Hoe krijgen we zin - of juist niet?
Stephanie Both
In juni honoreerde NWO het onderzoeksvoorstel Memory for sexual reward waarvan Stephanie Both, werkzaam in het LUMC hoofdaanvrager is. Zij wil meer duidelijkheid verschaffen over de triggers van ons seksuele verlangen.
Prikkels
Het is een gegeven dat mensen verschillen in behoefte aan seks, waarbij, gemiddeld genomen, mannen vaker zin lijken te hebben dan vrouwen. Dat hoeft op zich geen probleem te zijn. Het kan echter wel tot vervelende situaties leiden wanneer het te ver een bepaalde richting op gaat. Bij zeer weinig seksueel verlangen wordt dat hyposeksualiteit genoemd, bij overmatig verlangen hyperseksualiteit. Stephanie Both: 'Er moet bij iemand een bepaalde gevoeligheid voor seksuele prikkels aanwezig zijn om seksueel gemotiveerd te raken. Hormonen spelen daarin een rol, maar het is ook duidelijk dat stimuli in de omgeving die motivatie in gang kunnen zetten. Hoewel er stimuli zijn die van nature seksuele reacties en plezierige gevoelens oproepen - zoals aanraking van de geslachtsdelen - krijgen waarschijnlijk de meeste seksuele stimuli hun betekenis door leerprocessen, waaronder klassieke conditionering. In het project wordt onderzocht hoe stimuli signalen voor seksuele beloning worden, waardoor z
e motivationele waarde krijgen.'
Kunststof tampon
Of klassieke conditionering werkelijk zo'n grote rol speelt bij seksuele motivatie, is echter nog nauwelijks bij mensen onderzocht. Both is de eerste die dat nu systematisch bij vrouwen en mannen wil gaan doen. Both: 'Er wordt zowel bij mannen als bij vrouwen in het laboratorium onderzoek gedaan naar seksuele responsen. Die responsen kunnen we meten aan de veranderingen in de genitale doorbloeding. Hoe sterker die doorbloeding is, hoe opgewonder de mensen zijn.' Dat meten gebeurt met behulp van eenvoudige maar doeltreffende instrumenten die tot de verbeelding spreken. Mannen krijgen een metalen bandje om hun penis dat de omvang van hun erectie meet. Bij vrouwen gebeurt dat door middel van een soort kunststof tampon, waarin de nodige meetapparatuur zit verborgen.
Pavlov
Die seksuele conditionering, waarvan wordt aangenomen dat die bij seksuele motivatie een belangrijke rol speelt, werkt net zoals het klassieke conditioneren van Pavlov. De Russische fysioloog Ivan Pavlov liet een paar seconden voordat hij zijn hond voerde een belletje rinkelen. Nadat Pavlov dit een aantal keer herhaald had, begon het dier al te kwijlen bij alleen het horen van het belletje. 'Zo ongeveer zal het ook in ons onderzoek gaan', vertelt Both. 'We gaan kijken in hoeverre neutrale stimuli een seksuele lading kunnen krijgen. Dat doen we door een neutrale stimulus aan te bieden in combinatie met een seksueel prikkelende stimulus. Die seksueel prikkelende stimulus kan lichamelijk zijn (zoals vibratie) of visueel (afbeeldingen en films). Net als bij Pavlov, kan een neutrale stimulus dan ook ineens een seksuele lading krijgen.'
Uitdoven
Wat ook nieuw is in het onderzoek van Both, is dat wordt gekeken naar de wijze waarop die seksuele motivatie weer kan worden uitgedoofd. Both: 'Uit onderzoek naar angstconditionering weten we dat wanneer een geconditioneerde neutrale stimulus vervolgens wordt aangeboden zonder de angstprikkel erbij, de angstreactie al snel uitdooft. Misschien werkt dat net zo bij seksueel verlangen.'
Als wetenschappers beter begrijpen onder welke omstandigheden seksueel verlangen sterker of zwakker kan worden, kan dat misschien helpen bij het behandelen van storingen in dat verlangen. Both: 'Bij mensen die klagen over weinig zin in seks, is er wellicht een gebrek aan associatie tussen seksueel belonende ervaringen en stimuli, met als gevolg dat maar een beperkt aantal stimuli seksueel verlangen kan oproepen. Andersom zijn er voor mensen met veel behoefte aan seks waarschijnlijk sterke en veelvuldige associaties geweest, met als gevolg dat een groot aantal prikkels verlangen oproepen. Met behulp van conditionering zou je dat wellicht meer in evenwicht kunnen brengen en zo die mensen kunnen helpen.'
Dopamine
De stof dopamine, die het mensenlijk lichaam aanmaakt wanneer het bijvoorbeeld genot of blijdschap ervaart, kan ook een belangrijke rol spelen. 'De hoeveelheid dopamine in het brein,' legt Both uit, 'zou weleens de sterkte van de seksuele conditionering kunnen beïnvloeden.' Meer kennis daarover kan helpen bij de behandeling van mannen en vrouwen met te veel of te weinig seksueel verlangen. Both: 'Daarnaast kunnen we in het onderzoek kijken of mannen makkelijker seksueel te conditioneren zijn dan vrouwen. Dat wordt aangenomen aangezien bij mannen parafiliën, afwijkende seksuele voorkeuren, vaker voorkomen dan bij vrouwen.'
Toepassing
Die klinische toepassing, ofwel het behandelen volgens principes van conditionering, al dan niet in combinatie met het toedienen van dopamineverhogers of -verlagers, is echter nog toekomstmuziek, benadrukt Both. 'We willen nu vooral meer kennis krijgen over de onderliggende mechanismen van seksuele motivatie. Als we dat onder de knie hebben kunnen we nadenken over de interventies.'
Is Both niet bang dat mensen anders reageren dan honden? 'Ja, dat zou heel goed kunnen. Mensen worden in hun gedrag niet alleen gestuurd door automatische geconditioneerde reacties maar ook door hoe ze de situatie bewust beoordelen. Bij sommige onderzoeken naar angst zie je dat subjectieve responsen minder goed uitdoven dan lichamelijke responsen. Die twee lopen niet parallel. Onderzoek om antwoord te krijgen op de vraag in hoeverre dit soort processen al op onbewust niveau optreedt, zou een mogelijk vervolg kunnen zijn. Maar zover zijn we nu nog niet.'
(6 juli 2010 / Coen van Beelen)
Hoofdaanvrager van subsidie voor het onderzoek is Stephanie Both, PhD Universiteit Leiden, werkzaam op de afdeling Psychosomatische Gynaecologie en Seksuologie in het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC).
Haar medeaanvragers zijn:
* Dr. Ellen Laan, UVA, Afdeling (polikliniek) Seksuologie en Psychosomatische Gynaecologie in het Academisch Medisch Centrum (AMC).
* Prof. dr. Walter Everaerd, UVA, Afdeling psychologie. Inmiddels met pensioen, maar nog wel actief.
* Prof.dr. Philip Spinhoven, Universiteit Leiden, hoogleraar Klinische Psychologie, en Afdeling Psychiatrie (LUMC).
Universiteit Leiden