Radboud Universiteit Nijmegen
* Compact regeerakkoord: 'van ...
Compact regeerakkoord: 'van goede voornemens komt vaak weinig terecht `
Datum bericht: 7 juli 2010
De vier onderhandelaars van Paars-plus kiezen voor een kort
regeerakkoord op hoofdlijnen. Dan kunnen de andere, zogenaamde `vrije
kwesties', op ad hoc-basis en met wisselende meerderheden geregeld
worden op het moment dat ze in de Kamer aan de orde komen.
`Goede voornemens, maar de uitvoering is vaak weerbarstig', voorspelt
parlementair historicus Alexander van Kessel. `Vrije kwesties zorgen
ervoor dat het kabinet van start kan, omdat moeilijke dossiers in de
koelkast gezet kunnen worden. Maar ze komen onvermijdelijk terug op het
bordje van het kabinet. Het doet het onderlinge vertrouwen in de
coalitie namelijk geen goed als één van de regeringspartijen steeds met
fracties uit de oppositie zaken gaat regelen die ze in het kabinet niet
voor elkaar krijgt.'
Bami-akkoord
Van Kessel wijst op het laatste kabinet-Lubbers (1989-1994), waarin CDA
en PvdA er maar niet in slaagden om tot een akkoord te komen over een
hervorming van de WAO. CDA-fractievoorzitter Elco Brinkman, beoogd
opvolger van Lubbers, had een voorkeur voor samenwerking met liberalen.
Daar stak Lubbers, bevreesd voor het voortbestaan van het kabinet, een
stokje voor. Later kwam bij CDA-minister van Sociale Zaken Bert de
Vries thuis het zogenoemde Bami-akkoord tot stand met de PvdA. Zo is er
uiteindelijk toch overeenstemming bereikt in de coaltie.
Gestold wantrouwen
Sinds de formatie van het kabinet-Marijnen in 1963 kennen we in
Nederland `parlementaire kabinetten' met een uitgebreid regeerakkoord,
het resultaat van gedetailleerd overleg tussen de coalitiefracties. In
de jaren tachtig en negentig zijn de regeerakkoorden (Lubbers noemde ze
`gestold wantrouwen') ook steeds dikker geworden.
Politieke wil
Voor 1963 was doorgaans sprake van een veel minder omvangrijk
`regeerprogram,' waaraan vooral de ministers waren gebonden. Dat liet
de Kamerfracties ogenschijnlijk veel vrijer. Het kabinet kon daardoor
gaandeweg de rit wel voor onverwachte discussies komen te staan. Van
Kessel: `Van doorslaggevend belang voor het overleven van een kabinet
is overigens, met of zonder regeerakkoord, de politieke wil om er met
elkaar uit te komen. Als die wil ontbreekt, houdt geen kabinet het
vol.'
Alexander van Kessel is onderzoeker bij het Nijmeegse Centrum voor
parlementaire geschiedenis (CPG). Hij houdt samen met twee collega's
een dagboek over de kabinetsformatie bij. Volgend jaar publiceert het
CPG een boek over de Nederlandse kabinetsformaties 1977 -2010.