.
Onderwijsinstellingen nemen de nodige maatregelen om fraude te voorkomen.
Het helemaal uitsluiten ervan acht ik niet haalbaar, maar ik ben wel van mening
dat instellingen alert(er) moeten zijn om fraude zoveel mogelijk tegen te gaan.
4
In hoeverre heeft de Raad van Toezicht adequaat toezicht gehouden op het
financiële beleid van Windesheim?
Of het toezicht door de Raad van Toezicht op het financiële beleid van Hogeschool
Windesheim adequaat is geweest zal moeten blijken uit het forensisch onderzoek
waarnaar ik in mijn antwoord op vraag 3 heb verwezen.
5
Hoe gaat u voorkomen dat directeuren en managers van onderwijsinstellingen
grote uitgaven kunnen doen zonder deugdelijke verantwoording? Bent u het eens
dat het toezicht op dit soort uitgaven moet worden verbeterd? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen?
Onderwijsinstellingen worden jaarlijks gecontroleerd door een accountant, die al
dan niet een goedkeurende verklaring bij de jaarrekening afgeeft. Een van de
toetspunten bij die controle betreft de inrichting en de werking van de
administratieve organisatie. Hiermee moet worden geborgd dat uitgaven
rechtmatig tot stand zijn gekomen.
Na een signaal over (vermoedens van) fraude voert de Inspectie van het
Onderwijs een onderzoek uit. Bij een werknemersfraude, zoals in het
onderhavige geval, dan volgt de inspectie de handelingen van het bestuur dat in
een dergelijke zaak meestal zelf een onderzoek ter hand neemt. Ingeval het een
fraude op bestuurdersniveau betreft, voert de inspectie het onderzoek zelf uit.
6
Zijn u meer gevallen van fraude bekend zoals bij Hogeschool Windesheim? Zo ja,
welke?
Ja, de Inspectie van het Onderwijs heeft in het Onderwijsverslag 2008/2009
(Tweede Kamer 2009-2010, 32123 VIII, nr. 122) melding gemaakt van 9 signalen
in 2009: 4 gevallen van werknemersfraude, waaronder die van Hogeschool
Windesheim en 5 gevallen van bestuurdersfraude.
1) RTV Oost, 21 juni 2010
http://www.rtvoost.nl/nieuws/default.aspx?nid=112430